Multatuli.online

Juli 1877

Herinnering van Vitus Bruinsma aan het verblijf met zijn vrouw Hilda bij Multatuli en Mimi te Wiesbaden. Ter gedachtenis aan Multatuli 1887 - 19 Februari - 1892. Amsterdam, 1892, blz. 7-31. Fragment.

(....)

- toen ik in '77 in Wiesbaden eenige dagen bij hem verbleef; in Wiesbaden, waarvan hij in '73 in zijn ‘Millioenen-studien’ geschreven had, dat de lucht er zacht genoeg is, om te vreezen, ‘dat doodgravers en bidders hun patienten van elders moeten ontbieden, om niet genoodzaakt te zijn, zichzelf te begraven uit armoede.’ Daar bezocht ik met hem de in de nabijheid gelegen ruïne Sonnenberg, en zag het valluik, aan de lezers van die studiën zoo goed bekend, dat de donkere diepte bedekt, waarin Fancy hem, Multatuli, eens had neergesmeten [1.] Zie V.W. V, blz. 35 e.v. en waaraan wij de heerlijke fantasie, die ik zooeven noemde, te danken hebben. Daar zaten wij ook in der Laube [2.] Laube: prieel, of buitenterras (du.), bij een der groene tafeltjes, waaraan Multa-tuli in de inleiding van zijn ‘Millioenen-studiën’ zijn taaien Holländer at en het standje van de twee studenten met Staccata bijwoonde.

Op die en dergelijke tochtjes, zoowel als elders, trof het me, dat Multatuli aan vormen gehecht was. Fooien geven; handschoenen dragen, zonder dat de koude het noodzakelijk maakt; zelfs in een hoogst interessant gesprek - en de gesprekken met Dek waren altijd belangwekkend - toch zorgvuldig van plaats verwisselen, als zijn dame niet aan de rechterzijde loopt; pakje of parapluie voor zijn dame te willen dragen, ook als het hem, bij zijn beweeglijkheid, meer moest hinderen dan haar, enz., dat was voor mij niet in overeenstemming met zijn waren aard, om door allerlei kleinigheden heen slechts naar het groote te zien. (....)

(blz. 16-17)