Lijst van brieven op datum
16 december 1876
van
Multatuli
aan
H. de Raaf (bio)
Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)
16 december 1876
Brief van Multatuli aan H. de Raaf. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Wiesb. 16 Decr 1876
Waarde De Raaff! Ik zou wel willen telegrafeeren dat ik 't nagenoeg zoo begrepen heb. Neen: (byzaakjes daargelaten) precies zoo! Juist op dit oogenblik (3 uur, saterdag) ben ik bezig met 'n langen brief aan Versluys, en daarin komt tot vervelens toe voor: ‘'t moet 'n misverstand zyn!’ Jammer dat ik er niet in zette wat ik aan m'n vrouw zei: je zult zien dat er (by dat misverstand dan) iets van ‘uitgevers’ inkomt. Ik ben groots op m'n goed raden. Nu, na uw brief, den langen, meen ik, was 't niet moeielyk.
Toen ik 't Schoolblad las zond ik terstond 'n postkaart aan Versluys. Ook dáárin moet ik geschreven hebben van misverstand! Ik ken zulke flaters by ondervinding! Maar de zaak zat 'm niet in 't opnemen van dat stuk van V. Vloten [1.] Zie bij 12 december 1876. tegen Schippers (d.i. tegen my) Want toen m'n vrouw dat voorlas en er verwonderd over was, zei ik: ‘gut neen, dat kan de bedoeling hebben het den angel aftebreken door 't juist onder Roorda's stuk te plaatsen. Ook misschien om te voorkomen dat het elders geplaatst wordt.’ Maar toen ik V. Vloten's naam onder de medewerkers zag, riep ik: ‘daar steekt 'n misverstand achter.’ Of iets als 'n onwillekeurig... omzwikken. Ik ken dat heel goed by ervaring.
In den brief aan Versluys waarmee ik juist bezig ben staat: ik kyk gedurig uit naar 'n briefkaart: ‘misverstand!’ En zie, daar komt uw lief schryven. Hartelyk dank! Och, ik ken, zulke oogenblikken van défaillance [2.] défaillance: zwakheid (fr.) zoo goed!
Ge noemt Petrus! Ik zei ergens dat juist hy de eenige was van wiens karakter iets blykt, juist hy!-
Alles is in alles. Zie hier 'n gek voorbeeld, hetzelfde dat my zooeven 't woord omzwikken in de pen gaf. Over 't geheel ben ik zwakjes (vooral nu) maar m'n knien en enkels zyn (in verhouding) sterk. Ik kan loopen en bergen klimmen, o onvermoeid! En vroeger reed ik goed te paard, en kon 'n paard ('n klein-indisch) z'n kop doen oprichten door hem met de knieen te knypen. En... als ik op gelyken weg loop, zonder vermoeienis en in gedachten, slaat telkens m'n voet om. Wie dan by me is, en dat opmerkt denkt dat ik zwak in de enkels ben. Juist niet!
Wat 'n gek voorbeeld! Nu, als ge maar ziet dat ik U begryp.-
Ik hoop, hoop hoop eens eenigen tyd by den heer Mansholt te zyn. Dat staat, meen ik, ook in 't begin van antwd op uw langen brief. Hé, ik zend u 't toen geschrevene, niet om den inhoud (ik weet niet meer wat ik schreef) maar om U te doen zien dat ik schryven... wou. Zoo'n wouwery beteekent niet veel. In godsnaam. - Ik ben niet wel. 't Is geen ziekte, maar ik voel me zwak en lusteloos, afgemat. Maar uw beider brieven monteren my wat op.
In groote haast hartelyk gegroet, vooral ook die beste Mansholt. Wat 'n hart lees ik daarin!
tt
DouwesDekker