Lijst van brieven op datum
30 april 1876
van
Multatuli
aan
Frans Christiaan Günst (bio)
Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)
30 april 1876
Brief van Multatuli aan F.C. Günst. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 beschreven. (M.M.)
Wiesbaden, 30 April 1876
Waarde Gunst! [1.] Gedeelten van deze brief hebben als kopij gediend voor de door Günst geredigeerde Amstelbode, getuige aanwijzingen in de linkermarge omtrent op te nemen fragmenten (1-4 en ‘einde’). Exemplaren van deze jaargang van de Amstelbode zijn niet teruggevonden. Wel, dat was 'n ware verrassing! Hoe had ik kunnen voorzien dat ik op m'n briefjen aan den ‘Amstelbode’ den groet zou terug ontvangen van uw lieve beste vrouw! Ik heb altyd zulke aangename herinneringen aan haar bewaard. Doe, asjeblieft myn zeer vriendelyke groete aan HED terug. En... al vyf günstige spruiten! 't Zou onbeleefd zyn, te zeggen dat wy oud worden. Nu dan: ik word oud. Dat merk ik aan die spruiten en aan alles. Ja, vooral aan mezelf. Wat maar niet met me lukken wil, is 't eerwaardig grys worden. Van niet te naby gezien, zyn m'n haren (op den knevel na, die toch 20 jaar jonger is) nog altyd blond.-
Omnia fausta [2.] omnia fausta: alle voorspoed (lat.) met Uw blad, dat m.i. besten aanleg heeft. Ik hoop van harte dat ge 't weldra zult kunnen uitbreiden, en dat het, ook financieel, vruchten afwerpt. Ik raad u aan, 'n rubriek ‘korrespondentie’ te openen, iets vraagbaakachtigs, iets als de Briefkasten [3.] In duitse schrijfletters. die ik in 't bygaand blaadje rood aanstreep. Maak die rubriek pikant door zelf vragen te opperen.
En ('n 2e raad) wat dunkt U van 'n (maandelyksche?) Rundschau [3.] In duitse schrijfletters. in den geest van 't (ook hierbygaande) blauw aangehaalde? Zoo iets ontbreekt in Holland.
Ik wou zoo graag dat het goed ging met uw blad. Ge hebt toch al veel gewurmd, en veel tegenspoed gehad! Ik weet wat tobben is! - En nu Uw vraag. [4.] Kennelijk had Günst Multatuli verzocht het naschrift van diens brief van 24 april 1876 te mogen publiceren; vgl. brief aan Funke van 8 mei 1876. Ik vrees dat m'n beschouwinkje wat slordig gestyleerd is, en zeker is 't onvolledig. Goed, neem er uit over wat U ter-zake dienende voorkomt, maar maak den zinbouw in orde, als die misschien gebrekkig is, want in zulke briefjes vermei ik me wel eens in slordighedens. (Zoo'n s mag je laten staan, hoor!)
Wat de onvolledigheid aangaat, zonder te beweren dat ik nu de zaak à fond behandel, moogt ge, des verkiezende, de volgende opmerkingen nog tusschenvoegen, ofte wel geschiktelyk aanlappen (altyd: si tanti est [5.] si tanti est/sit: indien de moeite waard (lat.)... of sit. Dit weet ik niet meer.)
Het staat immers den Hollanders en alle andere Natien vry, hun fabrikaat zoo fraai, begeerlijk, bruikbaar, deugdzaam en... pryswaardig te maken, dat Paryzenaars & Irokezen zich genoopt voelen, zich in de Kalverstraat van 't noodige te komen voorzien, met verwaarlozing der belangen van alle fransche of roodhuidige tusschenpersonen’ (of zoo iets, naar uw goeddunken).
En:
Het is opmerkelyk hoe vaak 't zoogenaamd (d.i. kwasi-staatkundig) liberalismus, nogal heel ver staat van ware vryzinnigheid. Dit houd ik voor een der gevolgen van de grondwettiglyk opgedrongen hebbelykheid om 't wysgeerig-ware intekrimpen en te verkwanselen naar de eischjes van de [6.] van de: oorspr. stond er der. politiekery. Ik beweer hierom juist niet dat in dit geval de politisch-liberalen op de hand van uw medewerker Joh wezen zullen...
Wie weet? Zyn niet de meesten onzer volksvertegenwoordigers op 't kussen gebracht juist door de klasse van menschen wier belang het beschermen van den tweedehands-handel meebrengt?... nu dan, al bestaat de verwarring van denkbeelden, die ik bedoel, in deze byzondere kwestie niet, toch hebben we aan den invloed der staatkundery van den dag, het schromelyk verloren gaan van de beteekenis der woorden in 't algemeen te wyten. Men verbeeldt zich liberaal te zyn door 't loochenen der wonderkracht van 't Lourdesche water, door 't wyden van standbeelden aan iemand die voor zoo byzonder liberaal doorging, en toch rilt men van afschuw zoodra iemand de waarlyk vryzinnige meening verkondigt dat het ieder moet vrystaan, zich van 't benoodigde of gewenschte te voorzien op de markt waar hy 't best te-recht kan. ‘Maar, zegt men, die parysche huizen leveren slecht goedje!’
1. Wanneer dàt het middel is om koopers te lokken, staat het hun tweedehands-konkurrenten in de Kalverstraat volkomen vry denzelfden maatregel toetepassen. Sommigen beweren dat dit reeds nu en dan geschied is. Welnu, heeft het geen goede vrucht gedragen? Waarom dan gevreesd dat buitenlandsche leveranciers wèl zyde zullen spinnen by zoo'n manier van handelen?
Andere beroepen zich op de ‘lasten waaronder onze winkeliers gebukt gaan’. Eilieve, ook de koopers, de konsumenten, dragen zware lasten, en zyn juist daarom genoodzaakt en gerechtigd zich op de goedkoopste wys van 't noodige te voorzien.
2. De bewering voorts dat de konsument even goedkoop te recht kan by binnenlandsche winkeliers als by buitenlandsche fabrikanten (of hoogerhandshandelaars) komt me vreemd voor. Uit welke baten heeft dan tot-nog-toe zoo'n winkelier die ‘hooge lasten’ weten optebrengen? Ik meende dat hy die trok uit de winsten welke hy zich door de konsumenten betalen liet. Hoe anders?
En nog iets. Zal de nederlandsche detailhandelaar zyn eigen benoodigdheden by z'n buurman koopen, wanneer hy zich voordeeliger op vreemde markt kan voorzien? Zeker niet! Met welk recht neemt hy 't dan anderen kwalyk, dat ze liever weinig betalen dan veel?
Ten-slotte: dat de sedert eenigen tyd ingevoerde methode leiden zal tot onmiddelyk [7.] onmiddelyk: kennelijk verschrijving. verkeer tusschen voortbrengers en gebruikers houd ik voor gewis. Dat hieruit ten-laatste het geheel of gedeeltelyk verdwynen van den tweede- of derdehandshandel zal voortvloeien, is te veronderstellen. En dit vooruitzicht moet welkom zyn aan ieder die, geplaatst op eenigszins hooger standpunt dan 't al te gewone rechtstreeksch eigen belang aanwyst - 'n beetje verder ziet dan z'n toonbank breed is.
3. Wat my betreft, lang voor de industrieelen, en trafikanten te Parys die thans de europesche postery in beweging zetten met hun stalen, brieven, fotografien en reklaam-artikelen, had ik dezen ommekeer in den handel met genoegen voorzien. Droogstoppel vond in ‘Sjaalmans pak’ tot z'n groote ergernis 'n opstel ‘Over tusschenpersonen in den Handel.’ De lezer kan zich overtuigd houden dat de thans aangevangen beweging van zeer wyde strekking wezen zal. Ze brengt ons o.a. een stap nader aan de zoo gewenschte afschaffing der domme, onzedelyke, finantieel-schadelyke Inkomende Rechten!
Het historia docet [8.] historia docet: de geschiedenis leert; hier: moraal (lat.) van de zaak, is - ik herhaal dit - dat kramers en winkeliers zich zullen moeten verhoogen tot uitvinders, toepassers, voortbrengers, tot werklieden. De mensheid zal er mee gebaat zyn! Men ziet hier alweer hoe de lieve goeie natuur der dingen, hoe onbewust dan ook, heel aardig zorgt voor ontwikkeling.
4. Misschien brengt ze 't nog eenmaal zoo ver dat er eens 'n Hollander geboren wordt, die 'n pryswaardig horlogie kan vervaardigen [9.] kan vervaardigen: oorspr. stonden deze woorden op het eind van de zin., of 'n verkoopbaar lapje zyde. Misschien brengen wy 't tot 'n lucifertje dat z'n geld waard is! Zou dat niet 'n ongehoorde vooruitgang wezen? Nu voor alsdan voteer ik 'n standbeeld voor den eersten franschen industrieel, die door z'n handelswys ons tot dat ‘handen uit de mouw steken’ zal gedwongen hebben. - Ja, dat of zoo iets. Maar zet er svp. by, dat het uit brieven van Mult. geextraheerd is. Dan ben ik beter verantwoord over de inkleeding. Ik ben niet aufgelegt [10.] aufgelegt: in duitse schrijfletters, in de stemming (du.) om stipter te werken.
Wees met Uw lieve vrouw hartelyk gegroet van
tt
DD
Waarom zeg je
Waarde Heer? Dat 's gek. Hoe vaart de heer Schryver?