Multatuli.online

14 maart 1876

Brief van Multatuli aan D.J.A. Haspels. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3(⅔) beschreven. (M.M.)

Wiesbaden 14 Maart 1876

beste Haspels, reeds twaalf dagen ligt Uw brief [1.] Ongetwijfeld eveneens een verjaardagsbrief. op m'n tafel, met vele anderen die op antwoord wachten. Ik heb verdriet. Dit is de oorzaak van m'n schynbare lompheid. Ik ben aan alle kanten achterstallig, en moet telkens de welwillendheid van m'n vrinden inroepen. Daarover seurde ik dan ook zoo-even in 'n brief aan Le Gras, die natuurlyk ook Jakob [2.] J.M. Haspels, broer van de geadresseerde. in handen krygt. Vraag hem van uw broer te lezen. Dan zult ge zien hoe m'n stemming is. Vergeef me m'n lang wachten. De weken voor en na m'n verjaardag, zat ik in allerlei beslommering. M'n leven is vervloekt onkalm!

Hartelyk dank voor Uwen lieven, schoonen brief. Ja, ook ik verlang terug naar 't zamenzyn zooals dat was in 't begin van dit jaar [3.] Bedoeld wordt: vorig jaar.. Het is een van de liefelykste herinneringen uit m'n leven, en telkens betreurde ik 't dat ik niet 'n... 30 jaar jonger was om me voor goed by U aantesluiten. Er is in zoo'n kring veel goeds te genieten en te geven. Zeker hebt ge geen tyd gehad het boek van Cremer ‘Tooneelspelers’ te lezen. 't Geheel is, wat de zoogenaamde strekking aangaat, beneden kritiek, 'n waar vod. Maar er zyn brokken in die heel verdienstelyk zyn op zichzelf, byv. 'n paar straattooneeltjes. Het zonderling begrip dat die man zich maakt van 't artisteschap is ergerlyk. Het loon der Kunst (in zyn boek, namelyk!) is: dat 'n Kommissaris des Konings je 'n handje geeft! Van zielkundige ontwikkeling der oorzaken die 'n kunstenaar onderscheidt van de nering- en winkelwereld, is by Cremer geen spoor te vinden. Hy heeft geen oog voor 't wegwerpen van zekere kinderachtige vormen die in de groote Maatschappy vóór wezen gaan, en waarover de artist makkelyker heenstapt, niet omdat hy ‘minder fatsoenlyk’ is - dat zouden ze wel willen, de kruieniers die met hun styfseldeftigheid de kat in 't donker knypen! - maar omdat hy 't goede en schoone breeder opvattende, met heel andere maat meet. Van hier dan ook dat fideele, gezellige. Ge weet hoe dikwyls ik in Holland soupers bywoonde. Ik moet erkennen dat daaronder waren, waar de toon allerprettigst was, o ja, maar... nergens voelde ik me zoo aangenaam gestemd als in 't ‘vergulde poortje.’ Ja, ik was graag by jelui gebleven, voor goed! Maar ik ben 'n perceel waarop zware servituten rusten, o.a. 56 jaar levens! En dat leven was zeer gevuld. 't Zit 'm juist niet in de lengte! Voor 20 jaar al, zei m'n vrouw: gut, dek, als jy eens memoires schryft, dat zal wat geven! Ja. Maar ik kan 't niet doen, omdat ik te veel menschen moet aantasten. Ook daarom niet, wijl veel zaken die inderdaad geschied zyn, zullen voorkomen als opgesmukt, of wel geheel verzonnen. Om dit tegentegaan zou ik moeten bewyzen, stukken overleggen, en dit wordt vervelend.

De maat van ondervinding wordt meer bepaald door de wyze waarop men de zaken opneemt, dan door die zaken zelf. Een steen ondergaat minder indrukken dan 'n plant, 'n plant minder dan 'n dier, &c. Ik ben altyd zeer impressionabel geweest, en 't gevolg is nu: vermoeienis! 't Komt me slecht te-pas, want ik ben wel verplicht me evenzeer of meer intespannen dan vele anderen die nog niet vermoeid zyn. Maar juist dáárom waardeer ik de aangename indrukken zoo, gelyk ik die van U (nu weer in Uw brief van 1 Maart) ontvang. Ik ben U daar innig dankbaar voor.-

De beeldjes? Ja, wat de hoofdzaak aangaat, heel graag! Maar... de wyze van uitvoering? Hoor eens, mag ik 't niet laten doen? Ik moet toch in Holland komen! Och, laat my 't dan beredderen. De opschriften moeten niet gelyk wezen, ja, ik weet wel, hoe. Och, laat my 't zelf bezorgen! Ik heb er pleizier in. En 'n reden te meer om m'n werk aftemaken, dat ik spoedig komen kan. Toe, wacht daarop!

Groet uw lief vrouwtje, ook van de myne en geloof me met de grootste hartelykheid en achting

Uw vriend

DouwesDekker.