Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

13 maart 1876

van

Multatuli

aan

A.C. Loffelt (bio)

 

Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)

terug naar lijst

13 maart 1876

Brief van Multatuli aan A.C. Loffelt. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (L.M. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)

Wiesbaden 13 Maart 1876

Waarde Loffelt! Uw brief is van den 5n en gelyk daarmee ontving ik Uw ‘Jupiter V Vloten.’ En nu eerst antwoord! Wat moet ge wel denken?

Ik ben niet wèl, kerel! Volstrekt niet ziek, niet lichamelyk ziek, maar m'n gemoed is in de war. Ik ontving Uw stuk 's namiddags, en begon natuurlyk terstond te lezen. Uit zekere uitdrukking (ik weet nu niet waar, maar voor de 20e blz. Ik wil er nu niet naar zoeken.) bleek me dat V. Vl. ook m'n overleden vrouw had aangetast. Dit wist ik nièt! Toen legde ik uw stuk neer, en ook den brief! Dagen lang kon ik er niet toe komen e.e.a. weer intezien. Die, voor anderen misschien onverklaarbare, schroom is m'n ziekte, of een der kenmerken er van!

M'n zwygen moet u nu wel doen denken dat ik ondankbaar ben voor Uw ridderlyke hulp! Geloof dat niet, beste kerel! Maar ik ben zwaar gewond, dieper dan gy zelf weten kunt. Ook V. Vl. c.s. (want hy is maar de mond van de trompet waarin zoo velen blazen) weten niet wat ze doen. Neem dit laatste woord heel letterlyk op, niets dan letterlyk, en dus zonder de minste zoetsappige allusie op vergevingsgezindheid. En dit beteekent ook weer niet: het tegendeel van vergeven, zegge: wraakzucht. Neen, eenvoudig letterlyk gesproken: wat men my aanwryft als fout, is 'n door my geleden bittere tragedie, en dit weten ze niet! Dit weet ook gy niet, en by 't lezen uwer uitstekende brochure, dacht ik gedurig: L. kòn niet beter schryven! De gegevens die er noodig zyn om de zaak ànders te behandelen, kunnen alleen van my komen. Ik ben 'n goed mensch, en heb niet de minste welwillendheid in de beoordeeling van m'n doen & laten noodig. Gy tast V. Vl. voornamelyk aan over z'n onwaardige toon, maar ik weet dat-i me lastert. Dit zou zoo blyven al had-i me heel fatsoenlyk z'n meening gezegd. Laster? 't Is de vraag. Want daartoe behoort bewustzyn van de onwaarheid zyner betichtingen, en ik ben niet geheel zeker dat-i liegt tegen beter weten aan. Ja toch! Want hy heeft m'n vrouw gesproken, en zy noemde myn naam nooit dan met liefde en eerbied. Dit kan niet anders geweest zyn!

Vergeve me een kleine uitwyding. Heel in 't begin van febr. ontving ik 'n brief van den Viceconsul van Belgie te Frankfort. Gedurende myn zwerftyd had ik m'n vrouw en kinderen tant bien que mal [1.] tant enz.: zo goed en zo kwaad als het ging (fr.) te Brussel gecaseerd. [2.] caseren: huisvesten (naar het fr.) Daar was geen plaats voor my, en ik zwierf. 't Was juist m'n vrouw die me altyd verdreef, omdat ik alleen zynde, meer kans had ergens een hoekje te vinden waar ik werken kon, dan by haar en de kinderen...

(Als ik dàt alles nu beschryven ga, kom ik niet klaar.

Een Odyssee! Ja, ik zal u pakketten brieven zenden.

Daarin zult ge ruimschoots sporen vinden van dien tyd!)

Nu dan, voor vier weken werd me door bemiddeling van den belg. consul 'n pretentie [3.] pretentie: vordering (naar het fr.) voorgelegd van de erven der menschen waarby toen m'n vrouw en kinderen gehuisvest geweest zyn.

(NB Zulke zaken moet ik nog altyd elk oogenblik afdoen, en altyd met rente. Maar dit is nu de zaak niet. Ik ben bezig met de indrukken die V.Vl. over my van m'n vrouw moet hebben opgevangen.)

Ik leg den brief van den Consul hier by, om de rest begrypelyk te maken. Bovendien, (ziehier de gevolgen van 't V. Vlotensche systeem!) by elk woord dat ik schryf moet ik nu wel denken: ze zullen zeggen dat ik, als mooischryver, 't uit m'n duim zuig. M'n publiek heeft 'n soort van commis-voyageurs [4.] commis-voyageur: handelsreiziger (fr.)-slimheid, die altyd grinnikt: ‘hi, hi, dat zal wel gelogen zyn.’ Ik neem 't V. Vl. zeer kwalyk dat-i me telkens doet denken aan justificatie. Daaraan dacht ik vroeger nooit. En nòg beweer ik dat ze nooit noodig wezen zou als men lezen kon. Tot uit de fouten in m'n werken toe, is oprechtheid te bespeuren of althans uit àl m'n geschryf [5.] uit àl m'n geschryf: later ingevoegd. de intelligentie die 't liegen dom vindt. Hoe dit zy, ik voel gedurig de walgelyke stemming, van iemand die zich verantwoorden moet. In dit byzonder geval nu, acht ik me verplicht dien brief van een consul hierby te zenden, omdat hier 'n toeval in 't spel is dat zoo boekerig-uitgedacht klinkt. Ik zei dat m'n vrouw nooit over my sprak dan met liefde en eerbied. Den dag na dat ik Uw brochure uit de hand legde, kreeg ik hiervan nog 'n roerend blyk dat me kapot maakte. O god, zoo bitter!

Ik antwoordde (begin febr.) aan dien consul dat ik betalen zou, maar wat uitstel vroeg. Ik moest 'n acce [6.] acce: acceptatie, verklaring dat men op de vervaldag zal betalen. afgeven op 5 Maart. Met moeite kreeg ik 't geld by mekaar en betaalde. Daarop vroeg ik de ‘documents’ terug. Ik kreeg ze, en daaronder 't briefje van (1865? 66?) van m'n lieve goede beste vrouw aan den schuldeischer, waarin ze hoe kort ook, nog gelegenheid vond om iets goeds van my te zeggen.

Begryp je nu waarom ik die dagen Uw brochure niet lezen kon? In plaats van den eersten brief van den Consul zend ik je maar den laatsten. Ik kan nu den eersten niet opzoeken.

Adieu beste kerel. Later meer. Men weet niet wat men doet.

Hart. gegroet Dek

Toen m'n vrouw dat briefje schreef waren wy 20 jaar gehuwd! Ik zal je meer schryven, maar moet uitstellen.-

Dank voor uw daad! Een edele daad is het!-

Meen [7.] Van hier in potlood bijgeschreven. niet dat ik dat briefje zoo belangryk vind! Het was maar zoo treffend voor my, omdat ik 't ontving in de stemming die me 't begin der lezing uwer brochure, en 't nadenken over de V.V.sche aanvallen my veroorzaakte. Net of zy me langs zoo'n vreemden weg, me wou tehulp komen met haar getuigenis!