Lijst van brieven op datum
25 december 1875
van
Multatuli
aan
Jan Waltman jr. (bio)
Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)
25 december 1875
Brief van Multatuli aan J. Waltman Jr. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 beschreven. (M.M.)
Wiesbaden 25 December 1875
Waarde heer Waltman! Reeds sedert 'n week ligt Uw brief van den 17n op m'n tafel, en ik stelde gedurig de beantwoording uit, omdat Uw lief hartelyk schryven meer verdiende dan 'n haastig woordje. En telkens kwam er wat in den weg, dat me myn stemming roofde. Stemming en tyd, allebei. Wat stemming aangaat, behoef ik slechts te wyzen op de allengs groeiende taktiek om me te doen doorgaan voor 'n slecht mensch. Zekere Cohen Stuart ('n zeer jong mensch, en zoon van den man dien men zoo onverwachts tot letterdokter verhief) vertelt in 'n nieuw te Rotterdam verschenen tydschriftje [1.] tijdschriftje: nl. De Tolk van den Vooruitgang; zie Begin november 1875. dat ik m'n overleden vrouw 't ‘leven tot 'n hel maakte.’ Zy is niet meer daar, om dit tegen te spreken! Ook ben ik 'n ‘huichelaar’ zegt-i. En zulke liefelykheden. Hy beroept zich op de stukken van V. Vloten, die ik nog altyd slechts zeer gedeeltelyk gelezen heb. Circa 2½ nummer van de twaalf waarmee hy ‘Onze Tolk’ in 't graf schynt geholpen te hebben. Ik erken dat zulke aanvallen my grieven, daar ik weet dat ik me altyd tot vermoeienis inspan om de waarheid te zeggen. Wat die belastering aangaat van m'n huwelyksleven, ik kan honderd brieven toonen waaruit dunkt me blykt, dat de verhouding tusschen m'n vrouw en my wel werkelyk was zooals ik die in den Havelaar & Minnebrieven schilder. Maar, eilieve, kàn ik zulke intieme stukken overgeven aan 'n grof publiek? Immers neen, en dáárop rekenen zulke schelmen. Ik geloof niet, me te sterk uittedrukken, als ik zóó'n wyze van handelen, schelmachtig noem. Zou ik 't ooit in m'n hoofd krygen, dien V. Vl. aantetasten in z'n huiselyk leven? Hy heeft zich, gedurende myn afwezen, by m'n vrouw ingedrongen in voorgewende hoedanigheid als vriend en geestverwant van my. Daar m'n vrouw (gelyk uit m'n Minnebrieven blykt) werkelyk dikwyls in nood zat, heeft ze gemeend de door hem aangeboden hulp (en men moet weten wèlke hulp, en hoe!) te mogen aannemen. Dáárop durft hy nu z'n aanvallen tegen my gronden. Ik weet zeker dat m'n vrouw hem over my nooit anders dan innig hartelyk kan gesproken hebben. Hy weet dus dat-i liegt. Is dit niet schelmachtig? En de grond is alleen afgunst, nyd. Niets zou me makkelyker vallen dan den man (vooral ook in 't litterarische!) uit het veld te slaan, maar - nog-eens - 't aanroeren van zulke intieme zaken is me zeer stuitend. Doch ook 't verkroppen werkt nadeelig. Nog altyd weet ik niet hoe ik die zaak behandelen zal.-
Dit wat ‘stemming’ aangaat. Wat m'n ‘geen tyd hebben’ betreft, ik sukkel nogal met de korrektie van bundel Ideen III & IV. Op 't afwerken daarvan en van de Specialiteiten wacht het ‘Blyspel’. En zie, daar kwam me dezer dagen iets voor de voeten dat me èn stemming èn tyd kost. Ook dàt zal ik U by gelegenheid eens vertellen, maar om 't goed te doen, en in al z'n kleuren, zou ik te lang moeten uitweiden. Herinner me maar eens, liefst mondeling aan ‘Maria Theresia en de vrymetselaars’. [2.] Maria Theresia enz.: Marie Anderson en Multatuli vertaalden ‘samen’ Sacher Masochs Maria Theresia en de vrijmetselaars. Het boek verschijnt in 1876 bij K.W. van Marle in Arnhem. Dat is 'n zaak die me 20 dagen lang m'n avend kost, en op veel ergernis te staan komt. Ik had iemand die doodarm is, of op 't punt staat het te worden, den raad gegeven aan 't vertalen te gaan, en toen die persoon - och, 'n vervelende historie. Daar ik hulp had toegezegd, meenende dat 't om 'n kleine korrektie zou te doen zyn, moet ik nu dóórbyten! Maar er blykt dat m'n beschermeling geen twee regels redelyk hollands schryven kan, en ook 't duitsch niet verstaat. Nog 'n avend of 4, 5, dan ben ik er door, en dan basta!-
Ziedaar nu, zonder de minste beantwoording nog van Uw brief, wat redenen van verschooning voor m'n laat antwoorden. Nu zal ik uw schryven volgen:
Letter van de Noten. Ik had wel lust u dat pakketje eens te zenden, maar 't kon zyn dat ik 't by 't sluiten (byvoegen van nootjes die nog by den tekst komen, nà vel 9) ze weer moest inzien, en dit zou heen en weer zenden voor niets wezen. Nog weet ik niet of ze met gewone of kleiner letter zouden moeten worden gedrukt. Bevalt U, wat dit betreft, de Havelaar? Ik meen, de wyze van drukken der Noten? Zoo ja, dan moesten we 't maar zóó doen, denk ik. - Hoever 't ‘zoodje’ uitloopt? Toen ik zei: 't is nogal 'n zoodje bedoelde ik: ‘nogal veel voor noten.’ En dat is waar. Herinnert ge U m'n smalle blaadjes kopie? Kyk, zóó breed:
[*] In het handschrift is de door Multatuli getrokken lijn 11,2 cm lang.
halve breedte propatria formaat. Nu, van zulke reepen is er ± 8 meter. (Komiek, kopie by de el!) Maar er komt nog by voor de nummertjes die ik zetten zal na vel negen. En dan nieuwe kopie in den tekst die ik telle quelle [3.] telle quelle: hier: hoe dan ook (fr.) aansluitend moet maken. Een paar hoofdstukken? Of een? Dit zal ik onder 't werken zien, en ik doe alles terstond af, als vel 9 komt. Ook hoop ik te zorgen dat er beantwoord wordt aan Uw annonce op den rug van de Aflevering. Na afwerking van den tekst zal er blyken of 't misschien noodig is, de noten te laten drukken met groote letter, om de door U aangekondigde volume te bereiken. Dit zal blyken als de tekst afgeloopen is. Voor de intevullen hoofdstukken heb ik nog 'n lange lyst van onderwerpen, dat is waar. Maar soms moet ik onder 't werken, wat weggooien of voorbygaan om niet zwaar op de hand te worden. (Dus beslissing letter noten later!)
Hoe dit alles zy, ik kan niet berekenen dat ik, alles behoorlyk hebbende afgewerkt, iets of iets noemenswaardigs zou te goed hebben. Stel dat ik 't breng op 16 vellen. Daar by zouden dan 8 nieuwe zyn, en myn credit ware dan:
Voor korrektie van 't oude | f100.- |
8 vel a f40 | 320.- |
_____ | |
420.- |
Daar ik nu reeds f380. - ontvangen heb, zou ik - en slechts na afwerking - maar f40 tegoed hebben. Maar ik weet niet of we 16 vel zullen bereiken. Mocht de bundel slechts 15 vel uitloopen, dan is reeds nu [4.] is reeds nu: oorspr. stond er zyn me nu reeds. alles afbetaald. Hiertegen is niets intebrengen.
Maar wel heb ik geld noodig, en juist het gewurm hierover, en omdat ik heel goed wist niets van U te vorderen te hebben, belette my Uwen brief te beantwoorden met 'n kort woordje. Uw zeer vriendelyk aanbod aannemende, verzoek ik U inderdaad my geld te zenden, ja, als 't kan, zelfs f200. - Maar nu moet ik U uitleggen hoe 't komt èn dat ik dit noodig heb, èn waarom ik 't niet vraag aan Funke die zeer goed voor my is.
Ge denkt nu misschien dat ik by Funke ten-achteren ben? Ook niet. Na afloop van de korrektie van bundel IV zal ik zelfs weer wat te goed hebben. Maar ik heb met de korrektie van bundel III erg gesukkeld, en vóór dien tyd nog erger met die van den Havelaar. (Daarvan moet ik U zeker wel eens geschreven hebben, want 't was me een ware nachtmerrie!) Weken, ja maanden (gedurende m'n hollandsche reis, heeft de drukkery door myn schuld met volle letterbakken gestaan. Funke was dan ook soms verdrietig, en ik kan niet genoeg zeggen hoe zacht en delikaat hy altyd jegens my was. Ook nu met m'n getob over bundel III (lang zoo erg niet als met Havelaar) was zyn handelwys weder zeer humaan. Ikzelf beoordeelde m'n seuren (drie, vier maal òver korigeeren!) strenger dan hy. Sedert eenige weken werkte ik goed, en nu wou ik zoo graag... me eens groot houden, en hem geen geld vragen voor ik kopie lever voor bundel VII. Die kopie wacht op 't afwerken van Ideën IV en Specialiteiten. (Dit is beide reê werk, en ik ben heel wel tegenwoordig, zegge: physiek).-
Mocht het U nu schikken me geld voorteschieten, dan zou 't in verrekening wezen met Millioenenstudien, denk ik, of anders zal ik 't U terug geven van... 't fameuze Blyspel. Verbeelje dàt wacht weer op bundel VII! Maar dit is niets, als ik wèl blyf en niet op reis ga, want verandering van lokaliteit, en zithoekje (ook 't veel zien van menschen) verwart m'n geest. Eerst dezer dagen begon ik te bekomen van m'n reisje in Holland. V. Vloten beweert, naar ik verneem, dat ik ‘lyd [5.] lyd: oorspr. stond er volslagen lyd. aan volslagen hoogheidswaanzin’ ('t moet in 't Leeskabinet staan) nu, ik kan zeggen dat ik moê en onwel word van toejuiching, succes en publiekery! 't Kost me wat, me te vertoonen!-
Enfin! Ziedaar nu, beste hartelyke kerel, de redenen die me noopten 't antwoord op Uwen brief uittestellen tot ik wat tyd had om U uitvoerig te schryven. Ge zoudt anders niet weten wat ge aan me hadt. Ik wou dat alles wat ik ooit deed of doe, door ieder gezien werd, maar goed, niet half, of verdraaid!-
Dank voor de mededeeling omtrent fragment Vorstenschool. [6.] fragment Vorstenschool: Waltman had aangekondigd dat er een deel van Vorstenschool in duitse vertaling in Die Gegenwart zou verschijnen. Op 20 jan. '76 komt M. er op terug. M'n vrouw bezoekt 't leeskabinet in de Kursaal om 't te lezen als 't verschynt.-
De duitsche vertaling van den Havelaar is zóó dat ik dien vertaler verzoek: ‘zelf te erkennen dat-i er 'n prul van maakte.’ Anders moet ik 't doen. Hy supprimeert 2/5, breekt het verband, en laat me de zotste dingen zeggen.-
In haast gesloten. 't Is later dan ik dacht. Wees zeer hartelyk van my gegroet
tt
DD
Wilt ge de terugbetaling van 't geld dat ge my nu op m'n verzoek wel zenden wilt, anders inrichten, byv. in kopie? Dan zal ik 't goedvinden, en Funke-
Ja, dàt is 'n malle zaak. Welnu, dan moogt ge hem dezen brief laten lezen, om te verklaren hoe ik U kopie schuldig werd. Dat ge voor my zeer goed zyt, weet hy.
Nu eerst vul ik de meters v.d. noten in. M'n vrouw heeft ze gemeten met 'n elletje. Gut, zoo gek.-
De novelle: ‘Gelyk hebben’ in den Spectator is van haar.