Lijst van brieven op datum
29 januari 1875
van
Multatuli
aan
Carel Vosmaer (bio)
Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)
Waarschijnlijk 29 januari 1875
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer.
Een dubbel velletje en twee enkele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.) De twee enkele velletjes sluiten niet direkt op elkaar aan en hebben aanhef noch slot. De datering is onzeker, maar ingegeven door het feit, dat erover het akkoord met Haspels c.s. wordt gesproken en Vrydag avend wordt vermeld.
Camper's verhandeling: de medicus en latere hoogleraar in de ontleedkunde en chirurgie Petrus Camper (1722-1789) schreef in 1781 zijn Verhandeling over den besten schoen.
't zwygen van Heemskerk: blijkbaar had Multatuli minister Heemskerk geschreven betreffende een koloniale functie.
(....)
geloof niet dat veel vaders zoo aan hun kinders gehecht zyn als ik altyd geweest ben. Vroeger (voor die vervloekte reis naar Italië) moest m'n vrouw me elken dag meedeelen wat ze gezegd en gedaan hadden! Het duitsche versje in den Havelaar is niets dan kopie uit haar brieven!
Wat me de correctie van den Havelaar is, kan ik niet uitdrukken. Ik weet dat ik de waarheid zei, al meenen de lezers 't beter te weten! Zoowel m'n gewurm te Lebak als m'n verhouding tot m'n vrouw was zooals ik alles trachtte te schetsen. By de korrectie heb ik geestkracht nodig om voort te gaan. Smart is de hoofdindruk, maar soms ook overvalt me 'n woede die me m'n nagels in de bladen doet slaan. O, toen ik den Havelaar schreef had ik reeds veel geleden, maar kon ik toen voorzien dat ik ook m'n kinderen verliezen zou, ten gevolge van armoed?
Wat m'n gebrek aan stemming om aan 't werk te komen aangaat, mag ik wel veel toeschryven aan dat korrigeeren. 't Is natuurlyk dat ik me moedeloos voel, als ik 't werk van 6, 8, 10, 15 jaar geleden onder de oogen kryg, met het besef dat ook dat alweer niets gebaat heeft. Ik verklaar niet te weten hoe ik me moet uitdrukken om verstaan te worden, en was 't niet door persing van den nood, dan legde ik de pen neer. Dit nu kan niet! Maar kan men verwachten dat het aldus voortgebrachte eenige waarde heeft? Dat Vorstenschool nu eindelyk zal gespeeld worden, doet me maar half genoegen. Vooreerst om al de bereddering die daarby is te pas gebracht, ten tweede omdat het hoog honorarium zeer nadeelig zal werken op 't aantal voorstellingen, en alle kans op popularizeering van 't stuk afsnydt.
Ook voor my heeft Mina Kruseman, (natuurlyk uit bestwil, maar tegen m'n zin), f25 per voorstelling bedongen. Met andere woorden ikzelf werk nu aan 't smooren mee. Bovendien, Vorstenschool is gedrukt en publiek domein. Die direkteuren kunnen zeggen dat ze my 'n aalmoes hebben gegeven. Je begrypt dat ik Mina Kruseman niet graag désavoueer. Zelfs is dit onmogelyk, want ik beloofde haar eenmaal, haar niet tegentewerken. Nu schynt zy te meenen, dat ze my 'n groot pleizier heeft gedaan (schoon ze wist dat ik tegen het honorarium was!) en ik ben er verdrietig over.
Mijn tegenzin in die f25 is zeer verklaarbaar. Indien er kwestie was van veel voorstellingen (stel eens 100) dan nam ik dat geld graag aan. Maar onder de gegeven conditiën (verhoogde pryzen, denk ik!) zal 't aantal representatiën heel gering blyven. Dit kan niet anders! Dan heb ik voor 3, 4 of 5 maal f25 verplichting aan die directeuren, en... zelf meegewerkt om de voortzetting der zaak tegentegaan. Ik mag nu Mina Kruseman niet tegenwerken, maar ik zeg je, 't zou me pleizier doen als nu 'n andere troep, zónder humbug en zónder verhoogde pryzen, 't stuk opvoerde!
Ik heb Mina Kruseman knorrig geschreven (knorrig, niet dáárom, schoon ik 't haar wél zeg dat ik spyt van de zaak heb) maar ze schynt niet te antwoorden. 't Spyt me, maar ik kon en mocht niet anders!-
Nog-eens 't artikel: hulp aan ‘vrienden’. Ik schreef je onlangs dat er een brief aan my moest weggeraakt zyn, waarin een wissel. Zeker koopmanshuis, namelyk August Schröder, vroeg me waarom ik dien wissel niet presenteerde. Hy had er sedert jaren advies van uit Batavia. De nemer was nu in Duitschland ergens (hy gaf me naam van man en plaats op, maar ik wil 't nu niet opzoeken). Ik schreef heel beleefd aan dien heer, dat ik zeer dankbaar was voor z'n lieve intentie, dat ik werkelyk eenige jaren geleden, door 't bankroet van m'n uitgever, honger leed en z'n wissel graag zou aangenomen hebben, als ik hem toen ontvangen had, maar nu enz. De man antwoordde heel vriendelyk, en insisteerde op 't aannemen, maar ik hield vol. Et bien m'en pris. Onder de ‘vrienden’, die aan die f100 hadden bygedragen, was Cohen Stuart! Bedenk ook gy toch dat zulke dingen meer kunnen voorkomen! Juist dit is een der redenen, waarom die gemeene van Vloten me zoo treffen kan, dat hy misschien kan voorgeven m'n vrouw te hebben geholpen. Ik gis zelfs dat al z'n aanvallen geen ander doel hebben dan my tot antwoorden te dwingen, om dan die zaak, en waarschynlyk zeer valsch, te openbaren. Wat al pynlyke dingen, niet waar?-
Van al de stukken die Versluys in z'n Schoolblad aanhaalt, heb ik geen enkel gelezen. Ook niet den Tydspiegel waarin, naar ik hoor, Admiraal me behandeld heeft.-
Zeg, ik begryp niet hoe van Vloten U en my durft ignoreeren in z'n Bloemlezing. Voor welk Publiek schryft toch die man? 't Moet toch het drukloon opbrengen! Er moeten dus lezers, liefhebbers, geestverwanten zyn! Dit hindert me zoo Mocht gy, vroeger of later, genoodzaakt zyn hem te antwoorden - och, à quoi bon? De tegenwoordige schaakparty zal ik winnen, o zeker! Dan sta ik nog wel slecht (4 verloren, 2 gewonnen) maar ik heb 'n br. aan van der Linde geschreven en 'n allerprettigst fideel antwoord gekregen, vlug en sprudlend. Ik ben zeer benieuwd naar den uitslag van 't schaken. Zeker zullen we beiden ons best doen, schoon 't wel gebeurt dat juist uit overmaat van inspanning de stomste bokken worden geschoten. In dit geval geve de Heer dat hy zich 't meest inspant! Als ik verlies zal ik me... byna ophangen. Nu, gekheid terzy, ik heb er veel schik in. De party met m'n man te Amsterdam die ik zei te zullen winnen (en dit zeg ik nog) is nog altyd niet uit. Hy speelt zeer langzaam en ik gis dat-i met de Club consulteert.-
Van der Linde 's werk over de Geschiedenis van 't schaken is 'n waar prachtwerk! Wat 'n geduld, wat 'n eruditie! Dit neemt niet weg dat ik niet begryp hoe iemand zóó veel studie kan te koste leggen aan de geschiedenis van 't spel. In grooter proportien doet het denken aan Camper's (?) verhandeling over de beste schoen. (Ik heb dat stuk bezeten maar ben 't tot m'n spyt kwyt geraakt.-
Als 'n zeer groote zeldzaamheid meld ik je dat ik eens alleen thuis ben. Mieske is naar de komedie. Je weet dat ze sedert lang van tooneel en akteeren droomt. Nu is hier 'n actrice uit Weenen van wie extra grooten ophef wordt gemaakt. Of 't reklame is, weet ik niet, maar die is Mieske nu eens gaan zien. Dat doet me zooveel pleizier. Ze is met zoo'n onnozel iets kinderlyk bly, en daardoor ik ook. Ja die kinderlykheid is heerlyk. Verbeelje, tot van morgen tien uur toe had ze geen winterhoed. Maar dezer dagen kocht ze er een, die van morgen thuis kwam, (....)
Ik beweer dat dit, gevoegd bij de honorarien van Mina zelf en Jufvr. B het slagen & dikwyls herhalen van 't stuk (en daardoor 't populair worden) in den weg staat. Bovendien, daar Vorstenschool gedrukt is, zyn die direkteuren niet verplicht den auteur tantième te betalen, en kunnen alzoo niet zonder grond zich vis-à-vis my beroepen op 'n edelmoedigheid die me niet schikt. En... ik kan Mina Kr. niet openlyk désavoueeren! Dit is my nu 'n lastig geval. Toch is niet hieruit de malle spanning tusschen haar en my voortgesproten, want reeds vóór dat accoord met Haspels c.s. kreeg ik 'n onaangenamen brief van haar, naar myn meening sans rime ni raison. Ik had haar niet de minste reden tot verstoordheid gegeven. Willende begrypen, kán ik begrypen waarom ze opeenmaal boos was, of althans boos schreef, (....)
Nu houd ik niet van gelykhebbery. 't Kan me niet schelen. Maar mag ik niet aandringen op antwoord op de vraag: Wát heb ik je gedaan dat je zoo op-eenmaal zonder aanleiding van myn kant me 'n boozen brief schryft? Dát antwoord wil ze niet geven! Ja, ik heb verdriet van die historie. 't Is zoo 'n beste goeie meid, maar wat hoeft ze zoo altyd ruzie te maken?-
Mieske is nog niet thuis, en ik laat dezen gauw in de bus gooien (vrydag avend) anders leest ze wat ik van haar hoed en komediegang schryf, en dat bederft zoo, vind ik. Dáárom vind ik 't verkeerd brieven te laten lezen, niet om geheimen, o neen, maar 't geneert in den toon. Mimi's pret in haar hoedje zou bedorven zyn als ze wist dat ik er zoo op lette hoe ze zich verheugen kan in zoo'n kleinigheid, en dat zou jammer wezen.
Dag beste. (....) in 't edele schaakspel (....) zou wegblyven.
Ik kryg altyd door gekke brieven! Nu weer van zekeren der Kinderen. (....)
nadere informatie
afschrift