Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

25 januari 1875

van

Antonius van der Linde (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)

terug naar lijst

25 januari 1875

Brief van A. van der Linde aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (Schaakbibliotheek K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)

Sommige onduidelijk geschreven woorden zijn door Van der Linde verduidelijkt door er bepaalde letters afzonderlijk achter te schrijven.

juego de la dama: spel van de dame, van de koningin (sp.)

den sneeuwballengooier: mogelijk Vosmaer, met wie Van der Linde bevriend was.

in B.: in Berlijn.

matroos aan den Moerdijk: zie Pruisen en Nederland; V.W. IV, blz. 41

Arrenheim, 25 januari 75


2. P b1 - c3, zie zoo.

Amice, Tegen zooveel ridderlijke wenken begin ik liefst van den kant der dame: juego de la dama, o señor! Als ik het dan tóch verlies, ga ik als dominee plurimatuli naar de Kaap. En verover een baai voor Bismarck. Doch eer ik mijn koffer pak, wil ik het genot van den intellektueelen kamp genieten, van het (de Hindoe heeft het mooi gezegd) op de macht des geestes (buddhi balam) berustende spel (motto van 1 stuk leven, getiteld Geschichte des Schachspiels. Nu dat boek af is - zou ik het kunnen schrijven. Ik weet namelijk van onzen vriend den sneeuwballengooier dat gij 't hebt; wat me verheugt.) Roorda had mij in 72 aleens naar Berlijn geschreven, dat ook gij (de andere was ikzelf) ‘dol op schaken’ waart en het ‘een borrel’ noemde. Later las ik de plaats in uw boek over een korrespondentiepartij. Helaas, ik hield het voor gekheid. Maar Vosmaer bestadigde de diere waarheid, wat meer is: in voce borrel (borrel, ik heb den laatsten tijd aan den Schreibkrampf, pf, geleden) dat gij evenmin bor-rel-det als ik. Dat doet me waarachtig pleizier (plai, pla, ple), want de verrotting van Holland ligt fyziek vooral in de bittertjes, grogjes, enzoovoortsjes. Wat stinkende troep! Nu ik vier jaar in B. gewoond heb is 't niet meer uittehouden. Vooral in dit doode gat. Laatst was ik zoo dom, mij een klacht te laten ontvallen in 't bijzijn van iemant die bezig is aan een treurspel (een Florisje No 5), en hij wees me - op Keller. ‘Man trinkt hier Borniertheit ein’, zei mijne vrouw vandaag tot een adelijken buur, en ik landverrader ging 't - bewijzen. Nu ben ik er achter: de 80jarige oorlog is een legende.

Ja, god is goed, en geduldig. Wat heb ik hem al dikwijls mijn geboorte verweten! Onfilozofiesch, doch daarvoor heb ik mijn diploma in Göttingen gehaald. Let wel, ik bedoel mijn geboorte in een versleten Lilliputterijtje. Waren we maar (mit der ureigensten Individualität) Engelschen, Franschen, Duitschers, Russen, leden van een Weltvolk, dat geschichte heeft. Maar die sodomieten in Athene, die smouzen in Lissabon, die kaaskoppen in Amsterdam, die pummels in Kopenhagen (ba, daar was ik ook), - zie verder den matroos aan den Moerdijk, onzen vriend Feuergeister in het dwangjak der bekrompenheid (wat alle kleinheid is, ook nacionale, stedelijke, dorperlijke, kamerlijke) zijn ongelukkig - namenlos. Namenlos - Nu zit ik daar te schrijven alsof we jaren lang gebriefwisseld hadden. En niemendal over 't onderwerp. Das kommt daher- en nu zou ik vellen vol kunnen maken met onze geestelijke disputen, bejahungen, verneinungen, und so weiter. Toen ik namelijk Havelaar las was ik, naar de recensies der liberalen te oordeelen, ‘hyper-hyper-hyper-orthodox’. Driemaal hyper voert natuurlijk hyper. Ik, orthodox, was de eenige in mijn krans, die entzündete, de liberalen (o, ik ken ze noch) zeiden hun nacionaal ‘ajasses’. O Bismarck, kar wech den misthoop. Och, hij kan ook niet alles. ‘Republiek’ hebben we ook niet. Res publica bij ons? Res privata alles. Intusschen briest mijn paard op c3. Vaarwel.

Sincerely Yours

v.d. Linde

Is die Aart Admiraal een pseudoniem?