Lijst van brieven op datum
23 januari 1875
van
G.L. Funke (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)
23 januari 1875
Brief van G.L. Funke aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier met gedrukt kopje, geheel beschreven. (M.M.)
Amsterdam, 23 Jan 1875
Waarde Dekker! Hierbij proef van blad 13 van Havelaar. De drukker klaagt aanhoudend over de massa extra correctie, die in elk blad voorkomt. Kunt Ge dat echter niet vermijden, dan moet het in vredes naam maar zoo doorgaan.-
Woest heeft gewacht op papier. De fabriekant liet me wegens staking der vaart door invriezen, wachten. Van daar het oponthoud met de Verspreide Stukken. Thans kunnen we weer vooruit komen.-
Uw schrijven over 't verhuizen deed me leed, omdat ik 't in velerlei opzichten voor U en anderen zoo goed zou vinden dat Ge weêr terug kwaamt. Ik moet niettemin erkennen dat de bezwaren moeielijk alle weg te redeneren zijn. Bij mij wegen 't méést, Uwe agitatie tegen zoo'n verhuizing en het tijdsverloop eer Ge hier op Uw gemak zoudt zijn, én Nonni's opvoeding. De rest zou ik heel goed buiten U om met Uwe vrouw kunnen schikken. Ik had reeds een plannetje klaar dat Mimi stellig als praktisch en makkelijk uitvoerbaar zou toegejuicht hebben. Vosmaer vond het ook perfect. Besluit Ge dus ooit om hierheen te komen, bekommer U dan over niets meer dan hoog noodig is. Dat de kwestie-Nonni U steeds dwars in de keel zit, kan ik mij levendig verbeelden. De eenig mogelijke oplossing zou m.i. altijd nog zijn, dat Ge, eenmaal ruimte voor haar hebbende, haar dood-eenvoudig voor kort of lang, naar háar believen, te logeêren vraagt en zij alsdan zich gewende aan 't idee Mimi als Uwe vrouw te beschouwen, zoodat zij ten slotte lust kreeg met U verder meê te leven. Blijft Ge bij Uw plan om voorloopig althans Uw tegenwoordig te huis te behouden, verscheur dan maar de U gezonden brieven. We kunnen dan later wel op nieuw aanvraag doen.-
Versluijs weert zich dapper tegenover v. Vl. en maakt hem inderdaad verachtelijk. Ik ben recht blij dat hij zoo prachtig te-kijk wordt gezet, al was dit voor 't meerendeel van 't lezend publiek reeds niet meer noodig.-
Uw geknor over 't ‘schreeuwend plebs’ dat U ‘van de baan dringt’ is wezenlijk curieus. Noem me eens één feit van zulk ‘van de baan dringen’. Al wat een ventje als J.t.B. schrijft, wordt subiet vergeten, terwijl men Uwe woorden als goud weegt en bewaart en Ge elken dag meer tot merg en been van 't volk indringt en Ge van uit Wiesbaden geen flauw idée kúnt hebben van den invloed dien Ge hier te lande oefent, inspijt van alle blaaskakerij van een dozijn halfgodjes. Hoe kunt ge toch U ergeren over Krantartikels, kost voor allerlei slag van volk. En dát Ge U daarover ergert, kan ik mij verbeelden, doch hoe Ge beweren kunt dat Ge door de schrijvers van die soort artt. van de baan wordt gedrongen - Gij die heel het jonge geslacht voor U hebt, - zie dát vind ik wat al te kras! - Dat Ge niet de volle uitkomsten zien zult van wat Ge hebt beoogd, is zeker zeer treurig, doch dat is te wijten aan ons korte leven en aan den sleurgeest die ons eeuwen beheerscht heeft en ons, het thans gevestigd geslacht, niet maar op eens voor zoo groote hervorming rijp maakt; - dat evenwel de toekomst U behoort, is nu reeds uit stellige verschijnselen ontwijfelbaar te achten. Gij, die U niet onder de tegenw. hollandsche maatschappij beweegt, kunt daarover niet oordeelen; en ook daarom zou 't zoo goed zijn dat Ge hier woondet!
Hartelijk groetend
tt
GLf