Multatuli.online

3 december 1874

Brief van Multatuli aan J.N. van Hall. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

il faut bien qu'on aie etc.: men moet ook de gebreken van zijn deugden hebben. (fr.)

Wiesbaden 3 Decr 1874

Zeer geachte heer Van Hall!

Dank voor de toezending van uw stukje over Jufvr. Kruseman. Uw:


‘al te grillige uitspruitsels eener weelderige kunstenaarsnatuur’ is 'n kwalifikatie waarnaar ik vruchteloos zocht. Zóó is het!

Ook moet ik tot m'n verdriet de benaming ‘Smakeloos,’ toegepast op dat opdragen van haar boekje aan den heer De Veer, beamen. En... onhandig was 't ook, dien schryver van de preekjes in 't ‘Nieuws,’ van niemendal tot iets wezenlyks te maken. Indien ik haar niet kende als rond en ongemaakt, zou ik op 't idee gekomen zyn, dat het ‘doorgestoken werk’ en 'n reklame van De Veer was.

Myns inziens is haar hoofdstelling omtrent de Nederlandsche Kritiek, onjuist. Ik althans beweer dat niet zúlk soort van omkoopery ten-onzent de voornaamste rol speelt. Het komt me voor, dat onze Kritiek vry laag staat omdat weinigen zich de moeite geven zelf te oordeelen. In-hoever dit voortkomt uit traagheid, of uit baatzuchtig meeloopen met de meerderheid (abonnés!) is dan 'n tweede kwestie. Aan rechtstreeksch omkoopen geloof ik, in ons Land, maar zeer zelden, en wel omdat het succès de kosten der corruptie niet dragen kan. Mina Kruseman flatteert het Publiek. Ook in haar... zoen-historie! Ik heb haar geschreven dat ze zich hierin vergist. De De Veers zouden voor geen 1000 kussen van Venus-aphrodite zelf, 'n aandeelhouder van de Keizersgracht in boos humeur willen brengen. Ik zet 't haar in tienen, dat ze een fatsoenlyk hollandsch jonkmensch aflokt... niet van 't pad der deugd, o neen, maar van de paadjes waarop-i gewoon is z'n goedkoope ondeugd te zoeken!

Haar meeningen op dit stuk zyn boekerig en naïf, en ik vind daarin blyken van haar... onschuld. Men mag met zooiets niet spelen, anders zou ik haar aanraden: ‘probeer eens hoeveel nederlandsche penvoerders je verleiden kunt tot applaus, zoolang de in den doven muziekman De Vos gekrenkte fatsoenlyke luî tegen je zyn?’ De oogst zou schraal wezen!-

Met groot verlangen zie ik Uw stuk over haar als toneelspeelster tegemoet. Uit de compte-rendu's der couranten, kan ik niet wysworden. Byna overal slaat men over, van haar dictie te spreken. Overal wordt pose op den voorgrond gesteld, en wat ál te zeer, vind ik. Dictie moet nummer één blyven. Dit trof me te meer, omdat ik vrees in haarzelf 'n gelyke fout ontdekt te hebben, toen ze hier was. Alleen van Vosmaer vernam ik dat ze goed reciteerde. Maar Vosmaer is zeer zacht, en misschien te goedig in z'n oordeel. Als ik 't groote genoegen heb M.K. weertezien, zal ik haar verzoeken eens voor my te lezen. Ik ben zoo erg bevreesd dat ze by 't wezenlyk akteeren, al te veel laat aankomen op 't tableauvivantschap! Maar juist omdat ik dit alles niet weet, verlang ik zoo naar Uw stuk, want ik stel hartelyk belang in haar, zoowel als mensch als in hoedanigheid van artiste. Dit is ze! Wat 'n moed, niet waar? Ja, overmoed, vind ik. Dit is wel jammer, mais il faut bien qu'on aie les défauts de ses qualités!

Wees zeer vriendelyk en hoogachtend gegroet van

UWEDDwDienaar

Douwes Dekker

Ik bestudeer tegenwoordig Rousseau. Hy bevalt me veel minder dan toen ik hem, 20 jaar geleden, voor 't laatst las. Is m'n oordeel ryper dan toen, of, over de rypheid heen dan, stomper?