Lijst van brieven op datum
25 oktober 1874
van
Mina Kruseman (bio)
aan
Carel Vosmaer (bio)
Volledige Werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 (1986)
*25 oktober 1874
Brief van Mina Krüseman aan C. Vosmaer. (Leven II, blz. 271-272.)
Geachte Heer Vosmaer!
Zijt gij nog niet boos? Ik heb onfatsoenlijk lang gewacht met schrijven, je n'y puis rien, de vijanden gaan vóór, en die heb ik niet verwaarloosd, vergeef mij dus maar, nu ik afgerekend heb, denk ik weer aan u!
Hierbij een kaartje voor mijn a.s. lezing te Amsterdam, als gij tegen dien tijd te A. moet wezen, kom dan den 10den of 11den in Frascati; ik beloof wat extras, pour sûr geen novelle of roman, maar een brutale satire. Ik heb deze geheele week van 12 tot 15 uur daags geschreven om mijn ‘kunst en kritiek’ klaar te krijgen voor de drukkerij, en nu marcheert alles met spoed. Ook heb ik een hartig woordje over de wet (1817!) op de drukpers gezegd en het de heeren - ministers, enz. - onmogelijk gemaakt, langer onwetendheid voor-te-wenden. Enfin, vous verrez, zoodra mijn boekjes gedrukt zijn zend ik er u een als contra bezoek voor uw Zaaier, waarvoor ik u hartelijk dank. Die arme Mul! Wat zit hij nu weer in een verwarring! Hij is toch een ongeluksvogel! Had die vrouw nu niet wat langer kunnen leven, tot Non geplaatst of getrouwd geweest zou zijn, dan was alles in order geweest; nu heeft de wereld weer een nieuwe reden tot steenigen en zijn vijanden zullen hem dezen laatsten slag niet sparen. Ik heb, op risque van door hem voor koud of ongevoelig te worden gehouden, over den dood van Tine niets anders gezegd als dat ik blij was dat hij nu eindelijk uit de scheeve positie zou komen, waarin zijn twee vrouwen hem brachten, en, door zijn huwelijk met Mimi, de valsche verhouding tegenover de wereld kon doen ophouden, waaronder hij zelf zóó veel lijdt. Hij heeft deze manier van condoleeren zeker raar gevonden, want hij heeft me sedert Tine's dood nog in 't geheel niet geschreven; n'importe, ik wou intusschen dat hij getrouwd was, dat zou hem kracht geven tegenover zijn publiek, dat hij noodig heeft om van te leven. - Als hij nu treuzelen blijft, komt er niets van en dan is i begraven, vóór dat hij getrouwd is, hetgeen kassian voor Mimi zou zijn, die dán eerst gevoelen zou wat het zegt, alléén te staan in de wereld en geen andere recommandatie te hebben dan een verleden, dat die wereld veroordeelt. - Kunt gij Dek niet wat pousseeren, en hem, nu hij toch trouwen wil, aansporen om 't gauw te doen? Hij is niet doorhakkend van natuur, en tusschenbeide denkt hij zoo veel dat hij vergeet te handelen. Ik heb hem gisteren weer heel onnoozel in een P.S. gevraagd ‘wanneer trouw jullie?’ maar ik denk dat Mimi wel weer zal antwoorden ‘'t heeft geen haast, eerst dit, dan dat, enz. enz. en zoo wordt het te laat!-
Ik vecht voor zijn Vorstenschool zoo hard ik kan, maar de Vries is bang en durft niet. ‘Er zijn nog wel andere stukken die mooi zijn, en waarin u de hoofdrol zou kunnen vervullen.’
‘Ik weiger alle rollen zoolang de Vorstenschool slaapt.’
En nu zal ik zien wat ik door mijn lezing gedaan kan krijgen. Ik ga alles wagen van den winter, want ik wil alles winnen of alles verliezen, Win ik, dan zal ik ten minste iets kunnen doen, en verlies ik, dan adieu aan Nederland, de wereld is groot en 't leven is te kort, om 't te verspillen aan niets uitwerkende aanklachten.
Mina Krüseman.