Lijst van brieven op datum
22 september 1874
van
Multatuli
aan
Carel Vosmaer (bio)
Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)
22 september 1874
Brief van Multatuli aan Vosmaer. Drie dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
De brief heeft geen afsluiting; mogelijk is er een vel verloren gegaan.
heb ik de coudées franches: heb ik de ellebogen vrij (fr.), ben ik niet meer gebonden.
Uw opvliegen tegen Roorda: van zijn antwoord aan ds. S.F.W. Roorda van Eysinga had Vosmaer kennelijk een afschrift gestuurd.
Innspruck: deze brief van Tine is niet overgeleverd.
die Q: stellig niet Van Vloten; zie V.W., XIV, blz. 267.
Wiesbaden 22 Sept 74
beste Vos! Heden ochtend 11 uur uw brief van 21 Septr. Dit zal 20 moeten zyn. (Postmerk onleesbaar) Wat er dit toe doet? Ik schryf hieraan toe dat ge nog den brief niet had waarin ik schreef over Roorda. En tevens dat ge meendet dat ik op reis was. Ge zegt:
‘Eigenlyk had ik beter gevonden dat hy nog eerst brieven had gewacht.’
Zoo is het juist! Na den telegram die 't overlyden meldde (Zondag middag ontvangen) kreeg ik van Edu of non tot op dit oogenblik geen letter! 't Is nu dinsdag.-
Daar zitten vreemden tusschen. Misschien van de soort die gy in Roorda hebt leeren kennen.
Ziet ge kans hem namens my op de grofste manier te doen weten dat hy gelogen heeft (hy of zyn vriend alweer) door te zeggen dat ik Tine en de kinderen heb verlaten? Sedert veertig maanden nu, bloedt myn hart over hun vertrek, waartoe ze buiten myn weten en zeer tegen m'n zin door ‘vrienden’ van Roorda's soort zyn opgestookt, gemoveerd, als oorlogsmiddel tegen my, in-staat gesteld.
Toen Mimi in 't pas verlaten huis kwam vond ze myn brief aan Tine en de kinderen op de tafel liggen, waarin ik zoo verheugd schreef dat ze alle weken f 20 zouden ontvangen van 't Noorden! Nog voel ik physiek den slag by 't vernemen dat ze vertrokken waren! Tine - bedrogen! - meende dat ze wel deed my te ontlasten! Zy heeft geen schuld, maar toch kon ik in myn brieven aan haar, niet altyd m'n bitterheid inhouden. Want die slag knakte my. Sedert 1860 had ik niets beoogd dan haar en de kinderen by my te hebben voor 't te laat zou zyn om nog iets te kunnen doen aan Edu's en Non's ontwikkeling! Ze kennen my niet! Ontwikkeld zyn ze, o ja, maar - vooral Eduard - tegen my. Hy vindt me dwaas omdat ik niet ryk ben.
Nu moet ik gissen dat alweer hun zwygen in-verband staat met vriendenhulp van die soort! Het is bitter om te zeggen, maar Eduard zou zich niet geneeren om aan wien ook te schryven: ‘help ons, m'n vader laat my in den steek!’ Dat noemt hy, in tegenstelling met myn ‘zotte dweepery’ praktyk! Selfhelp!-
En, let wel, dat dergelyke ‘vrienden’ Tine geheel-en-al in den steek lieten, of althans heel in den beginne haar slechts juist zooveel assisteerden als noodig was om haar (en my, helaas-) den mond te sluiten. Hierom durft V. Vloten my uitschelden in z'n Levensbode! Dit is voor 't eerst van m'n leven dat ik iemand niet durf ten antwoord staan! Als ik hem op z'n plaats zet, riskeer ik Tine's dankende brieven in de Asmodee te zien!-
Juist, ik wacht brieven. De h.h. Blumenthal, antwoordden vrydag (nu dinsdag) op myn telegram dat de kinderen wél en naar Padua waren en o.a.
wahrscheinlich schreibt
Edu heute. (Vrydag)
maar ik weet niet recht of dat ‘heute’ by 'n anderen zin hoort.
O ja, dit schreef ik u al. Och m'n hoofd loopt om van verdriet. Non was toch zoo'n lief kind, en van haar moeder zag ze nooit iets dan zachtheid. Maar Edu is bedorven door sedert z'n 12 jaar al, moeders cavalier en raadgever te zyn. Ik ben zeker dat-i nu bezig is myn naam te exploiteeren tegen my! Dit is verschrikkelyk.
Juist hun heulen met vreemden heeft my zoo geknakt, en in hun eigen nadeel natuurlyk! En dát nadeel wordt dan weer op myn rekening gezet.
Ja, ik zie uit uw antwoord aan Roorda, dat ge alles precies begrepen hebt. Zóó is het!
Hoe ongaarne ook, dunkt me dat ik nu 'n annonce in de couranten moet zetten waarby ik verzoek dat niemand zich met m'n kinderen bemoeie. Ik denk er over 't Zal noodzakelyk zyn.-
Zeer juist is ook uw opmerking dat ik nu beter zou gedaan hebben te wachten op bericht. Ge ziet dat ik dit gedaan heb, en ook uit uwe meening dat ik vertrokken was, maak ik op dat ge den brief niet hadt, waarin ik melding maakte van Sikko Roorda's... botheid. Ik schreef hem omdat-i halfweg woonde, en niet om hulp van belang, maar om den spoed die er noodig was, ook voor 'n kleinigheid, al waren 't maar tien franken geweest. Ook ik leende en zond dien eersten dag maar 20 gl. Ik hoopte dat de verwachtte kleinigheid van Roorda nog eer zou daar zyn, om des noodig te dienen voor postzegels of depêches. Zeer goed, vind ik, dat ik de 25 fr. die z'n goedhartige mama uit Rolle zond, heb teruggegeven, en wel met 'n zeer vriendelyken beleefden brief aan háár. Nu heb ik de coudées franches, om hém te zeggen wat ik denk over z'n steil hollandisme. Kon hy, ingenieur, niet 10, 20, 50 francs te leen krygen voor 'n paar dagen? Dit komt geloof ik, in hem, van 't auteurschap. Ik had den toestand der kinderen op dien zondag, maandag en dinsdag niet geschetst, niet uitgewerkt, bah! Er moesten meer frazen in m'n brief gestaan hebben. Was deze niet voldoende: ze zitten zonder 'n cent by 't lyk hunner moeder? En al weet ik nu niet of die zinsnede in m'n briefje voorkwam, de zin lag wél in m'n schryven. Toch begreep hy niet dat er spoed by de zaak, neen: dat spoed de zaak was!
Het misverstand zyner mama mag ik haar niet euvel duiden. Sedert lang weet ik immers dat zoo velen meenen iets gedaan te hebben als ze ‘commissies’ in 't leven roepen. Hartelyk dank voor Uw opvliegen tegen Roorda! Dat deed me goed. Nog eens ziet ge kans hem te zeggen dat men godvruchtiglyk liegt, als men zegt dat ik Tine en de kinderen verlaten heb? 't Is 'n infamie! Ik die geen hond verlaten zou! O god het is zoo bitter!
En... juist op de belangen der kinderen zelf, werken zulke lasterpraatjes zoo nadeelig! 't Is de vraag byv. of Heemskerk zich zou veroorloofd hebben myn brief onbeantwoord te laten, indien hy niet gesteund werd door de algemeene minachting waarin men my heeft weten te brengen. Dáárop zyn reeds zoo dikwyls maatregelen afgestuit die ik had willen nemen, juist en vooral in 't belang van Tine & de kinderen!-
Ja, Funke is voor my een ware schat. Hy is hartelyk, vlug, vertrouwend, hoogst intelligent. Ik zie in dat ik hem moet laten begaan, en zal hem dit heden nog schryven! Wat de portretten aangaat, ge weet niet wat 'n getob dit voor my is. Ik kan niet poseeren. Als ik er aan denk daartoe uittegaan, beginnen de spiertjes van m'n gezicht al te trillen. Er bestaat een (zeer goed) portret van me. Dat is 'n jaar of 8 (?) oud. Zou dat niet kunnen worden gecopieerd? Dan is 't in eens goed. Ik ben sedert dien tyd afgevallen, o ja. Maar:
En de inrichting van m'n werken? Goed! Ik zal F. laten begaan. Ik moet erkennen dat het 'n gewetenszaak zou worden hem te contrarieeren. Ach, m'n plan (ten-tyde dier Mult. Commissie!) was o.a. alles op te koopen, en tot elkander in-verband te brengen als één werk! Maar ook die heeren begonnen in-eens van ‘vrouw & kinderen’ te spreken. De zin hiervan was:
‘hy is zoo'n gemeene kerel! Als hy 't in handen krygt,
zou-di 't verzuipen of zoo iets.-
De eerste ware uitvinder dezer taktiek is Van Vloten! Heb ik recht of niet, dat ik woedend op dien schelm ben.-
Denk eens, heden dinsdag heb ik nog geen antwoord op 'n telegram ‘reponse payée’ aan Edu waarin ik verleden woensdag vroeg of hy of non ziek waren? Want reeds dien dag en de vorigen, wachtte ik elk bericht over Tine's ziekte. Ik dacht brieven te krygen antérieur aan de doodtyding! Helaas, noch vóór noch ná den dood heeft hy geschreven!
Ik vroeg hem bericht over den loop der ziekte, ik vroeg hem of ze aan my gedacht had? Wat haar laatste woorden waren? Of ze myn laatste brief nog ontv. had?
En geen antwoord!
Indien ik niet aan Blumenthal getelegrafeerd had, zou ik nu nog niet weten dat non te Padua was!-
Gister en eergister heb ik aan non geschreven. Telegrafeeren kan ik niet meer. Dan zou ik geen geld hebben voor de reis, als ik eindelyk zal durven gaan. Reeds nu is elke dag oponthoud, ook in dát opzicht verschrikkelyk.-
En by dat alles, ik ben zeer onwel. 't Ware my 'n weldaad geweest als Mimi non had kunnen halen, gelyk oogenblikkelyk haar plan was! Daaraan is nu geen denken meer. Misschien zal er te Padua vaderlyk gezag noodig zyn!-
Over den verderen inhoud van Uw brief, schryf ik nu niet. Ik geloof dat M. uw inzichten deelt. En ook ik keur ze niet af, godbewaar me! Ik begryp de indrukken van beide kanten.-
Blyf adresseeren: Madame. Je begrypt dat ik voortdurend op den sprong zit. Elken dag denk ik: zou ik heden gaan?
Toen ik in 70 met Mimi naar Duitsland was gereisd om haar vertaling van den Havelaar geplaatst te krygen, was de nood in den Haag zeer groot. ‘Vrienden’ (in Friesland ditmaal) hadden my steun toegezegd, maar braken opgestookt door Duymaer van Twist viâ Moens) hun woord. Op die toezegging had ik Mimi's offer aangenomen: men zou my in-staat stellen te werken. Dít nam. was myn verlangen slechts, en dan zou ik alles kunnen aanzuiveren, tot het offer van Mimi toe, 't geen m'n zeer beslist plan was.
Maar toen die hulp uit Friesland uitbleef-
Men zond me... een haas en 'n tonnetje eieren waarvan ik de vracht niet betalen kon! De kinderen neen, ik verbeeldde my dat de kinderen my smaadden over myn vertrouwen.
Goed ik ging naar Duitsland met den Havelaar van Mimi. Dat zy meeging had veel - en treurige - redenen! o.a. alleen reizen, kan ik niet, zonder veel gevaar. Soit. Ze ging mêe. Natuurlyk slaagden we niet, en weinig geld hebbende, vroren we vast te Mainz.
In den Haag klom de nood al hooger en hooger. Ik liet Tine en Edu de toen afgewerkte I, II & IV acte van Vorstenschool netjes afschryven en dat aanbieden by
Nergens hulp! En men liet telkens weken wachten op decisie.-
Eindelyk raakte ik klaar met Noorden over feuilleton Mill. Studien. Ik zei reeds dat de daarover handelende zeer verheugde brief in den Haag was aangekomen toen Tine en de kinderen reeds weg waren! Want zy die geen geld had kunnen krygen op m'n Vorstenschool had wél geld gekregen om weg te reizen, met de uitdrukkelyke conditie dat ze dát doen zou. Eduard heeft zyn ‘woord van eer’ moeten geven dat ze werkelyk gaan zouden!
En... Tine was conscientieus! O god, ze zyn te Mainz stil geweest waar ik bezig was met m'n feuilleton voor hen te zorgen, en ze zyn me niet komen zien. Ik vernam hun vertrek uit Holland, eerst uit 'n brief van Innspruck.
Begryp nu eens wat het voor my zeggen wil als ik hooren moet dat ik vrouw en kinderen verlaten heb!
Bewaar dezen brief, of noteer die zaken. 't kan te pas komen na myn dood.-
Ook de eerste keer was die reis na Italie aldus in z'n werk gegaan, toen zeer speciaal door bemoeienis van V. Vloten, die ook alweer terstond by de hand was om diversie op ‘vrouw en kinderen’ aantebrengen in de zaak der Mult. Commissie. Zie Ideen Bundel IV. die Q is hy!
(....)