Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

30 juni 1874

van

Multatuli

aan

A.H.E. Douwes Dekker (bio)

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

30 juni 1874

Brief van Multatuli aan A.H.E. Douwes Dekker. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (Kon. Inst. voor taal-, land- en volkenkunde, Leiden; fotokopie M.M.)

De tekst van deze brief is op drie manieren overgeleverd: a. als moeilijk leesbare, op enkele plaatsen volstrekt onleesbaar geworden autograaf. Daarin zijn op blz. 1 twee stel uitgeknipte poststempels opgeplakt, op blz. 4 vijf regels doorgehaald, niet door Multatuli-zelf, op blz. 7 éen regel idem, en op blz. 8 onder de handtekening ruim drie regels idem. b. als afschrift door de laatste eigenaar, Guido Douwes Dekker, de zoon van de geadresseerde in 1950 gemaakt, thans ook in Leiden; c. als publikatie in Libertinage, jrg. 1951, blz. 205-208.

De navolgende tekst volgt uiteraard zo goed mogelijk de autograaf.

Auguste: Auguste Henri Edouard Douwes Dekker, geb. 9 september 1850, de oudste zoon van Multatuli's broer Jan.

Henri: Henri Jean Marie Douwes Dekker, de tweede zoon van Jan, geb. 1852.

Camille: Camille Eugène Douwes Dekker, de derde zoon van Jan, geb. 1854.

Bram, Reinier: blijkbaar verwanten van moederszijde, Bousquet.

Eduard: Eduard Douwes Dekker, de derde zoon van Multatuli's broer Pieter (1845-1868).

Engel: Engel Douwes Dekker, de oudste zoon van Pieter, geb. 1842.

je mama: Louise Marie Elise Adolphine Bousquet (1826-1910), sinds 17 september 1849 echtgenote, sinds 11 september 1864 weduwe van Jan Douwes Dekker.

Wiesbaden, 30 Juni '74.

Beste Auguste. Och, hoe verdrietig! Heden, 30 Juni '74, ontvang ik je lieven brief van 29 Mei '73! 't Is om woedend te worden op die postkerels in den Haag, want dáár hebben ze je brief 'n jaar laten liggen. Ziehier de stempeltjes:

Soerabaija 's-Gravenhage 's-Gravenhage Amsterdam
29/5-1873 14 jul 73 28 dec 73 20 jun 74

Er stond op geschreven: ‘vertr. zonder adres na te laten’. Dit was 'n leugen. Wat hun nu ten laatste bewogen heeft den brief aan m'n uit-gever te zenden, weet ik niet, doch er blykt dat-i eindelyk by Funke is te recht gekomen. Goddank!

Ik ben erg verdrietig om dat oponthoud, want je my zoo aandoenlyke toenadering verdiende waarachtig wel 'n haastige dankzegging! Waarlyk, ik ben heel bly met je brief! 't Is meer dan 'n vriendelykheid, 't is 'n goede daad, m'n beste jongen! Dus: hartelyk dank! Hoe jammer dat het genoegen dat je my doet, verbitterd wordt door de kwaadwilligheid dier Haagsche postjongens. Want kwaadwillig is het! Ieder weet perfect waar ik ben, en al ware dit anders, waarom niet den brief terstond naar Amsterdam gezonden? Ze hadden dit even goed in 73 als in 74 kunnen doen. Welaan, 't was om 't plezier te hebben er op te zetten: vertrokken zonder adres achter te laten = ‘met de Noorderzon verhuisd’. Ik had wel degelyk m'n adres opgegeven. Meer dan eens zelfs.

Post- en telegraafambtenary is in Holland ‘heel in 't fatsoenlyke’. Een slecht merk voor ondernemingsgeest en industrie. Die ‘heel fatsoenlyke jongelui’ toucheeren van aristocratie, Kamercliques. De kans dat zoo'n postmannetje tegen my is staat zeker als 20:1. De meesten hunner meenen 'n dapperheid te doen door my 'n gniepigen kneep te geven. Het zyn oorzaken van zulken aard die my 't leven in Holland ondragelyk maken. Zulk plebs vormt de meerderheid, en de existentie wordt moeielyk gemaakt door de telkens voorkomende belemmeringen in 't zoogenaamd kleine. Dat kleine beheerscht de wereld, en ik heb de fout begaan dáárop niet genoeg acht te slaan toen ik m'n stryd tegen de maatschappy aanving. Op dolkstoten was ik geprepareerd, maar die voortdurende speldeprikken matten my af. Sedert ik Lebak verliet, heb ik nog niets anders kunnen doen dan afweren van dagelyksche hindernissen, zeer ten préjudice gewoonlyk van de bedoelde hoofdzaak. Ja, ik ben als de zeeman die 'n verren reis wil maken en gedurig want, takels, rondhout en zeilen - ja, z'n vaartuig zelf - moet gebruiken voor 't opzetten van 'n noodhut op 'n klip. En by die aldus te loor gaande ingrediënten noemde ik nog 't voornaamste niet: geduld, kracht en tyd. Elk jaar dat me nog overschiet is minder waard dan 'n vorig jaar. (Ik ben al 54! Denk eens na, en... ik heb veel geleden sedert... och altyd!)

Om je geen raadsels op te geven (dat is irritant!) zal ik je eenvoudig zeggen wat ik zoo even bedoelde met het woord: hoofdzaak. Dit is o.a. (o.a. want er is meer!)


‘Nederland heeft opgehouden te regeeren in den Ind. Archipel’. Afschrift dezes etc. Gepubliceerd en geafficheerd etc.

Intusschen worstel ik met de kleinigheden, waaronder de moeielykheid om in leven te blyven 'n eerste plaats bekleedt. M'n schryven is letterlyk middel, en geenszins doel. Als ik m'n zin had, kreeg Holland geen syllabe schrifts van me. Immers waartoe? Ze kunnen of willen niet lezen. Betoogen, bewyzen, redeneeren, alles is te vergeefs. Maar voelen zouden ze die publicatie als ik maar zoover komen kon om die vervloekte dagelyksche dingen te overwinnen!

Nog eens, ik had op die kleinigheden niet gerekend. Dit was onnozel, naïef als je wilt, maar, eilieve, Cortez nam Mexico met (ik meen) nog geen 200 man! Garibaldi pakte Napels in met 1000. En insulinde is met minder macht te verlossen. Maar dat weinige heb ik juist niet. Misschien vind je dat ik ongelyk heb met het zoogenaamd grootere te bejagen, als ik by voortduring optorn tegen het nietige. Welnu, dat nietige is m'n fort niet. Nog altyd hoop ik dat men eenmaal hè! zeggen zal (als by 'n vuurwerk!) zoodra ik in staat wezen zal het groote te entameeren. Dát komt me makkelyk voor!

Voor 'n jaar of... vier nog zou ik je op het hart gedrukt hebben geen woord te laten vallen over die zaken, of zelfs ik zou ze niet hebben toevertrouwd aan de post. Welnu, op dit oogenblik is er geen gevaar by, en zelfs houd ik 't voor nuttig dat je hier en daar 'n woordje vallen laat van m'n zeer radicale plannen. Zoolang ik leef, geef ik niet op wat ik doen wil zooals ik in den Havelaar gedreigd heb, of althans loyaal gewaarschuwd. Na dien heeft Holland 't er waarachtig niet naar gemaakt om my te doen veranderen van opinie. Zoodra ik kan, doe ik wat ik gezegd heb. Myn incidenteel getob verandert niets aan de zaak. En zelfs als ik stierf zonder myn doel bereikt te hebben, dan nog zal men later inzien dat ik geen bluffer ben geweest. De tegenwoordige verwarring in 't vyandelyke kamp is myn werk. Dit ziet men niet in omdat men van te naby beschouwt.

(....)

Ik heb slechts één vrees, dit n.l. dat de pyramide die op z'n kop staat, zal omvallen vóór 't tyd is. 't Zou me leed doen voor Amerikaansche en Europeesche flibustiers gewerkt te hebben, en den Javaan over te leveren aan 't schuim van de heele wereld! Dan liever Holland met z'n onnozel batig saldootje. (Nog geen ½ gulden winst per jaar van elken slavenkop. Droogstoppel is een slechte rekenaar. Bij de eens geconstateerde (en geanonceerde) ontstentenis van moraliteit was er uit de 40.000.000 heele, halve of kwart slaven méér te halen. En... zelfs mét moraliteit!

Ik heb je mededeelingen over je positie en die van Camille & Henri met veel belangstelling gelezen. Ik ben bly dat je in den handel bent. Die carrière geeft toch altyd kans op onafhankelykheid. Maar tevens vind ik 't goed dat je ook wat weet van de officieele routine. Dit komt altyd te pas, al lykt 't nietig. My spyt het nog altyd dat ik niet 'n paar jaar... soldaat en matroos ben geweest. O, zoo is er veel dat me spyt! Elken dag zie ik hoeveel ik moet inhalen. Want - dit geldt ook u! - alles kan te pas komen. Niemand in Indië weet hoe stom 'n Europeaan is! Dat volk verstaat niets als 'n vakje en slaat 'n gat in de lucht als men wat anders vordert.

M'n vrouw en kinderen zyn te Venetië. De oorzaak daarvan is 'n omslachtige historie, die ik je precies zal schryven, want je lieve toenadering verdient volledig vertrouwen en openhartigheid. Verwacht dus 'n tweeden brief, want heden moet ik wat anders doen. Ik ben ten-achteren by m'n uitgever. Daar liggen drukproeven op correctie te wachten, en nog veel meer. Sedert maanden weêr ben ik zeer gejaagd geweest. Op dit ogenblik (pas verhuisd, en met moeite!) zit ik in 'n nagenoeg leege woning. 't Is luk-raak geweest dat ik 'n tafeltje had waar ik je kon antwoorden, en m'n boeken en papieren liggen op den grond, want 'n kast heb ik nog niet. Voor 't eerst sedert Lebak zal ik nu probeeren 'n eigen kast te krygen. Uit armoed was ik telkens genoodzaakt 'n apartementje of chambre (zoogenaamd) garnie te nemen, en betaalde dan byv. voor 200 à 300 gl. meubelwaarde al licht 15 of 20 gl. 's maands. Nu ben ik ten laatste op 'n leege woning aangeland en hoop me hier wat interichten.

M'n uitgever is goed. Maar hy kan me niet meer betalen dan 't lezend Publiekje van ons ellendig land toelaat. En ook dit ware niets, als ik maar altyd kon doorwerken! Maar helaas, vaak maakt my ergernis impotent, en dan is armoed terstond voor de deur. Ook dát zou ik dan weer niet tellen, als me zulke posities niet alweder door ergernis en bitterheid bedierven. Et ainsi de suite!

In weerwil van alles ben ik op 't oogenblik schatryk by 'n jaar of vier geleden (en vroeger herhaaldelyk). Ik heb honger geleden. Niet by wyze van spreken, maar letterlyk. Dit is op 't oogenblik 't geval niet, al zit ik wat schraal in m'n meubels. En zoodra ik weer (na maanden onvruchtbaar tobben) aan 't werk kom, kan ik op Funke rekenen. Vreesselyk blyft het echter altyd dat ik à contrecoeur altyd-door leveren moet om niet terstond gebrek aan 't noodige te hebben. Je begrypt hoe dit alle vlucht verlamt. In Frankryk en Engeland is dat anders. Daar kan 'n auteur van eenigen naam zich loisir verschaffen. 'n Hollander moet leveren, altyd leveren!

Hoe treurig van je oom Bram. Hy was zoo'n prettige kerel. Waar of wat is Reinier? Hoe staat 't met z'n huisselyk leven? Dat huwelyk kwam me niet gelukkig voor.

De dood van Eduard heeft me zeer getroffen. Hy was geloof ik, 'n knappe jongen, niet waar? En... hippos? Is Engel zoo'n paardman? Nu ja, vreemd is 't niet voor 'n Controleur in de Preanger. Daar valt te ryden! In welke afdeeling is hy?-

Ja, den brief van je mama waarin my den dood van m'n broer Jan werd meegedeeld, heb ik ontvangen. En later een andere, die heel dik was en die me voor ik hem las, ontstolen is. Dit namelyk moet ik veronderstellen. (....) De keeren dat ik zonder 'n cent geld en zonder andere bagage dan 'n kleine pakje onder den arm (de Havelaarspapieren!) op straat stond zyn niet te tellen. Zeker tien maal heb ik hier en daar 'n koffer of kist moeten achterlaten. By een van die gelegenheden gis ik dat die dikke brief van je mama verloren is gegaan. Denzelfden dag dat ik hem kreeg moest ik m'n kamer verlaten, en met spoed. Haastig een en ander by elkaar pakkende, moet ik dien brief in 'n pakket of kistje of koffer gedaan hebben dat of dien ik later meende te zullen ontvangen. De eigenaar der kamer heeft alles voor zich gehouden, onder voorgeven dat ik hem geld schuldig was. In 't zelfde kistje (of juister by die zelfde gelegenheid) was ook 'n verzameling modellen van Javaansche wapens en m'n diploma's der metselary. Ik geef nu juist niet om die dingen, maar ik haal 't maar aan als 'n aide mémoire voor me zelf. En wat al boeken en papieren daarby waren, weet ik niet meer. M'n hoofd loopt om by 't herdenken van dergelyke beroerdhedens.

Groet je mama heel hartelyk van my, en zeg dat ik nog altyd blyf hopen op betere dagen. Want hoewel soms moedeloos, blyvend is die stemming niet. Ik richt my altyd weer op. Welnu, zoodra ik eenmaal zal geslaagd zyn - och, à quoi bon van 'n toekomst te spreken. 't Staat zoo mal zoo veel te willen en steeds zoo weinig te kunnen.-

Ik zend dezen brief nu maar gauw weg. Zoodra ik wat zal heengewerkt zyn door m'n achterstand by Funke, schryf ik je weer. Groet dus, buiten en behalve je lieve mama, ook je broers en zusters, en schryf me asjeblieft eens heel veel over allen. Nog eens dank voor je brief en geloof my je liefhebbende oom

Eduard.

Heb je 'r op gelet dat ik den oorlog met Atjin! voorspelde toen men in Holland ternauwernood wist waar dat landje lag?

Myn adres is: Schwalbacher Strasse 9a, maar Wiesbaden alleen is voldoende.