Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

6 december 1873

van

Mina Kruseman (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*6 december 1873

Brief van Mina Krüseman aan Multatuli. (Leven II, blz. 66-67.)

uw we-schap: het feit dat Multatuli Mimi bij zich had.

objet d'étude: studie-exemplaar (fr.)

Stella: in de zuidelijke staten van de USA was Mina Krüseman in 1872 opgetreden onder de schuilnaam Stella Oristorio di Frama.

Zwolle, 6 December 1873.

Maar Kameraad, zijt ge nu in eens verhuisd! Dan is er een brief van mij aan 't dwalen, réclameer dien s.v.p. want hij werd voor u geschreven en niet voor een ander. Gisteren avond hier komende vond ik uw laatste, lange, kleine correspondentie, waarin gij mij de confidence van uw we-schap doet.... L'amour d'une femme se trahit toujours! Toen ik bij u was heb ik een schuier op een canapé zien liggen en een kleedje dat gesoigneerd werd...

‘Hij is toch niet alleen’, dacht ik bij mij zelve, ‘tant mieux, want dan ging hij ook dood van pure génialiteit!’

Voilà, als men iemand antichambreeren laat! Zoo weet ik van uwe correspondentie met... (daar had ik haast haar naam gezet!) ook alles af; ofschoon ik haar volstrekt niet ken, zelfs nooit gezien heb, zoo ver ik weet... enfin, 't leven is een farce, tusschenbeide ook een wanhoopskreet, en weinig menschen verstaan de kunst van gelukkig te zijn.

Gij vraagt of ik rijk ben, - wel neen, ik ben arm, tusschenbeide heel arm zelfs, maar soms ook verdien ik geld als water, zooals tegenwoordig bijv. Die ‘vervloekte lezingen’ (die gij wel met een ander bijvoegelijk naamwoord vereeren mocht) zullen mijn reisje naar Rome bekostigen, en Rome zal wel weer zorgen voor den volgenden winter, enz. enz. - Ik spaar nooit, en de banken zouden nooit kunnen springen als ze geen betere klanten hadden (ik had haast patienten gezegd!) dan ik ben. Hier in Holland word ik meedoogenloos gehavend! De Koningin weigert de opdracht van mijn boek, 't odéonmannetje weigert mij zijn zaal, die ‘veel te deftig is voor een lezing van jufv. K.’, en de Vossianen’, Veerianen, Modemannetjes en toebehooren beloven mij twee avonden achtereen dat zij mij siffleeren zullen en breken hun woord! Wat al krachten zijn er noodig om één enkele vrouw te doen vallen! Ik word overal gehavend en mishandeld op alle manieren en toch komt elken avond mijn trouwe vriend Publiek al pruttelend terug om ‘vreeselijk!’ te roepen en te applaudisseeren!

Hierbij fl. 50, hebt gij meer noodig zeg het gerust, want ik ben nu rijk; tegen dat ik arm ga worden kom ik ze terugvragen, ja, mogelijk vraag ik dan nog meer dan 50!

Adio! Dit is de zesde dag! Ho! ho! nu nog maar twee! Als objet d'étude vangt gij mij niet! Nooit! Nooit!

Met de meeste hoogachting:

Kameraad Stella.