Lijst van brieven op datum
4 november 1873
van
Multatuli
aan
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)
*4 november 1873
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 281-283). Brieven van Roorda uit deze periode zijn niet bewaard gebleven.
Wbaden, 4 Novr. 1873.
Beste Roorda. De opmerking van uw mama over Fancy=God, is eenvoudig-waar. Precies! Juist wat ik bedoelde! Ik wil dat achterstevoren zetten van omdatten en opdatten doen in 't oog vallen. Vandaar die uitwydingen over de leer der doel-einden, over teleologie. Fancy bewerkt, bestuurt, heerscht. Wie is Fancy? Niemand! Ze is 'n schepping van my, niet waar? Juist precies zóó is God 'n schepping der eerste voorgangers van de menschheid. Ik zal dit op z'n tyd uitdrukkelyk doen uitkomen. Op blz. 273 (juist de eerste pagina volgende op de door u gelezen vellen) spot ik met haar moeite om alles zóó, zóó, zóó te regelen. Voorloopig moet men opmerken dat ik 'n heele boel blzz. gewyd heb aan de noodzakelyke verevening der kansrekening. Nog-eens: Fancy is immers myn schepping, en dus niet iets bestaands?
Fancy=God? Zeker. Want: Fancy=fantazie, ergo God=fantazie, namelyk 'n dichtersmiddeltje om omdatten te veranderen in opdatten. In den Wouter is dit 'n mythologie op m'n eigen hand. Wie dit nu letterlyk opvat gaat 'n godin, 'n wezen: Fancy aanbidden, en stelt aanschouwelyk de dwaling voor: ‘hoe men aan Goden komt’.
Brama, Zeus, Jupiter, Jehovah en de Nieuwe-Testament-god zyn niet anders in de wereld gekomen. Een dichter kleedde z'n gedachten in zeker gewaad, en men nam dat gewaad voor 't beeld. De opmerking van uw mama is my zeer gewenscht, en ik zal die in 't oog houden. Doch let eens op die passage op 273. Daar spot ik met Fancy in hoedanigheid van beschikster. En de zinsnede over: vinger Gods! of: ‘'t is of er 'n duivel mee speelt’. Ik zeide immers daarby: Wy hebben noch met die vingers, noch met klauwen te doen?
Anders: Fancy is 'n figuur met waterverf geteekend. Ze zal worden uitgewischt, en 't noodzakelyk stevig element der logiek blyft!
Saturnus=niets. Maar dat de tyd verdeft wat-i zelf heeft voortgebracht, is waar.
Van Loudon wacht ik niets. Hoe kan hy zich met u inlaten, als gy zoo'n leugenaar zyt? En zoo dom? Want het zou heel dom zyn hem iets te zeggen dat juist hy zou moeten ontkennen.
Neen, kerel, er was heel wat anders te doen, d.h. als we ons roeren konden met geld! Zal dit nog eens 't geval worden? Ik vrees dat ze ons voorkomen! (‘Ze’=de omstandigheden.) 't Is jammer!
Ik werk slecht! Elke letter die ik schryf, valt me moeielyk. Ik ben geen schryver! Ik heb 'r 'n hekel aan! Dat vervloekt geredeneer!
Wees hartelyk gegroet met uwe lieve familie. Adieu, ik moet werken.
t.t.
D.D.