Multatuli.online

16 september 1873

Brief van Multatuli aan G.L. Funke, op 15 september begonnen. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De laatste twee alinea's van het eerste gedeelte, hieronder tussen haakjes afgedrukt, zijn in het handschrift doorgestreept. Zo ook éen zin tegen het einde, over Roorda. De laatste zin, met blauw potlood geschreven, staat in de marge rechts op blz. 4.

W.baden 15 Septr 1873

Waarde funke! Dank voor de expediëte plaatsing van dat stukje in 't HBl. Ik had gevreesd dat ze 't niet hadden willen plaatsen. 't Is vervloekt jammer dat de Veer zich zoo (uit verlegenheid om stof misschien?) tegen my verklaard heeft. Anders zou juist uw Nieuws U & my (U, als uitgever van myn schryvery, nu) veel dienst kunnen doen. God bewaar me dat ik reclame zoeken zou, maar zoo als de verhouding nu is, heb ik aan 't Nieuws juist het tegendeel van hulp. Dat zou toch ook niet hoeven! De heele zaak is voortgekomen uit de eischen die ik eens aan recensenten stelde. Om U te doen begrypen wat ik bedoelde: lees eens Huet's: litterarische fantazien, ware kunststukjes op zichzelf. De vraag is nu niet of men alles met Huet eens is (Dit is immers nooit het geval en 't hoeft ook niet) maar men zal toch daaruit kunnen zien dat ik ten-rechte klaagde over 't gehalte van andere kritieken!


‘Kritiek is zelf 'n kunst, en niet de laatste!’

De V. heeft dit ingezien, en er zich niet aan gewaagd, en daarop om er af te zyn plomp ruzie gemaakt. Ga gy eens op menschkundige gronden na, of ik niet gelyk heb? Het aantoonen van fouten kán tot 'n volledige kritiek behooren, maar dit is niet de kritiek. Ik beschouw 'n goede kritiek zwaarder dan 't werk zelf. In de door Huët behandelde schryvers komt maar weinig voor, dat in litterarische waarde boven zyn ‘fantazien’ staat, en ik zou my zeer moeten inspannen om van die ‘fantazien’ een redelyke kritiek d.i. o.a.: ‘kunstbeschouwing’ te leveren.

Ik zit in m'n maag met 'n delicate zaak. Ge vroegt me iets over Roorda's mogelyke medewerking aan 't Nieuws.

(Zoudt ge zoo goed willen zyn daarop, en op uwe wenschen daaromtrent terug te komen?

Ik zal U dan terstond antwoorden en met-een uitleggen waarom ik nu dat verzoek doe.)

16 September

Neen, dit klinkt zoo mysterieus. Ik liet gister avend den brief liggen, omdat ik niet wist hoe ik de zaak behandelen moest. Het best is maar ze zoo goed mogelyk uitteleggen, hoewel schryven altyd aanleiding geeft tot misverstand.

Op Uw vraag naar Roorda's mogelyke neiging om in 't Nieuws te schryven, zou ik, sprekende, terstond geantwoord hebben: dat zal niet gaan! Zoo-min als ik 't zou kunnen. Roorda is te militant, niet flexible genoeg, en zou nooit zich kunnen voegen in de eischen van 'n blad. Als ge my f100 voor 'n artikel bood, zou ik 't niet mogen aannemen, d.i. op den duur als vast accoord. Wel zou ik nu-en-dan 'n artikel kunnen leveren, maar niet doorgaande. Zeer spoedig zouden de belangen van 't Nieuws en myn (gebrek aan) talent want dat is het! in conflict komen.

Dit nu verwachtte ik van R ook. Doch zie door 'n toevallige zamenloop zegt Mimi - zy wist niets van Uwe vraag - ‘hè, ik wou dat ik artikels in 't Nieuws mocht schryven! Zou je niet denken dat ik 't zou kúnnen?

Ik antwoordde niet, of liever gekscherende: dan moest je beginnen met punten op je i's te zetten, en streepjes door de t's want je begrypt dat er niet veel tyd is voor correctie.’

Maar... ik wist en houd vol dat zy er goed voor was, nu met het oog op de speciale eischen van uw blad. Reeds te Parys wou ze iets dergelyks, naar aanleiding van 't Petit Journal van Millaud en Thimothee Trim.

Ik zat nu in den brand omdat ik geen schyn mocht hebben van Roorda tegentewerken. Ik zou dit geen vreemde doen, laat staan een vriend dien ik zeer hoog acht.

In-plaats nu van gister dien brief aan U te verzenden, vertelde ik hem de zaak, en wacht z'n antwoord. Ik gis dat hy zelf zal verklaren dat-i met het Nieuws geen accoord kan aangaan. Hy is daartoe te onbuigzaam, en dat prouveert voor hem.-

Misschien weet gy nu al meer daarvan dan ik. En indien ge inderdaad overtuigd zyt dat R. u niet kan helpen in 't gevraagde, dan raad ik u werkelyk aan, eens een maand met M. te probeeren. Ik ben zeker dat ze slaagt. Hare indrukken zyn zachter dan de mynen en ze drukt zich elegant uit. Ik verzeker u dat myn ikheid geheel en-al buiten 't spel blyft. Anders zou haar arbeid u niet passen. Ik zou m'n invloed alleen gebruiken om haar aantesporen tot nette afwerking en 't vermyden van slordige dictie.

Gister avend las ze my een stukje voor. Ik vond het goed, en bemoeide my alleen met allernietigste byzaken. byv.


Wil ik U dit eens bewyzen?

wordt:


Mag &c.-

Verder zou nooit m'n invloed gaan. Want juist het militante waartoe myn positie me dwingt moet in 't Nieuws vermeden worden. Ik zou dit even conscientieus in-acht nemen als-of uzelf was. En zy ook. Men moet doen wat men op zich neemt, en uw Nieuws is nu eenmaal niet Multatulistisch. Daarom ook dat ik zelf ronduit zeg het niet te kunnen, iets waartoe de betaling my anders wel verlokken zou. Ik raad u aan 't met Mimi eens 'n maand te probeeren. Doch, uit bestwil: volle maat. Ik bedoel: driemaal in de week. Dit zal beter gaan dan eens, of zelfs tweemaal, omdat zy zich er dan toe zet, zoowel huishoudelyk als naar den geest. Ze kan dan 'n meid nemen.

Doch, zeer ernstig: zoolang er de minste kans bestaat dat ge de zaak met Roorda kunt entameeren, beschouw dan deze heele schryvery als vervallen. Om geen wroeging te geven moet dit uitgemaakt zyn. Roorda is 'n uitstekend litterator. (Het Nieuws moest hem hebben als effectieve Hoofdredacteur.)

Neen, ook dit weet ik niet. Want al ware de Veer er niet, de aandeelhouders blyven, en buigzaam is R. niet!

Ik hoop dat ge alles goed zult opvatten en groet u hartelyk.

tt

DD

Meen volstrekt niet dat Mimi's werk naar my zou rieken. Dit moet juist vermeden worden. Anders kon ikzelf 't wel doen.

hierby ± een vel. Op al 't vorige was over. Dit loopt denk ik t/m vel 20.