Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

2 augustus 1873

van

Multatuli

aan

Lodewijk Elbert Gerdessen (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

2 augustus 1873

Brief van Multatuli aan L.E. Gerdessen. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De laatste zinnen staan verticaal in de smalle ruimte tussen de tekst op blz. 4 en blz. 1, en verder bovenaan op blz. 1.

Kappelman: Multatuli's woord voor de kleine burger, zie V.W. I, blz. 159.

pékins: burgermannetjes (fr.)

onechte zuster van de deugd: toespeling op Idee 114; zie V.W. II blz. 336.

Korang wang: geldgebrek (mal.)

Wbaden 2 Aug 73

Waarde heer Gerdessen, Ik antwoord terstond op Uw hartelyken brief, omdat ik - geen tyd heb. Dit zit zóó in elkaer:

Zeer gaarne schreef ik U uitvoerig, maar ik moet binnen weinig tyds, veel kopie leveren. ('t wordt waarachtig 'n ambacht! Soit!)

Indien ik nu wacht tot ik kans zie Uw schryven behoorlyk te beantwoorden, zou 't er misschien geheel by inschieten, en dit wil ik niet. Eigenlyk schryf ik U dus alleen, dat ik niet schryf, d.i. vandaag niet. Nog 'n reden die my tot haast dringt, is de vrees voor misverstand. ('t Zwygen kan ½ leugen wezen, niet waar?) Tyd om uittewerken heb ik nu niet, maar ik wou U gauw zeggen:

1) dat ik me niet heb geergerd aan geestigheden in uw boek. Vat in godsnaam m'n wenk niet op, noch als verwyt, noch zelfs als vermaning. O, neen, de grond van m'n... raad is van zeer algemeene strekking. Ze zit dieper dan de fouten waarvan gy u schynt te beschuldigen, niet ik! Schryf meer, en houd m'n raad in 't oog, zonder daarby te meenen dat ze U in 't byzonder geldt. Er moest boete op geestigheid staan voor iedereen.

2) Omtrent discipline ben ik zeer oud-pruikerig-militair gezind. In de stiptheid van de ‘soldatery’ is iets dat me aantrekt, omdat het aan de onomkoopbaarheid van de Natuur herinnert. Kappelman zegt: ‘ik zal komen om acht uur’ en meent zich civiel te gedragen door zoo tegen negenen te komen aansukkelen. By zulke gelegenheden denk ik altyd: Kerel, je moest gemaszregelt worden door 'n (pruissischen) korporaal!

Natuur? Ja! Wie, om over 'n afgrond te komen 'n sprong moet doen van x voet, en slechts x - zoo weinig als ge wilt, te kort springt, valt er in. Dit is correct! De Natuur geeft geen millimeter toe, en dit kán ze niet zonder álles te bederven. Zoo-iets nu bevalt me in de Milit. discipline! Als ik m'n zin had, kregen alle pékins daarin wat les! 't Is noodig! Aan 't ónmilitaire schryf ik voor 'n groot deel de vervloekte slordigheid in denken toe. ‘a=a, dus zal 't wel zoo ongeveer iets anders zyn dan a!’ Zóó débaucheeren ze hun verstand! En dat is my - vies als iets vuils!

Dat onrecht en willekeur dikwyls 'n rol spelen by verdraaide toepassing van tucht, spreekt vanzelf. Nu, dát is de onechte zuster van de deugd, die de familie schande aandoet. Gut, ik wou dat ik de zaak van Kaptn Jansen mocht behandelen!

Nu ja, dít wilde ik u hoofdzakelijk zeggen. Dat art. 27 is (als meer gebeurt) niet heel zuiver geredigeerd, maar met den geest ben ik 't eens, niet alleen, maar ik geloof dat ik 't weldenkende ridderlyke officieren duidelyk maken kan, dat die bepaling goed is. Hoog opgevat is zwygend gehoorzamen een der hoogste trappen waartoe zich de mensch verheffen kan! Ik weet wel dat dit paradox klinkt, maar blyf er by. Doch... ook deze deugd heeft den gewonen sleep onechte zusters, dit spreekt vanzelf.

Zwygen, schoon? Eilieve, let eens op al de luî die niet zwygen! Is de zedelyke hoogte die ze met hun kibbelen en kakelen en bedillen bereiken, zoo duizelingwekkend?

Maar, nog-eens, niet in dezen brief werk ik 't thema uit. Ik neem alleen acte van m'n liefde voor tucht. Het tegendeel is 't gehate ‘schipperen.’ Ik hoop gelegenheid te vinden in den Wouter 't onderwerp grondiger te behandelen.

Uwe Nutsvoordracht? Ik dank U wel. Ik weet dat zulke verdedigin-gen te-pas komen. Wel ligt er iets komieks in, dat het noodig is, maar 't is nu eenmaal zoo! Ge kunt gerust verzekeren dat ik 'n goed mensch ben. Na m'n dood, (en wat lang daarna) zal men 't wel begrypen, en tevens: waarom men my by-voorkeur aanvalt op dát terrein. 't Ligt voor de hand. Als ik m'n Publiek meer achtte, zou ik m'n leven beschryven, maar ik ben genezen van openhartigheid in 't intieme. ‘Ze’ maken er misbruik van. Bovendien ‘ze’ kunnen niet lezen.

Wees zeer vriendelyk gegroet van

tav

Douwes Dekker

Kyk, nu is de br. toch langer geworden dan ik verantw. kan. Ik heb 't zeer druk.

Is uw Korang wang drukkend? Myn uitgever betaalt my prompt. Dit was vroeger zoo niet. Vandaar myn zwerven. Als uwe behoefte niet zeer groot is, zou ik u wel wat kunnen helpen maar liefst niet nu terstond. Ja, uwlieder tractementen zyn veel te laag! Dat 's 'n domme zuinigheid van Kappelman. En als er gevochten moet worden, is-i bang! Dan betaalt-i met goedkoopen roem en versjes!