Lijst van brieven op datum
1 juli 1873
van
Multatuli
aan
Lodewijk Elbert Gerdessen (bio)
Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)
1 juli 1873
Brief van Multatuli aan L.E. Gerdessen. Dubbel velletje postapier, geheel beschreven. (M.M.)
De laatste zinnen staan verticaal in de smalle ruimte tussen de tekst op blz. 4 en blz. 1.
Graaf Willem: graaf Willem III van Holland; i.v.m. Bilderdijks Floris de Vijfde las Multatuli de kroniek van Melis Stoke.
les málentendus: niet de meningen maar de misverstanden.
dèt: nl. toezegdet, de grammaticaal voorgeschreven vervoeging bij het vnw. gij.
Talleyrand: invloedrijk frans diplomaat (1754-1838), zowel onder Napoleon als onder de Bourbons, meester in de taktiek van het geduld en daarom gekant tegen allerlei ijveraars.
Chauvin: de franse prozaïst Victor Chauvin (1829-1866) was ook werkzaam geweest als leraar en als journalist. Welke collega hier wordt bedoeld, is niet bekend.
Wiesbaden 1 Juli 1873
Waarde heer Gerdessen,
Och, dat is 'n misverstand! Byna zou ik zeggen: 't zyn de Opeyne niet, die de wereld regeeren (Graaf Willem) mais... les málentendus! Nu, dan worden we slecht geregeerd.
En ik heb me zoo laten regeeren door de aan Uwen brief van 29 Mei ontleende valsche opeyne, dat ge 't te druk hadt met africhten van recruten, om op dat oogenblik-
Wat drommel, 't staat er! Nu, dan kan de heele zaak 'n misverstand van U wezen. Na 't verzenden van Uw brief, was U ontgaan dat ge my nader schryven toezegde - (dèt?)
Over 't geheel is ‘schryven’ 'n ellendig middel. Ik kan zelden geheel precies zeggen wat ik bedoel. En dan-
Ik heb geen lust om uitteweiden. (En geen tyd. De beschryving alleen der drukte waarin ik zit, zou 'n zware taak zyn!)
Myn raad, als ge weer schryft, - nu bedoel ik voor Publiek - is: dat ge 'n belofte doet - d.i. mentaal - niet geestig te zyn.
Als Talleyrand, met z'n ‘pas de zèle!’ zeg ik u: onthoud u van geestigheid!
Om m'n raad ingang te doen vinden... zeg ik u de reden niet. Kyk, nu lykt hy op 'n arcanum, op 'n tooverspreuk. En van ouds hechten we daaraan meer gewicht, dan aan redeneering en betoog. Zoo zyn we!
Ik zeide niet: onthoud u van geestighedens die niet van goed allooi zyn - zulken raad hebt ge niet noodig, en: ieder kan zulken raad geven. Nooit verdedigde iemand de stelling dat iets van slecht allooi wezen moest. Neen, ik zeg u: wees niet geestig! Ge zult uitstekend schryven... mits ge u belooft niet geestig te zyn.
‘Maar... heb ik dan in m'n boek blyk gegeven van (leelyke) jacht op geest?’
Volstrekt niet. Dan zou m'n raad 'n aanmerking zyn, en dit is hy niet. M'n raad is 'n raad.
En nu 'n voorstel. Zend me svp, na uw eerst te verschynen werk, dezen brief. (Tyd voor kopie heb ik niet) Dan hoop ik U:
1o uitteleggen wat m'n meening is, en waarom ik die nu niet toelicht. 2 te bewyzen (door uw boek dat goed zal wezen) dat ik gelyk heb. Beproef het eens! Elke geestigheid... weg van my, satan!-
Uw collega ‘Chauvin’ vergist zich zeer waarschynlyk in m'n oor-deel over den soldatenstand. Ik houd er van, en vind dat onze burgerlyke maatschappy veel leeren kan van echt-militaire begrippen. Maar de generaals onzer dagen representeeren noch de kunst, noch de wetenschap, noch vooral het hart dat aan alles z'n eigenlyke waarde geven moet. In m'n Idee 475, zal wel weer 'n fout zyn. ‘Krygskunst’ is &c
Lees:
Dat wat velen heden-ten-dage voor Krygskunst uitgeven, de ‘School’ van 't oogenblik!
Tegen zoo-iets is dan ook m'n vry ruwe aanval tegen (tegen, tegen mooi! Ik heb 'n hekel aan schryven!)
Nu dan, tegen Knoop gericht. Is dát 'n krygsman? (laatste aflg. Ve bundel. Ik zond U gaarne m'n werken, maar kan niet!)
M'n oordeel over Krygskunde valt in de termen van m'n afkeer der o- en e-studie die voor letterkunde doorgaat, en maar wat geseur over letters is.
Ik mag U niet uitvoeriger schryven, want er liggen bergen werks voor me, en - helaas - bergen van zorg op me. Dóór dat werken moet ik die zorgen bezweren.
Wees vriendelyk gegroet
t.a.v.
Douwes Dekker
Mocht ik soms op 'n brief van U niet spoedig antwoorden, denk dan niet aan lompheid. Bedenk 1o dat ik zeer veel brieven ontvang, en 2o dat ik, onder zeer drukkende bezwaren, werken moet voor de kost. En ik werk niet vlug. 't lykt meer naar ciseleeren dan naar beeldhouwen. m'n hoofdeigenschap is geduld en goede wil maar anders heb ik niets uitstekends integendeel! Van Genialigheid geen spoor. Ik kan niet verdragen dat men my dat aantygt, want het is niet waar! Ook houd ik niet van de luî die voor geniën doorgaan. Ze werken niet! En dát is toch plicht! 't Is juist een van m'n grieven tegen den God du jour, dat-i niets uitvoert. Hy is lui als 'n... genie! En ook zoo overcompleet als 'n genie.