Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

12 mei 1873

van

Multatuli

aan

S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)

 

Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)

terug naar lijst

*12 mei 1873

Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 255-257).

M'n laatste brief aan u: volgens mededeling van Mimi ontbreekt die brief, evenals het vervolg van de onderstaande.

W. baden, 12 Mei '73.

Beste Roorda, Dank voor Sneeker (Hart en Koffi).

Bokma zond me reeds de nummers van 7 en 10 Mei (ook die van 9 en 23 April, waarin door de redactie zelve over de zaak van Atjin wordt gesproken).

Ik schryf heden aan Funke over 't drukken van uw stuk, en zal daarby zwygen over honorarium, omdat ik het voor 't beste houd dit aan hem over te laten. Hy zal 't wel loyaal behandelen. Maar hy scheen redenen te hebben om na 't bericht van 't échec niet eens myn Brief a.d. Koning optewarmen, wat nogal in de reden zou gelegen hebben. 't Spreekt vanzelf dat-i aan 'n vodje van f 0.10 niets verdient, maar ik had gewenscht dat-i er op wyzen zou. (Ik lyd last van de aanraking met het pitoyable Nieuws v.d. Dag, en merk nu-en-dan invloed van den smeerlap de Veer die me of stelselmatig ignoreert, of zydelings aanvalt, en als er rekenschap gevraagd wordt, antwoord: ‘ik heb u niet bedoeld’.)

Hoe dit zy, Funke zit tusschen twee vuren. De toon van dien de Veer is chauvinistisch, nederl. heldhaftig, winkel populair met jacht op vieze gemoedelykheid etc. Ten-rechte noemt Feringa hem: (in Vrye Gedachte III, 1e stuk) misselyk. Maar... Funke heeft veel geld steken in dat prul, en zeer verspreid is het.

Ik ben beroerd en verdrietig. M'n werk gaat slecht. Atjin! Ik zit daarmee als de ezel tusschen twee voer hooi.

Ik moet afbreken.

Ge zoudt me een pleizier kunnen doen (als 't u niet ongelegen komt, natuurlyk, want hoofdzaak is 't niet).

M'n laatste brief aan u is 'n gezeur over de redenen waarom ik niet kan schryven. Schook te Balk drong onlangs op 'n brief aan. In verdrietige stemming antwoordde ik: ‘Kerel, je weet niet wat je vraagt,’ etc. Nu gis ik dat-i boos is over m'n toon. Want verdriet op schrift ziet er uit als boosheid. Ik kon hem niet uitleggen waarom ik niet schryven kon.

Zou 't u schikken den inhoud van m'n brief aan u (wat dit onderwerp aangaat) excerptsgewys aan hem mee te deelen? Ik ben zeer op Schook gesteld en wou niet graag hem missen. Maar omdat m'n brief aan hem zoo verdrietig is, etc...

Iemand die, als ik, voortgezweept wordt door 't métier, de broodwinning, kan zich de luxe van andere aanrakingen niet veroorloven. Voort, voort!