Lijst van brieven op datum
9 mei 1873
van
Multatuli
aan
G.L. Funke (bio)
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
9 mei 1873
Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Enkel velletje postpapier, dubbel gevouwen, en half enkel velletje, idem, geheel beschreven. (M.M.)
infaam behandeld: na het publiceren van Max Havelaar had prof. Veth Multatuli z.i. toezeggingen gedaan die onvervuld waren gebleven.
Wiesbaden 9 Mei 1873
Waarde funke! Den ontvangst der f 100. by uwen brief van den 4n heb ik reeds bericht.-
Gister ontv. ik van v. Cleef de nota van den Minister. Schryf 't toch asjeblieft op. Ik zou anders zulke dingen niet durven bestellen. - Ik weet niet hoe ik doen moet met Kolff. Terugzenden is te nydig. En in-dank de ontvangst berichten kan ik niet. Niet-schryvende loop ik gevaar 't tweede stuk niet te krygen dat ik noodig heb.
Waarom ik juist Veth's werk zou afkeuren, begryp ik niet. Leg aan Kolff by gelegenheid de noot voor, op blz. 152, 4e deeltje. Ja, ik gis ook dat velen my maar zoowat op de pof beoordeelen. Luk-raak! 't Is wel verdrietig. 't Is juist anders om. Ik tracht er naar ieder 't zyne te geven. Veth byv. heeft my in zekere particuliere zaak infaam behandeld zoo dat ik woedend op hem ben. Ik zou me schamen als ik zoo-iets liet influenceeren op m'n oordeel over z'n werken die van zeer veel studie en arbeid getuigen. Op 't nu ontv. 1e stuk byv. heb ik (wat hém betreft) geen andere aanmerkingen dan van klein ethnologisch belang, byzaakjes.
M'n zucht om rechtvaardig te zyn schynt niet begrepen te worden. Gy byv. zoudt waarschynlyk uit myn oordeel over van Daalen niet bemerkt hebben - of niet hebben kunnen gissen - dat diezelfde v. Daalen my beroerd behandeld heeft. Ik had z'n vader die zeer in den brand zat, met ± f700. geholpen. Jaren later toen ik in den brand zat, schreef ik er v. D. over, die in zeer goede positie was. Hy zond me... f 50! Wat ik u over hem schreef was als dienstdoender. Ik ken hem als nauwkeurig opvolger van bevelen of reglementen. Als 't consigne is vooruit, zou hy vooruit gaan. Achteruit: idem.
Dat ik meende dat-i sneuvelen moest was gegrond op de verwachting dat de Atchinezen het embarkeeren der troepen zouden bemoeielyken, en de laatste helft, 't laatste kwart, den laatsten man althans, afmaken. Daar nu de plicht van 'n kommandant is die laatste man te zyn, voorspelde ik dat v. D. vallen zou. (Even als de kapitein van 'n zinkend schip, 't laatst aan boord blyft.) Het schynt nu (onverklaarbaar!) dat de Atchinezen dien aanval niet gedaan hebben.-
Ik hoop Veth te geven wat hem toe komt, en zou bly zyn als men dit my ook gaf.
Dit geschiedt (één voorbeeld uit velen!) alweer niet in 't stuk van Knoop dat in 't Nieuws wordt behandeld.
De byzondere menschelykheid die aan v. Swieten wordt toegeschreven was niet toegepast op de Bonische expeditie. Deze liep in Maart 60 af. De dagörde waarin wordt gelast ‘den tot dusver gevolgden weg te verlaten’ is van October 60, d.i. nadat de Havelaar op Batavia was aangekomen. zie no 304 Ideën.
Het verwringen van die datums is 'n klein handigheidje dat de referent in 't Nieuws wel had mogen aanstippen. Maar 't is nu eenmaal aangenomen dat men omtrent my geen recht hoeft in 't oog te houden. By gelegenheid zal ik dien Knoop op z'n plaats zetten, én daarover én over z'n redeneering:
‘graan is onmisbaar, dus moeten we kool planten’
Zoo-iets staat er, en 't Nieuws laat er op volgen: ‘het is zoo; nog heden moeten wy... kool planten’
Ben ik dan de eenige die zulke dingen opmerk? 't Is me 'n raadsel. - Ik kryg daar de proef van 21.
Hartelyk gegroet
tt
DD
Dat Atjin kost me wat aan spanning. Men overstroomt me met brieven en couranten, en vragen. Gister - ik weet niet meer hoeveel. Ik kan er nog niet over schryven. O, als men lezen kon en verstaan wilde!
Ik zend de proef met eerste post terug. Wilt gy u eens bemoeien met de (naar ik meen) ongelyke meestal te kleine cursief letters, en het gelyk zetten van de duitsche y en ij-
Ik vind het wel 'n beetje... bar dat de drukker zoo maar zegt (330) ‘andere letters kan ik niet plaatsen!’ (iets als: als je daarmee niet tevreden bent, kun je ophoepelen). Godbewaarme dat ik 't de menschen lastig maken zou, maar ze nemen 't wel wat ligt op. Telkens moet ik by zoo-iets denken: zou de drukkery dit wel kunnen zetten? By 't behandelen van taal heb ik dikwyls andere karakters noodig. In 't halve vel dat ge nu hebt, spreek ik van arabische letters. Ik had ze willen laten drukken ( &c) maar begreep dat ze die niet hadden. Dit nu is begrypelyk. Ze zyn daartoe niet ingericht. Maar... by wat goeden wil, zou men zich daartoe wat moeite geven, niet waar?
Juist in de beschryving van die arabische g gh of k klank, wilde ik aantoonen dat het oorspronkelyk één karakter was, en slechts later door byteekens onderscheiden. Zoo iets komt telkens voor, en als ik m'n Geschiedenis der taal schreef, zou Los 't dus niet kunnen drukken. Nu vermyd ik 't dus zooveel mogelyk, maar dit is 'n onaangename belemmering. En dan dat lakonieke ‘dat kan ik niet!’ waar ik maar om 'n duitsche letter vraag!-
Ge vraagt naar wonen en verhuizen! Och! Ik moet hier Ulto Juni uit. Het huis wordt afgebroken. Maar vóór dien tyd moet ik nog wel - ook om andere redenen - god weet hoeveel vel schryven! Ik kan aan verhuizen nog niet denken! dat heet: aan 't waarheen?