Lijst van brieven op datum
28 november 1872
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
28 november 1872
Aantekeningen van Mimi in Dagboek II. (M.M.)
de Hallemannetjes: speelkameraadjes van Woutertje Pieterse; zie V.W. II, blz. 529, 531-537.
de groote sluis: zie voor dit typerende voorval V.W. II, blz. 151 en V.W. VIII, blz. 510.
28 Nov.
Gister spraken wij over tooneelstukken. Ik zeide ik Gijsbrecht van Amstel eens lezen wilde. Dat zal je niet bevallen zeide hij. ‘Niettegenstaande de rijmelarij was Vondel een dichter. effectief dichter. hij had vlucht. Ja... hoe zal ik je zeggen wat er ontbreekt aan z'n tooneelspelen. fantaisie?... neen, ik heb reeds gezegd hij vlucht had. Zijn verzen zijn rijk aan denkbeelden en poetisch - maar 't schijnt dat hij de gave niet bezat die eigenschappen overtebrengen op door hem geschapen personen. - Van morgen spraken wij weer over drama etc. altijd nr aanleiding van Vorstenschool. ook wilde D. gaarne een blijspel maken, maar vreest het niet te kunnen. Voor eenige maanden heeft hij aan funke ‘de Neven’ van Helv. v.d. Berg besteld. 't beviel hem niet, maar hij kon dat v.d. Berg niet wijten, zeide hij. holl. toestanden waren zoo slecht voor 'n blijspel geschikt. Mij hinderde in de Neven zeer de burgerlijke bekrompen klein huishoudelijke omgeving. ik vind dat drukkend. Juist zeide D. maar 'n blijspel behoort te spelen in de middenstand. in Vorstenschool heb ik die klip vermeden door de 2 uiterste der maatschappij te kiezen. Ik meen dat wie de 2de akte van Vorstenschool gemaakt heeft ook een blijspel maken kan. D. zeide een blijspel is niet, wat men in 't duitsch noemt lustspiel. Een Schwank is eigenlijk slechts wat de studenten noemen een ui. en een lustspiel heeft meer van een klucht dan van een blijspel. Bij een treurspel moet de ontknooping tragisch, bij 'n drama deftig, bij 'n blijspel vroolijk, prettig zijn. Een drama kan misdaden, fouten hekelen, een blijspel heeft meer ten doel zeden, vooroordeelen te gispen. Een blijspel is niet eenvoudig een vroolijk grappig toneelstuk, het heeft hooger eischen.-
Onlangs vertelde D mij van zijn jeugd. Hij sprak over wandelen met de Hallemannetjes en toen dat hij zich niet herinnerde met z'n broertje Willem veel gewandeld te hebben. en vervolgde toen: ‘O ja... toen op de groote sluis was hij er toch bij! Wanneer vroeg ik? - Toen dat joden-jongetje z'n barret verloor. 't Woei en die waaide af. - In den Amstel? ‘Neen in zoo'n soort tuin onder de sluis. waar 't nog droog is. Ja daar was Willem bij. hij huilde nog zoo toen ik nr beneden klom om 't petje te halen, er was toen een metselaarsknecht die zoo vriendelijk tegen me was.’ Minnebrieven.