Multatuli.online

24 november 1872

Aantekeningen van Mimi in Dagboek II. (M.M.)

Zondag 24 Nov.

Ik lees het oera linda bok. Het is zeer interessant en ik kan me bijna niet weerhouden nu en dan er over te spreken tot D. Hij heeft het nog niet gelezen, alleen ingezien, juist omdat het hem zoo interesseerde. Hij zou er een studie van willen maken en daar toe heeft hij geen tijd. Gister avond zeide hij: Voor mijn werk is 't veel voordeeliger ik arabische vertellingen lees. Marie Anderson heeft hem nam. De Duizend en een nacht geleend. Hij leest daar veel in. 't Eenige wat hem spijt is dat ze te veel vereuropeescht zijn. De vertaling van fylink prijst hij zeer maar die is uit eng. fr. en duitsch, en die vertalingen zijn hem niet oostersch genoeg. In de voorreden van Emile Gautier staat een stuk van Laharpe die zoo met die vertellingen was ingenomen. Nu zóó erg is D. er niet op gesteld maar toch ook zeer. Het naive bevallige er in trekt hem zoo aan, maar de misbruik van de toovenarij bederft veel, zegt hij, niets is meer onmogelijk en elke teweeggebrachte spanning kan door een toovermiddel worden opgelost. Gister zeide hij: wat zoo eigenaardig is in deze vertellingen is dat niet-tegenstaande de onbeperkte macht van de khaliefen, die voortdurend, als of 't niets was, koppen laten afhouden, er toch zulk een zachtmoedige geest heerscht.

Van morgen een telegraaf gekregen van Roorda - waarin hij Vorstenschool en den rotterdammer behandelt. Zeer goed zegt D. - Naar aanleiding van den brief van den jongen Post las D. gister in de reeds verschenen vellen van den 4de bundel. Hij verwonderde er zich toen over - zooals trouwens altijd wanneer hij iets van zich zelf naleest - dat het hem zoo nieuw voorkwam. alles wat ik lees is mij eene verrassing, en zeide hij, dit is des te vreemder daar ik toch zoo langzaam en moeilijk werk. Het is alles ciseleeren.