Lijst van brieven op datum
30 oktober 1872
van
Multatuli
aan
G.L. Funke (bio)
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
30 oktober 1872
Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Liever Haarlem dan Los: de haarlemse en de amsterdamse drukkerij waar Funke werk van Multatuli liet zetten.
Middelburg: het Nederlands Taal- en Letterkundig Congres dat 3-5 september te Middelburg was gehouden.
B.: de medewerker aan Asmodée, A. Buijs.
kwittantie in volgenden brief.
ze maakt dezen juist tot dubbel port.
Wiesbaden 30 Octr 1872
Waarde funke, Mimi is zeer verheugd met de f50, en bedankt u wel. Zy meent, en ik ook, dat gy ruim gerekend hebt, vooral omdat we inzien dat men in zoo'n zaak aan eene begroting gebonden is. Mocht er later eene vacature komen, denk dan svp. aan haar. Vooral na m'n dood zou dat goed zyn.-
Over de andere zaak - die waarover uw brief van 28 loopt - schreef ik u uitvoerig. Maar ik verscheur het, daar 't tot niets dient, en alweer opnieuw aanleiding geeft tot allerlei misverstand. Hoe ge byv. op 't idee komt dat ik onwel word door 't lezen van wat men tegen my schryft, begryp ik niet. Zúlke opvattingen kan ik niet voorzien, en 't ophelderen geeft weer aanleiding tot nieuw misverstand.
Ik blyf u verzoeken my zooveel mogelyk op de hoogte te houden van wat er my betreffende uitkomt. (als curiositeit: in 't Leeskabinet moet staan dat die brief aan den Koning... eene ‘geldmakery’ is. Maak u dus gereed voor 't honoreeren van de wissels die ik voor die kopie op u trekken zal. Serieus: debiteer me voor wat ge er by laagt.) (Ik moet uw vorigen) Neen, eerst dit nog. Om oprecht te zyn moet ik zeggen dat ik buiten de vrees voor nieuw misverstand nóg 'n reden heb om niet te antwoorden op uw brief van eergister, maar 't aanroeren daarvan is antwoorden, en dus basta.-
Ik moet uw vorigen brief nog beantwoorden.
‘Liever Haarlem dan Los.’ Ik kan 't niet beoordeelen. Is Los in letterlyken zin: welwillend? Zoo neen, dan is alles uit. Wanneer hy u byv. 'n uit bestwil gegeven opmerking kwalyk neemt, dan is er geen doen aan. Er is een nuttig stuk te schryven over drukkeryen in 't algemeen. Ze weten niet hoeveel kwaad ze doen door 't bederven van stemming. Als ik niet, om veel redenen, vermeden had naar Middelburg te gaan, zou ik daar over die zaak gesproken hebben in de Afdeeling Boekhandel. Stipt gezegd heeft 'n Uitgever recht op 'n eerste proef die gedrukt is zoo als er in de kopie geschreven staat. Dat dit stipte recht gemitigeerd wordt door de in alle zaken noodige welwillendheid spreekt vanzelf. Uit de onmogelykheid om dat welwillende behoorlyk te definieeren spruit voort dat de drukkers maar alles durven afleveren en dan geldt dat eerste vel ten-onrechte voor 'n proef. Dikwyls zou ook de revisie nog niet behooren aangenomen te worden. Doch zie, dit is de hoofdzaak niet. De auteur wordt dóór de correctie bedorven voor z'n eigen werk, voor de correctie van z'n uitdrukking en zelfs van z'n denkbeelden. Dát's het ergste.
En tyd! Wetende dat men by de drukkeryen slordig zet niet alleen, maar ook de gemaakte correctiën slordig uitvoert, is men nooit zeker iets afgedaan te hebben. Dit werkt al nadeelig op de eerste correctie. ‘Och, ik moet het tóch weerom vragen’ is 'n storende gedachte. Het zou wenschelyk zyn dat uitgevers die zaak eens behandelden, en door gezamenlyken invloed de drukkeryen noodzaakten:
1o geen slordige proeven afteleveren d.i. het letterzetterswerk niet op den hals van den auteur te schuiven. Onspelbare woorden, blykbare onzin, omgekeerde letters &c.
(2o op ommezyde)
3o (maar dìt komt later) een letterkundig ontwikkeld persoon (prote) te belasten met de correctie van eenigzins hooger soort. In Frankryk wordt 'n schryver geholpen in 't ambachtelyk gedeelte van z'n styl. De prote zet NB by stroefheden, by onachtzame keus van woorden, by vergissing in 't aanhalen van een blz. Hy zoekt de juiste plaats van 'n citaat op, enz. 't Spreekt vanzelf dat zoo'n prote goed betaald wordt, en ik zie in dat dit 3e punt nog lang onuitvoerbaar wezen zal.
Maar 't eerste toch! En ook het 2e. dat ik oversloeg, en nu hier volgt: Men schynt by onze drukkeryen zich niet te bekommeren om typografische regeling. (De wedstryd in Koppermaandagsche almanakken bewyst toch dat ze de zaak kennen en kúnnen.) Ik bedoel nu 't verdeelen van ruimte, de soort van letter, 't schikken om 'n bladzy goed te doen eindigen...
(als voorbeeld: blz. 241-242. Zie eens hoe men daar - alsof 't er om gedaan was! - die ‘mannen van name’ vermoordt, of liever 't verband tusschen Genius, en Thorbecke naar Ds Hoevers.)
In m'n Mill. Studiën komen telkens stalen en cyfers voor, en dan moet ik 't arrangeeren. Ook zonder de typografische kennis die by de drukkeryen moet verondersteld worden, moest men begrypen dat de auteur niet vooruit weet hoe iets ‘uitkomt.’ Zy, den bak vóór zich hebbende, wél. Ik erken dat het, zoo als de zaken nu staan, lastig wezen zou de drukkers stem te geven. De auteur moet nu wel wyshedens verkoopen, omdat hy ziet dat zy zich niet bemoeien met de ordonnantie. Maar dit behoorde zoo niet te zyn. Bovendien is 't heel gevaarlyk iets te doen verzetten, omdat men altyd kans loopt dat er dan weer op 'n andere plaats iets bedorven wordt.
Los nu woont in Uwe stad. Gy kunt hem spreken. Is hy niet van goeden wil, dan is er niets aan te doen. Maar zoo ja, dan hadt ge vind ik meer kans hém wat onder 't oog te brengen dan 'n drukker die elders woont.
Te Haarlem was men welwillend dit erken ik. Maar de onder 1 & 2 genoemde wenschen bleven daar even onvoldaan als elders. (Van 3. spreek ik niet. Dat kan zoo niet in-eens, maar 1 & 2 wel. En 't blyft de vraag of 'n drukkery die ook voor 3 zorgde, geen goede zaken maken zou!)-
Of ik Rotterdammer refuteer? O ja, maar niet in gewone polemiek. Misschien ook laat ik 't doen door 'n ander. En in allen geval wil ik nu afwachten of men hem napraat. De tekst, het aangegeven wachtwoord is: vrinden, om die V.S. en wat ons de thans regeerende clique daarin hindert, te neutraliseeren, moeten we zeggen dat die Hanna heel lief is, maar de rest nonsens.’
Zoo'n ‘maar’ is 'n by de meeste lezers gewenschte zaak, en de N.R.C. heeft het geleverd. Gy zegt in uw brief 19. dat die poging om de door my geteekende toestanden naar Spanje te verplanten ‘brutaal’ is. Ja. Maar niet te brutaal, niet te plomp voor 'n groot gedeelte van 't publiek. Er is ‘bekwaamheid’ in die brutaliteit. De schryver blykt te weten wie hy voor heeft, en dat publiek alles slikt.
Daarom is 't my zoo onaangenaam dat-i in de gelegenheid was z'n wachtwoord zoo vroeg te geven. Als eerst de V.S. overal rond geweest was, zou 't minder kwaad gedaan hebben. (Fr. v.d. Putte is m'n zeer particuliere vyand, en hy weet waar-i belanden zou als ik wat te zeggen kreeg. Van dáár die zeer bekwame recensie. Valsch, onwaar, slecht geschreven... alles mogelyk, maar bekwaam. Al bewees iemand dat alle op- en aanmerkingen onjuist waren, dat scheelt hun niet. 't Was hun alleen te doen om tydig die ‘maar’ te leveren, en dát is gelukt.-
Ja, behoorlyk ontvangen
Ik bedank u voor alles, maar heb over 1 & 4 wat te vragen. Ge zondt my van de 1e aflg Ideen IV, drie Exx. en nu twee. Meen nu niet dat ik uit begeerigheid 'n derde vraag. Als ge my één zondt, was ik ook tevreden, en in zekeren zin wil ik u even gaarne een der eerste drie terugzenden, als u vragen om de twee te completeeren. Hierover (en vooral over de present Exx.) zal 't goed zyn later een vaste bepaling te maken. 't Drukt me natuurlyk dat ge meer Exx. voor of aan my geeft dan de zaak dragen kan.
Uwe boekenlystjes. Ik vind no 5 niet. Wilt ge my dat nazenden? Ik zal die dingen heel gaarne geregeld ontvangen, en heb reeds 'n lystje van eenige boeken die ik u verzoeken zal my te zenden. Maar wees zoo goed my eens optegeven hoe de rekening staat, buiten bundel IV natuurlyk. dát weet ik wel. Neen ik wil weten hoeveel ik u al schuldig ben behalve al vooruitbetaalde vellen kopie.-
Dat ik u onlangs over B. schreef, heeft 'n reden. Ik heb dien man slechts eens gezien, en sedert jaren schryft hy me brieven die me vies maakten. Op 'n toon namelyk of we allerintiemst waren. Dit geschiedde al toen ik nog in den Haag was. Ik bepaalde my tot niet antwoorden.
Daar hy arm is en in ordinair-letterkundig opzicht niet onbekwaam, bleef ik hem 'n pres. Ex. zenden van m'n werken. Ook stuitte my wel terstond z'n familiare toon, maar ik las er niet in wat ik er nu in lees, vooral nu ik verneem dat hy in Utrecht 'n zonderlingen naam had. Wat moet ik nu doen? Ik vraag dit aan U als 't publiek - in gewoon burgerlyken zin nu - beter kennende. Is 't noodig dat ik hem op z'n plaats zet?-
Neen van van Helden hoorde ik niets. Om accoord te gaan, deze herhaling. Er is tusschen hem en my niets over die zaak gewisseld dan 't briefje dat mimi voor u kopieerde, en zyn brief waarop dat briefje 'n antwoord was. Daarin vroeg hy: ‘hoeveel geld ik noodig had?’ alsof dát de kwestie was. 't Was blykbaar 'n poging om (lang na dat leenen by u) 'n stuk van my in handen te krygen waaruit dan zou moeten schynen te blyken dat ik iets wist van z'n beroep om uw hulp. Eigenlyk dom. Want al hád ik nu geschreven: ‘hè ja, zend jy me wat geld!’ dit zou toch niet beletten dat hy onder 'n valsch voorgeven, zooveel weken vroeger zich tot u gewend had. Ja, ik ben er wel boos om. Gy moest toch denken dat ik hem had gestuurd om met 'n slender aan geld te komen. Hy is op 'n verkeerden weg, net als Plettenberg. Van dezen heb ik niets gehoord, en dat zal wel zoo blyven.
Vriendelyk gegroet ook van de vertaalster.
tt DD