Lijst van brieven op datum
24 oktober 1872
van
Multatuli
aan
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
*24 oktober 1872
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 206-214) Idee 462: zie V.W. III, blz. 224.
Girardin: Emile de Girardin (1806-1881), vooraanstaand frans journalist, directeur van La Presse.
e.p.: entre parenthèses (fr.), tussen haakjes.
blz. 236 Ideën: in latere nummering Idee 979; zie V.W. VI, blz. 209.
partant: bijgevolg (fr.)
gouffre: afgrond (fr.)
een eigenhandig stuk van Wertheim: dit stuk, dat door Funke in juli was meegebracht, is niet teruggevonden.
24 Oct. 1872.
Beste Roorda. Ik ontvang den ‘Opmerker’ en betreur alweer dat we elkaar niet gesproken hebben. Nu byv., weet ik weer geen raad u goed te doen begrypen welken indruk uw stuk in dat blad op my maakt. En toch ware dat noodig. Voyons! Ge schryft uitstekend. Uw gemoed dringt u tot het goede. Volgens m'n eigen theorie moest er dus op uwen arbeid geen aanmerking kunnen gemaakt worden. En... in zekeren zin is dit ook zoo. Welnu, hoe komt het dan dat ik byna altyd uw werk onvoldaan, neen, erger nog, verdrietig uit de hand leg?
Hierop wil ik 'n antwoord! Liever zocht ik 't met u, sprekende, overleggende.
Daar dit nu niet kan, moet ik 't wel schryvende zoeken. Ik sprak van ‘onvoldaan’ en ‘verdrietig’. Er is meer. Ik heb na de lezing uwer stukken zeker gevoel van medelyden. En dit helpt my aan den sleutel. Want zie: datzelfde medelyden heb ik met m'n eigen pogingen. Alles valt in den modder!
De oorzaken alzoo van m'n indruk liggen niet in uwen arbeid, maar in de wyze waarop ik kan berekenen dat uwe woorden wegsterven in de ruimte. Stel eens er ware in uw stuk een zinstorende drukfout. Schneevoort zou óngunstig over F. v.d. Putte hebben gesproken. Ge ontvangt den Opmerker, ziet die malle fout, ergert u, en schryft met eerste post... misschien telegrafeert ge wel! 't Idee dat men uw stuk zoo bedorven heeft, maakt u zenuwachtig. Ge zyt niet gerust voor de correctie wel en deugdelyk geschied is.
Nu, dat is naïf! Ge hadt ergernis, port en zenuwachtigheid kunnen sparen. Uw lezers hebben niet eens gemerkt dat het ‘ongunstig’ 't slot van uw stuk tot nonsens maakt. Ze zyn gewoon zich geen rekenschap te geven van 't gelezene. Dat is m'n Idee 462! Ik ga nu voorby welke oorzaken bewerken dat byv. de ‘Opmerker’ wel van u en niet van elk ander die 'n zinsnede weet te ronden, stukken opneemt (ik ken die oorzaken wel) maar verzeker u dat het niet is omdat gy naar waarheid streeft, of waarheid zegt. Dit is niet alleen de hoofdzaak niet, maar zelfs geen byzaak. De lezer heeft geen flauwe notie van 't verschil tusschen waar en onwaar, tusschen gegrond en ongegrond. Zeer treurig, niet waar?
Ik schreef zoo even: al wat ge schryft vind ik uitstekend. Dit is in zooverre onjuist, dat ik soms op- of aanmerkingen zou meenen te mogen maken, als ik niet te verdrietig ware over de nutteloosheid uwer pogingen in 't algemeen. Er gaat in u een zeer schoone kracht verloren (in my ook) die ik door 't bespreken van 'n zuivere taktiek, nuttig had willen aanwenden.
(Ik heb redenen om te denken dat ik niet lang leef, en maak als ik kan een en ander in orde. O. a. heb ik bedacht dat ge soms behoefte kunt hebben aan 'n relatie met 'n fatsoenlyk betalenden uitgever, en daarom gezorgd dat Funke u waardeert als schryver en als mensch. Funke heeft veel goeds. Hy is solide en niet schraperig. Voor Vorstenschool gaf-i me ongevraagd f170 meer dan de bedongen f 40 per vel, dus fl. 500. Hy kan 't niet helpen dat ik maar 'n hollander ben. Weet ge wat Sardou tot nog toe ontving voor Rabagas? 6000 franken... jaarl. rente! En hy blyft aandeelhouder in future representatiën. Maar dat kan Funke niet helpen. Mocht gy die rekening van fr. 6000 rente willen verifiëren, zie figaro 9 Octob. 72. Ik denk er dikwyls over in 't fransch te schryven, maar bedank er voor stage te maken by die oppervlakkige kerels, en de hollanders zouden er munt uit slaan als ik niet terstond slaagde. Dán zouden ze my noemen!)
Hoe 't zy, uw en myn geschryf baat niet! Het obscuurste lidje van een kiesvereniging, en vooral een aandeelhouder in een krant heeft meer invloed dan gy en ik. Gy zelf zegt dit in uw stuk. Juist, het is die plutocratie. Om die te overwinnen hadden we 'n anderen weg moeten inslaan. Wy zyn stumperts als we meenen eens zeer ferm iets te hebben gezegd, en daarvan iets verwachten. Het glydt af. Meent ge dat F.v.d.P. - die e.p. wel wat ergers verdiende dan 'n conditioneel von-nis van 'n niet zeer interessanten vreemdeling - meent ge dat ge hem iets, iets, hoe weinig ook, in de publieke opinie benadeeld hebt? Och neen, met z'n meerderheidje onder de 70, 80 Kamerleden en z'n infame N. Rotterd. courant zit hy even vast als vroeger.
En de liberalen? 't Kan hun wat schelen of je 'n Dawalagiri tegenover den Chimborasso zet!
Spreken en schryven baat niet. (Emile de Girardin).
‘Pourquoi parlez vous donc?’
Hy was beteuterd op die vraag, en dit is begrypelyk. Wel nu, laat ons dan de stelling ampliëren. Spreken en schryven op zich zelf, d.i. zonder daarby zekere taktiek in acht te nemen, die tot de vruchtbaarmaking noodig is, baat niet.
Over die taktiek had ik met u in overleg willen treden.
Komiek is het dat sommigen my nog altyd voor 'n wildeman aanzien. 't Is 'n uitgestrooid praatje dat gretig wordt aangenomen. Als men lezen kon, zou 't niet gelukt zyn. Maar de cliques die baas spelen rekenen er op dat men niet lezen kan. Ge zult daarvan een aardig voorbeeldje vinden op blz. 236 Ideën.
Wie me goed kent, byv. m'n vrouw en Mimi S., vinden me zeer zwaartillend in redeneering, tot het besluitelooze toe. Er gaat geen week voorby dat M.S. geen printje krygt. ‘Ho, ho, dát 's te gauw geconcludeerd. Ik ben zoo knap niet dat nu al te weten. Wat jy daar in eens oplost (voorgeeft optelossen!) zou my weken of maanden kosten’ etc.
Gy hebt eens (in de zaak met Kern) getuigd dat ik moeilyk werkte. De zuivere waarheid! Ik ken niemand die niet vlugger is dan ik. Een zeer groot aantal der zinsneden die ik ooit schreef (nam. voor de pers) was me een probleempje, 'n rekenvoorstel, partant... 'n inspanning. Reeds in den Havelaar doel ik in 't voorbygaan, op 't ongegronde der... beschuldiging van vlugheid. Wat 't Publiek van me te zien krygt, is mozaïk, geen monolith. Waarom schynt het dan sommigen toe alsof ik... etc. Wel, omdat ik altyd doorwerk, en daar anderen lui zyn, kunnen ze niet begrypen dat ik iets voortbreng dat op 'n geheel gelykt. Ik ben 'n koppig koraaldiertje. Ziedaar de heele zoogen. genie-igheid. 't Woord genie is uitgevonden door luiaards, die niet erkennen willen dat hun 't geduld (Ik bedoel geen passief geduld maar handelend, mozaïk geduld) ontbreekt. Enz. Breid gy zelf dat alles maar uit.
Waartoe? Om u overtehalen tot de gissing dat ik wel iets kon gevonden hebben om onzen arbeid practischer te maken. Met myn manier van werken kán alles! Ik had voornamelyk u gekozen om my te helpen, my, ons en 't goede.
Nu daarom ben ik bedroefd elken keer als ik uwe kracht onvruchtbaar aangewend zie.
En de myne ook! Myn geschryf laat de lui even koud als 't uwe. Van Twist is zoo welvarend als v.d. Putte en Kappelman.
Toch blyf ik altyd zoeken naar beter. En attendant (pourquoi parlez vous donc?) schryf ik om te leven.
M'n oogen zyn maar zoo zoo! Ik heb er zoo'n pyn in.
Eigenlyk had ik nog zeer veel te beantwoorden dat in uw vorige brieven voorkomt. ‘Ik schryf zoo lakoniek over de komst van m'n zoontje?’ Helaas, ja! Ge hebt juist gezien. Ik wil nu die gouffre van verdriet overspringen. Als ik u sprak, zou ik... basta!
Alzoo nu alleen uw laatste. Van Loudon vind ik 't allernatuurlykst. Hy vreest u niet. Dat is alles gezegd. Waar dit ontbreekt, krygen we nooit iets gedaan.
‘Thorbecke's andere schryvery ontleden? Zegge: uitkleeden. Och, ze kunnen niet lezen. Na twintig jaar zullen ze zeggen: ‘dat gehamer op dien Th. is vervelend. Lieve god, wy wisten immers ook wel dat die man maar 'n vlag was.’ Intusschen hebben ze met die vlag 't bewind veroverd, en daarom was 't te doen. In zekeren zin zyn de lui en place veel knapper dan wy. Al wat wy zeggen weten ze ook wel, maar op 't oogenblik dient het hun zich aantestellen alsof ze 't niet wisten, en tegen den tyd dat onze meening doordringt, zullen zy 't hardst schreeuwen: precies m'n idee!
Met dat slaadje van f 160 is 't komiek gesteld. Als psychologische bydrage is 't niet onaardig. Van Helden komt by Funke en zegt zich verplicht te achten my nog f 160 uittekeeren.
(v. Helden had als afkoop voor 't uitgeven van m'n 4den bundel die op Funke overging... duizend gulden ontvangen. Ik voor 't schryven: f 1040!)
Maar daar v. H. op 't oogenblik dat geld niet had, vraagt hy die f 160 by Funke te leen. Funke geeft hem die en schryft my: gy zult f 160 ontvangen van v. Helden. Ik antwoordde dat v. H. my niets schuldig is. En zoo schynt hy zelf er ook over te denken, want ik ontvang niets! Maar hoe vind je dat andere zaakje? Dat van Helden duizend gulden ontvangt voor 't overdoen van 't accoord met my over bundel IV, terwyl ik zelf voor 't schryven maar 26 × 40 = 1040 kreeg?
Dat thans alles op Java beter is (Corr. Journal de Genève) is de bekende deun der liberalen. Van Hoevell (staatsraad met f 5000 tractement, plus z'n dominéspensioen) verzekert het ook in z'n voorwoordje by de duitsche vertaling van Slaven en vryen. Ergens is 't my kwalyk genomen dat ik niet ook zoo'n certificat de bonne conduite heb meegegeven aan de engelsche vertaling van Havelaar. Ik antwoord daarop in den herdruk Ideën met noten.
Wat ge schryft van uw Marietje is snoepig. 't Zou my zwaar vallen zoo'n dotje niet te veel te laten merken dat ik haar lief vond. En toch moet die klip vermeden worden. Alle kinderen, gekken en beschonkenen poseren. O, meen niet dat ik iets afding op de beminnelykheid van uw onschuldig Marietje! P. zei ook dat ze een waar engeltje was. Neen, ik dacht aan iets anders, aan iets treurigs, iets wat my aangaat en me ongerust maakt.
P. niet geantwoord! C'est lui tout craché! Hy is op 'n verkeerden weg. Uw woord in uw vorigen brief ‘dat ge niets indedaad slechts van hem kunt gelooven en toch ook niet denken kunt dat ik lieg’ is billyk. Ge moogt zoo iets niet aannemen, al kwam 't van Vader, Zoon en H.G., voor 't u overtuigend gebleken is. Welnu, overtuig u. Kopieer uit myn brief wat ik schreef, en vraag hem om inlichting. Ik zie niet in hoe hy 't zou aanleggen zich te verontschuldigen. De feiten zyn zooals ik geschreven heb. Ze dwongen my tot die annonce. Hoe die zaak is uitgemaakt tusschen P. en de M.C. weet ik niet, en dit regardeert me ook niet. Het staat vast, dat hy die gelden ontving, en dat ik ze niet ontving. (Ik heb een eigenhandig stuk van Wertheim met opgave der sommen en datums ‘aan den heer P. uitbetaald’). Indien ge P. er over schryft, voeg er dan by dat hy ongelyk hebben zou my voor 'n vyand aantezien. Ik heb medelyden met hem. Maar... ik had aanspraak op oprechtheid. Ik kan berekenen dat hy in 'n beroerde positie is, en wou dat ik hem helpen kon, maar dit is onmogelyk zoolang hy niet oprecht is.
Hy heeft slechte dingen gedaan. Welnu, nog houd ik hém niet voor slecht. Maar z'n zwakte leidt er toe het te worden. En vóór alles: hy moet werken. Hy zal me 't getuigenis geven dat ik hierop aandrong, lang voor die vieze geldhistorie.
Geldhistorie? Er is erger dan geld. Hy wist hoe my die zaak bena-deelde, ik vertrouwde hem, en hy liet me in die dubbelzinnige positie! Hy liet zich aanleunen dat ik én in m'n brieven aan hem, én in druk die Mult. Commissie uitschold. De praatjes daarover liepen zoover dat Funke, die er ruzie over kreeg, de reis hier heen deed om ‘te weten met wien hy te doen had.’ Veel langer dan een jaar is daarover, buiten m'n weten, allerlei voorgevallen. Gedurende dien tyd ontving P. myn brieven waarin telkens dankbetuigingen voorkwamen voor z'n bemoeienis met den uitgever Waltman (Mill. Studiën) voor z'n fidele hulp etc. etc. Toen eens Waltman geen f 40 klaar had voor 'n gezonden vel kopie en ik aandrong op remise, schoot P. die f 40 (naar hy zeide) vóór. Ik bedankte hem, en meende tot het laatste toe dat die f 40 nog niet aangezuiverd waren, maakte daarom telkens excuses. By 't zenden van een nieuw vel, byv. schreef ik: ‘Kerel, als 't je schikt houd dan nu nog die f 40 niet in, ik heb 't geld noodig. Maar als je verlegen zit, houd ze dan. Ik wou je niet graag ongelegenheid berokkenen voor je vrindelyke hulp. Etc.). Welnu, na P's... ontslag, blykt me uit Waltman's rekening (die ik voor juist houden mag) dat hy die f 40 wel degelyk van W. ontvangen heeft, en dat ik niet by hem maar by W. in voorschot was. Dat stelen van myn goedige dankbaarheid vind ik erger dan de rest. Ik begryp hoe men geld opmaakt, maar niet hoe men fideliteit schendt.
Myne beleefde groeten aan uwe Mama en echtgenoot, en een zoentje op Marietjes voor... kop. Mimi groet u zeer hartelyk. Tracht haar vooral te spreken te krygen als ik dood ben. Ze kan u alles van my vertellen, en zál u alles vertellen omdat ze weet hoe hoog ik u stel.
Uw vriend D.D.