Lijst van brieven op datum
3 oktober 1872
van
Multatuli
aan
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
*3 oktober 1872
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 197-202). Volgens Mimi is in de derde alinea een woord onleesbaar.
dont il ne faut pas abuser: waarvan men geen misbruik moet maken (fr.) à l'abandon: in de steek (fr.)
iemand beweert: nl. Van Helden.
W.baden 3 Octr 1872.
Beste Roorda! Ik heb 't land over allerlei. Ook daarover dat ge zoo ver weg zyt. Ik had altyd zoo'n hoop zamen te zyn.
Nu heb ik sedert uw brief 24 Sept. die myn briefje kruiste, niets van u gehoord, en ik ben ongerust dat ge boos zyt omdat ik uw naam noemde waar gy zelf dien niet genoemd hadt. Schryf me dus spoedig.
Drie Opmerkers ontv. Die spoorzaak is my [...] en ik zeg er niets van dan dat ik u gaarne standesmäszig gebruikt zag. Maar één ding trof me. De opmerking dat arbeiders-blokken (îles, kwartieren, kasernes) het vervloekt standverschil zoo in de poot werkt. Dat idee zal ik eens gebruiken. De invloed der manier van wonen op democratie of zoo iets. Er zit veel in. Alles is in alles.
Ik geloof dat ge alle hoop op hulp van officieelen kant moest opgeven! Men krygt niets gedaan dan door geld of bajonetten. Met dat idee hadden we moeten beginnen! We waren naïef.
Ja, ik heb 't land, en 't zou me een verlichting zyn als ge hier waart en me hielpt vloeken.
Nu weet ik wel dat men eigenlyk zelden de ware oorzaak kent van z'n landerigheid. (Onderbuik?) We nemen als motief aan, wat slechts aanleiding is. Soit!
Verbeeldje dat ik onlangs in m'n Ideën bezig de Thorbecke waanzin te bestryden, uit m'n pen liet vloeien:
(Ik schryf nooit wat ik wil, d.h. m'n écarts zyn dikwyls voor mezelf een surprise!)
‘We moesten voor dien man een grafschriftje bestellen by de erven van den Schoolmeester.’ (Ge kent toch die dingen? byv:
‘Hier lig ik... etc.
Wie me er uithaalt krygt f2.50 vry geld en 't hout van de kist.’
Ze zyn wat de duitschers noemen van 't genre ‘höhere Blödsinn.’ Juist het blödsinnige van de Thorbecke-vereering bracht me op dat idee. En zie ik maakte zoo'n ding (blödsinn slechts, let wel!) op Thorbecke. Dat karakteriseerde meen ik, de zaak.
Onwillekeurig volgde daarop (genre Schoolmeester)
Anders. En 'n 2e dolheid! En een 3e: Anders!
Doch zie, by nóg 'n ‘Anders’ ging ik over in een ander genre. De zotte niets zeggende deun veranderde in sanglante epigrammen. Dáárvoor geef ik ze. Heb ik dát mis, dan is er niets gezegd. Ik geef ze voor scherp.
Nu zul je erkennen dat het epigram (let wel dat ik niet meer spreek van leege uien, dont il ne faut pas abuser) een alöm erkend wettig wapen is, en nu juist zoo'n heel lagen rang niet inneemt in de litteratuur. Martialis, Huyghens, Bilderdyk, Vondel etc.
De geest kwam over my, en ik maakte er - schrik niet! - een honderdtal! Gehalte? Wie zou nu mal genoeg zyn te denken dat die 100 állen precies even goed zyn? Dit is zeker: ‘aardig’ zyn ze allen, hetzy door den blödsinn die de zotterny van den dag karakteriseert:
Onder dit steentje
Ligt 'n phenomeentje.
Zonder me te flatteeren,
'k Durf met Hoff concurreeren.
en dergelyke.)
hetzy door den vloed van 't geheel. 't Is of ik den vent begraaf. Dat heeft op zich zelf eene beteekenis: scie tegen scie.
hetzy - en dit houd ik vol, want anders zouden me die twee vorige redenen niet genoeg zyn! - door positieven zin:
Een voorbeeldje? Ziehier:
De ware grondslag van m'n districtsfilosofie
Is dat vier idioten meer verstand hebben dan drie.
Dit punt van uitgang van m'n glorie
Is 'n byzonderheid uit de natuurlyke staatsgeschiedenis.
‘Ongerymd!’ zul je zeggen...
Lezer, dat deed ik expres, om je de eigenaardigheid van
m'n systeem uit te leggen.
Wie de geschiedenis achterste-voren leest...
Ik zend je liever 't heele pakje, tracht er maar uit wys te worden en denk niet dat er geld is als ge een aangeteekenden brief krygt.
Kortom, 't was 'n lust van me, een bui, noem 't wat je wilt. En m'n plan was, daarna (na nog wat geeseling) overtegaan in 't ernstige... gelyk ik méér doe.
Eerst moet door spot de heiligheid er af, tot het ontbiologeeren! Dán is de tyd van nuchtere vermaning daar.
En zie, daar kryg ik van m'n uitgever een brief waarin hy me een standje maakt over de soort van m'n kopie. Dat was geen behoorlyk schryven zegt de litterator G.L. Funke!
Ik antwoordde dat ik hem verzocht te drukken wat ik gezonden had. En hy schryft me nu dat-i 't doen zal, maar... onder protest!
Voelt ge hoe ik 't land heb?
En daar kryg ik een brief van Feringa, die ik ook niet slik.
Om u op de hoogte te helpen, zend ik dien, met m'n antwoord er by. Zend me dat s.v.p. terug. Ik heb geen lust die preek nog eens te schryven.
Curieus is dat ik op Funke's eersten brief nog niet eens boos antwoordde. Ik schreef hem dat ik zyn oprechtheid op prys stelde, maar dat ik niet werken kon in collaboratie. Dit schynt hy my kwalyk te nemen. Nu ben ik inderdaad boos, en vind dat ik recht gehad had dit terstond te zyn.
Vind je niet dat ik zonder onderbuiken recht heb op 't land?
Kom schryf nu! Je zult zien dat er weer gekruist wordt. Dat is altyd als men eenigen tyd op 'n brief gewacht heeft. Maar uw zwygen is veel misdadiger dan 't myne, omdat ge zooveel stipter zyt.
Wees hartelyk gegroet, t.à.v.
D.D.
Weet ge iets van P.? Sedert weken jeukt het me aan zyn mama te vragen waar hy is. Ik kan hem niet zoo à l'abandon laten. Als 't niet domineesachtig klonk, zou ik zeggen: ik wenschte hem op den goeden weg te brengen. Hy heeft het werken of nooit gekend of nooit geleerd, en in plaats daarvan zich gewend geld te verteeren.
Dat aannemen van geld namens my van die Mult. Commissie was juist daarom erg omdat hy wist (hy vooral!) dat ik met die Commissie niets wou te maken hebben.
Ik wou dat ik kans zag hem te helpen. Maar ik durf niet. Het is gevaarlyk, omdat hy niet oprecht is. Och, zoo verdrietig. Ik hield veel van hem.
Komiek, dat ik het voor zeer langen tyd intuïtief wist, of giste. Zonder den minsten materiëlen grond.
M'n menschenkennis is altyd en défaut by m'n menschkunde. Ik die voor vele maanden zeide: ‘P. moet op 'n verkeerden weg zyn.’ (En ik schreef hem 100 maal: Kerel werk toch! want dáárin lag m'n punt van uitgang) ik liet me inpakken door z'n aangenamen omgang en quasi hartelykheden.
Toen de bom losbrak, moest Mimi me herinneren dat ik 't voor vele maanden had voorzien!
Een ander zaakje is grappig. Schrik niet van de vreemdighed! Iemand beweert stokstyf dat-i my f160 schuldig is, die ik beweer niet van hem tegoed te hebben. (Alexander in Scythië, hè?).
Welnu, ik weet nog niets dan wat ik daar schryf, en vermaak me met het zielkundig analyseeren van die vreemdigheid. Als ik goed raad zal ik u die anecdotische aardigheid later vertellen. Ja, en als ik mis raadde, ook.