Multatuli.online

13 juli 1872

Aantekeningen van Mimi in Dagboek I. (M.M.)

Zaturdag 13 Juli 1872.

Edu is 'n lieve aardige jongen. nog even als vroeger oneindig verstandig en wijzer en tevens ook veel kinderlijker ook soms kinderachtiger dan andere jongelui van zijn leeftijd. hij is nu 18 jaar oud, maar grooter en breeder, dan dek. ook geven zijn bakkebaarden hem een mannelijk aanzien. In Londen mogt hij op 't kantoor geen knevels hebben, maar nu heeft hij ze weer laten staan. D. heeft veel aardigheid in hem. hij is niet makkelijk te beschrijven noch ook te begrijpen, elke opmerking die men omtrent hem maakt is foutief daar men bijv. zeggende: ‘hij is zoo makkelijk, neemt alles zoo ligt op’ vergeet dat die gemakkelijkheid en hebbelijkheid alles van de heldere zij optenemen dikwijls ontspruit uit D's tegenovergesteld richting. Zoodat zijn gemakkelijkheid misschien dikwijls geveinsd is. Ook zegt hij lang niet alles wat hem op 't gemoed ligt en niettegenstaande deze beide opmerkingen kan men hem toch een ronde jongen noemen. 't Beschrijven zou eeuwig lang zijn. maar hij is beminnelijk interessant prettig en oorspronkelijk. Mijn verhouding met dek neemt hij allereenvoudigst op. wat hij daarover denkt weet ik echter niet. toen hij nog een kind was van 10 jaar was hij altijd vriendelijk tegen mij maar van anderen hoorde ik - nu ja, dat hij niet veel van mij hield. Hij draagt een zwarte cylinder hoed. In Londen mogt hij geen anderen hoed dragen: dat stond niet. Dat ding staat hem erg wijs en Dek die zelf nooit zo'n hoed draagt, tenzij bij een begrafenis zeide gister avond: nu als er geld is zullen we je een anderen hoed koopen. Neen, antwoordde Edu als er geld is voor 'n hoed dan koop ik er liever nog zóó een! - We hebben hartelijk gelachen om 't idée van zooveel deftigheid. - Edu heeft een tegenovergesteld karakter als dek. voor zich zelf zorgen, dat is om zoo te zeggen 't motto van zijn leven. ik durf dit wel te zeggen. want of schoon hij pas 18 jaar is heb ik hem dit principe van z'n negende jaar, toen ik hem leerde kennen, hooren verkondigen. principe zeg ik, ja. hij kleed dezen indruk van zn gemoed in een principe en beweert dat men door steeds aan zich zelf te denken 't verste komt en bij slot van rekening ook het meeste geluk aan anderen geven kan. 't Is mogelijk deze stelling niet te verwerpen is. Zoo een wijsgeer na beraad zelfopoffering en strijd tot dezen slotsom geraakte zou 't eerwaardig kunnen zijn. voor zulk een jong mensch echter neemt zúlke wijsheid niet zeer in, althans mij niet. daar 't te zeer de koele zijde toont van 't hart. Nu, ofschoon Edu heel anders is dan dek - is hij toch trotsch op D. hij vertelde ons dat hij in Milaan op 't kantoor van een epicier groothandelaar geweest was en zeide - ‘o prompt droogstoppel! Om je een staaltje te geven, toen ik eens een brief had geschreven waarin ik van een engelsman sprekende, gezegd had: Notre correspondant la bas, ik meende in engeland schrapte hij ‘la bas’ en veranderde in la haut, want zeide hij 't is hooger, verder op.’ - O zeide Edu en eens toen ik circulaires moest rondzenden, heb ik er ook een gezonden aan Droogstoppel lauriergracht 37. Amsterdam. O dat heb 'k wel drie maal gedaan!’ - D. vond dat heel aardig en we vermaakten ons in 't idée dat zulke adressen zooveel dagen in Amsterdam aan de post waren tentoongesteld. Hierheen komende kwam Edu met den Batavier van Londen nr Rott. en moest daar tot den volgende dag op de Rhijnboot wachten. Daar hij een commissie nr den haag had te doen, ging hij dus dien dag daar doorbrengen. 's middags dineerde hij bij Pico. daar werd aan tafel over D. gesproken. Toen Edu binnen kwam, werd er een anecdote betreffende D. verteld. 't Begin had Edu niet gehoord, maar het speelde in Frascati. ‘En toen pakte Multatuli hem beet, en leidde hem nr voor. ('t scheen een dikke man te zijn die hij beet had) en zeide hem op den schouder kloppende: ‘dat is nu de man!’ - D. weet niet waar dit fragment aan vast te knoopen. Bovendien werd er nog veel over D. gesproken. Er was iemand die betoogde dat z'n geschriften niet erg populair waren wijl ze te diep zijn. Ook werd de vraag geopperd of D. niet te Amsterdam was, waarop Edu onder een vreemde naam aan Meijer getelegrafeerd heeft waar Dek was. maar Meijer antwoordde: On prétend qu'il est en Allemagne!’ Met zulk een kleinigheid moeite had hij toch van funke 't adres kunnen te weten komen áls hij het dan zelf niet wist. Enfin, voor Edu was het 't zelfde.

Volgens de kansrekening dat Edu daar nu over D. hoorde spreken moeten wij opmaken er veel over hem gesproken wordt. wat we trouwens ook wel weten. Van anekdotes zei D. ben ik zeker er veel over mij in de wandeling zijn. 't Gaat daarmee als la boule qui roule. Zoo werd mij eens verteld dat ik in Indie eens geheel naakt was uitgegaan. En toen kon ik nasporen waar dat vandaan kwam. Eens op Poerwaredjo 's avonds van de societeit nr huis gaande heb ik indedaad wijl er een vreesselijk weer opgekomen was mijn kousen en schoenen uitgedaan en mn pantalon opgestroopt. Daar was toen en op die plaats niets zoo bijzonders aan. maar daar is nu van gemaakt ik geheel naakt op straat liep. zoo gaat het altijd!’ Ik herinner mij dat de luitenant of ritmeester Boele ons deze episode in den Haag verhaald heeft.-