Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

11 juni 1872

van

Multatuli

aan

S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)

 

Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)

terug naar lijst

*11 juni 1872

Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga, op 10 juni begonnen. (RvE, blz. 179-185).

voorgelezen: in 1868 te Utrecht, Rotterdam, Sneek, enz.

Ge noemt dit moeilijk: zie V.W. VI, blz. 93.

moyennant finance: tegen betaling (fr.)

tontong: uitgehold houtblok, slaginstrument met ver-dragend geluid.

rendre gorge: uitbraken (fr.)

Wiesbaden, 10 Juni '72.

Beste Roorda!

Ik dacht wel dat ge Vorstenschool goed vinden zoudt, liever: dat gy goeds vinden zoudt in dat stuk. Dat ge ook aanmerkingen hebt, spreekt vanzelf (ik ook) maar 't geheel is hoofdzaak.

Precies: ‘na 't te hebben ingestudeerd.’ Juist wat ik bedoelde. Ik zelf wou leeren van uw voordracht. Niet om zelf beter voortedragen, maar om door uw voordracht te letten op m'n fouten in 't schryven. Verbeelje 'n componist die z'n stuk wil hooren spelen. Dit is noodig om wat anders voorttebrengen. Men kan anders z'n eigen werk niet beoordeelen.

Ik hoop hartelyk dat ge lust en stemming hebben zult om 't in 't publiek te doen - áls ge naar Indië gingt, is 't vanzelf uit - en blyf er by dat het ding daardoor zou gepopulariseerd worden. Ik heb acte I, II en IV voorgelezen. Meer kon ik niet. (Ik meen: niet meer dan lezen. Ik was óp, door 't noemen der namen van de sprekers alleen, in snellen dialoog.) Indien gy 'n paar grepen deedt in de voordraagbare stukken, en van de rest een resumétje gaf, zou 't geniessbarer zyn dan door de lezing van 't heele stuk. Ge behieldt dan kracht voor de passages die u de inspanning waard schenen.

Of dit geen waarde hebben zou voor hen die 't tehuis lazen? Ik geloof juist andersom dat zy, na uwe voordracht en opmerkingen, zouden inzien tehuis niet goed te hebben gelezen. Als ge (over 'n maand of drie) er toe besluit, zou ik u voorstellen overal vrybilletten aantebieden aan acteurs en actrices. Tegen dien tyd zou ik u 'n paar opmerkingen meedeelen omtrent de voorstelling. (Schukenscheuer vooral geen hansworst. De lakeien in 't gelid hoog-ernstig. De meeste acteurs chargeeren zoo iets door grimassen. etc. etc.)

Ik heb nu vel 8 ter correctie. Voor ik 't u zend, denk eens s.v.p. over de lastigheid van de ontknooping. In den beginne zal het vyfde bedryf velen tegenvallen: het is redelyk bedaard en... hoogst fatsoenlyk. Welnu dit wilde ik, omdat ik 't moet laten regelen door Louise, die te goed is voor lawaai en schandaal. Ik beweer dat het vyfde bedryf een kunststukje wezen moest, en geloof dat ik geslaagd ben. Bedenk al de moeielykheden. Gy en ik hebben geen beschikking over pistoolschoten, bengaalsch vuur en dergelyke hulpmiddelen, waarmee 't publiek van Dumas fils tevreden is. Louise is te hooghartig om in vuil te wroeten. Toch mag ze na 't verlaten van Hanna, dat kind niet in den waan laten dat ze berust in 't gebeurde. Er moet opgehelderd worden waarom die van Weert op Louise's-Rust was, zonder dat zy mag blyk geven dat het haar om die opheldering te doen is. De Koning (Louise's gemaal!) moet gereleveerd. Toch mag er niet ontkend worden dat die man aan... relief groote behoefte had! Herman was grof jegens Louise. Dat moet gelikwideerd. Schukenscheuers plan om door speculatie op 't schandaal, aan ‘domeinen’ te raken, moet behandeld worden. En onze vriend van Huisde, dien ik meer nog dan den incidenteelen Hesselfeld, tot hoofdrepresentant kies van 't knoeischandaaltje, (Hesselfeld is behoorlyk abgefertigt in 't IV bedryf) ook van Huisde moet gestraft. Denk hierover eens na, dan zult ge inzien hoe lastig 't was dat alles saemtevatten, behoudens Louise's hoogheid.

Ik ben zoo groots op die vyfde acte, dat ik 't publiek waarschuw. Ik laat den geestigen maar goedgezinden Spiridio vragen: hoe Louise die zaak zal behandelen, zonder dat ze zich verantwoordt. ‘Ze mag 't gebeurde zelfs niet noemen’ zegt-i. De Walbourg antwoordt:

Ge noemt dit moeilyk? Zeg: onmogelyk!

Daartoe zou zich gewis haar mond niet leenen!

Maar wees gerust! Zy zal in 't ryk gemoed

Het middel vinden, om te doen verstaan

Ook wat niet rein genoeg is voor haar lippen.

Ik had er plezier in, Louise's geest te doen uitkomen boven Spiridio's geestigheid. Hý zou er geen raad mee weten, maar zy wel! En hierin zoek ik de eenheid van het drama. De vrouw die in Acte I en III zóó sprak, moest zulke oorvegen weten uittedeelen. Ook blyft ze in dat alles ‘haar George’ en ‘den Koning’ trouw.

Wanneer ik nu eenigszins mag gissen dat al dergelyke beschouwingen over de moeielykheid van de conclusie, de moeite van 't meedeelen aan ú, waard zyn, wat is er dan te wachten van ‘publiek’ als 't niet door u gewaarschuwd wordt? En... ik zelf kan 't niet zeggen! Zoo zie je, dat ik je in een guet-apens lokte, want als je plezier begint te krygen in 't declameeren van sommige stukken (myn hoop) dan ben je aan 't commenteeren van de rest vast. Gut, ik zou 't zoo prettig vinden.

Vriendelyken groet van Mimi S. Ik zal er pret in hebben als gy hier zynde met haar omgaat. Zy is zeer ontwikkeld, zonder den minsten emancipatiegeest. Ook doet ze niet in blauwkouzery. Maar ze leest zeer kritisch. Zeg, als je eens hier komt, zal ik byna zeker een kamer voor je hebben. Mimi kookt zelf, en ze schaakt... goed. (zonder meesterschap.)

Deballoteeren? Volkomen recht, d.i.: gy hebt volkomen recht. Hoe kan men, ik, zoo stom zyn! Dat het geen fransch is zou nog zoo erg niet wezen, als 't maar was afgeleid van 'n behoorlyken franschen wortel. Die wortel zou dan in allen geval boule zyn en geen balle. 't Is ál te gek, en staat gelyk met ‘chambres stoffées’. By-gelegenheid zal ik dien mallen blunder behandelen, en er by zeggen dat gy me daarvoor 'n verdiend standje hebt gemaakt.

Plet was eergister hier, allerprettigst! Maar... hy had twee jongeluî uit Delft by zich, beste jongens, en daar-i - ik vat niet waarom? - maar één dag blyven kon, is er geen spraak geweest van: zaken. Hy zei terstond dat-i terugkwam. Nog weet ik door hem niets van z'n blad. Maar ik heb hem al geplaagd met ‘zekere schuld die hy aan my had, en waarvoor hy arrest verdiende’. Hy heeft vast beloofd weldra te zullen terugkomen. Ik vond hem allerliefst. Fideel, flink en prettig. Ook Feringa schryft me over Plet's courant. Ik wil Plet nu plagen, door hem niet op den weg te helpen. Hy gist zeker dat ik 't weet. Wilt gy 't hem makkelyk maken? My wel!

Feringa, dien ik (eigenlyk om wát te schryven) condoleerde met z'n opinie over duels, (Ik zei dat alle Kappelluî 't met hem eens waren) antwoordt heden daarop en gebruikt 'n half dozyn versleten bewysgronden. Ik weet uit uw zaak met van Dedem, dat ge, in hoofdzaak, met hem eens zyt, maar ik blyf by myn opinie (die natuurlyk de ware is). 't Is de vraag of Feringa genoeg weet van ‘wereld’ om zulke dingen te behandelen. Hy houdt zeker ook niet van truffels. 't Staat hem vry. Maar... om er op te schimpen, moet-i weten wat het voor dingen zyn. Dat duellen nooit te pas kwamen in Feringa's verhoudingen, wil ik gaarne gelooven.

Uw stuk in den Telegraaf (doctrinaires) is keurig geschreven, als zoodanig, als schryvery, zeer bekwaam. Maar... ik vind dat ge die zaak had kunnen afdoen met minder talent. Uw wyze van schryven riekt zelf naar doctrinairigheid. De Guizot's e.d. zouden op zoo'n stuk van uw hand, u terstond 'n emplooi kunnen geven als werkman. De N.R.C. wil wel zoo! Ook zy doen in schryvery - niet zoo bekwaam als uw werk, maar dat ziet Publiek niet - en kunnen op uw stuk een dito doen volgen. En gy weer. En zy weer. En gy nog eens! Eilieve, ziet ge niet dat ze op die manier hun kolommetjes heel aardig ‘moyennant finance’ aan den man brengen? ‘Of doctrinaires (in minachtenden zin) beteekenen moet: de lui die doctrine hebben?’ Welzeker, als poitrinaires 'n poitrine.

Feringa zal verzuipen in z'n filosofistery. Naar myn innige overtuiging komt er van hem als schryver, voorganger etc. niets terecht. Hy is niet oorspronkelyk. Dit nu is geen gebrek op zichzelf. Maar hy gaat gebukt onder de zeer eigenaardige onoorspronkelykheid, om voor origineel te willen doorgaan. Dit is doodelyk. Let op!

Marietje (Pl. zeide: 'n engeltje!) 'n paar maal 'n tikje? Wel zeker! Ook daarin weg met de doctrinairen. Over 'n paar jaar, en misschien nu al, zal zy zelf er om lachen dat dat noodig was.

Zeer hartelyk met de uwen gegroet. Groet ook Constantyn, schoon z'n oordeel over Lidewyde 't myne niet is. Nu, dat 's byzaak.

Uw vriend,

D.D.

Geschreven met een luxe van slordigheid. Letters vervelen me zoo! hm, 'n schryver!

'smorgens, 11 Juni '72

Zoo even uw briefje van gister. Om nog heden met gunstig vertrekkende post te antwoorden, moet ik terstond schryven. Als ik eerst naar m'n schryfkamer ga (halfweg Biberich) kom ik na dat postuur thuis.

Kerel, ge roert in dat kleine briefje 'n zaak aan die dieper zit dan 't schynt. Myn program is 't uwe niet, en 't is volkomen recht dat gyzelf daarin beslist. Maar ik zoek geen genoegdoening in gewonen zin. Ik wil Holland straffen, ook al ging ikzelf er by onder.

't Schryven van die paar regels in den Telegraaf zou evenwel geen kwaad doen. Maar of 't goed zou doen, weet ik niet.

Bovendien, in ‘verfoeielyke politiek’ lezen de liberalen: ‘behoudend’ vice versa. Over ‘verfoeielyke politiek’ schreeuwt iedereen, zy 't meest die 't hardst meedoen, en juist dat schreeuwen is de tontong waarmee men myne klachten smoort.

Het schryven van de voorgestelde regels is niet schadelyk denk ik. Een andere vraag is of 't baat?

En...ook 'n andere vraag, of ik werkelyk zoo'n drama maken zou? Ik denk het niet! Ik zou niet gaarne den waren Havelaar compromit-teeren. Men heeft dat boek gesmoord door de verzekering dat het een roman was. Mag ik nu, door dezelfde zaak te dramatiseeren, dien laster in de hand werken? Dat zou dom zyn. Het drama vordert... omzettingen, arrangements, die me niet gelegen komen. Wat ik over de Hollanders te zeggen heb is te nuchter gemeend, om 't aantekleeden. Ik mag 't niet anders inkleeden dan in 'n oorlogsverklaring. Ziedaar m'n program. Al wat ik anders voortbreng is... 't brillen slypen van Spinoza.

Hartelyk gegroet.

t. à v.

D.D.

Ik ben zoo bang dat van Twist sterft (en anderen!) voor ik hem straf. Want dat wil ik. Ik zal bar zyn: pligt! En zoodra ik daartoe de macht heb, zult gy ‘voldoening’ krygen, oneindig meer dan ge ooit hadt kunnen denken. Die vent van Samarang, Dorrepaal, rendre gorge! Zie slot van: Een en ander over Pruissen en Nederland. Dat is m'n program.