Multatuli.online

29 maart 1872

Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De brief bevat vooral in de reeks van voorgestelde illustraties talloze doorhalingen en verbeteringen.

Ik begryp Idee etc.: zie Idee 123, V.W. II, blz. 344.

physiologie van den Haag: de anoniem door W.J.A. Jonckbloet gepubliceerde ironische Physiologie van Den Haag door een Hagenaar (1843), die nogal wat rumoer teweegbracht.

Hambert: Jean-Baptiste le Rond d'Hembert (1717-1783), wiskundige en wijsgeer, een der medewerkers van Diderot bij het samenstellen van de Encyclopédie.

La mettrie: Julien Offray de Lamettrie (1709-1751), medicus en wijsgeer.

Rochussen: Charles Rochussen (1814-1894), schilder, tekenaar en zeer productief illustrator, vooral in het historische genre.

Wiesbaden 29 Maart 1872

Waarde Heer Funke, Dat is eene allerliefste wyze van doen! Ik ben er door geroerd. Als ik 't niet druk had, zou ik U een langen brief schryven. Denk niet dat ik uit dorheid kort ben. Maar ik doe verkeerd nu aan 't - ideën-verkoopen te gaan. We zullen ze bewaren voor de pers.

Uw voorstel is hoogst royaal, en ik neem het dankbaar aan. Neen, er ligt geen servituut op de uitgaven die Ge voor my doet. Ge betaalt my f40. - voor 't volledig kopierecht, zonder dat daaromtrent, noch door noch namens my, eenige verdere aanspraken kunnen gedaan worden. Dit blykt ook duidelyk uit de kwittantien, en nu ten overvloede uit dezen brief. Dat ge nu voor Vorstenschool meer wilt betalen, en er van spreekt, later als de overige Ideën door hun debiet U daartoe aanleiding geven, op den prys van f40. - terug te komen, is een blyk van welwillendheid, maar brengt niet de minste verplich-ting te weeg. Dat zou wat moois zyn! Alzoo: de door U van my aangenomen en aantenemen kopie behoort U ten-eenen male onbezwaard.

Ik heb 't bovenstaande expres zoo duidelyk mogelyk uitgedrukt, om te dienen als ik dood ben. Het zou 'n zonderling loon zyn voor uwe hartelyke wyze van handelen, als ge juist ten-gevolge daarvan, moest bloot staan aan gekibbel! -

Nieuwe Serie? Ik heb 't recht honsvod zonder d te schryven. Me dunkt dat gy bevoegd zyt het koopend Publiek te beoordeelen. Maar voor ge besluit, denk S.V.P. om 't volgende:

1. Dat nu deze bundel met V.S. begint, sluit niet in zich, dat m'n schryvery verandert. Dat zou ik ook niet kunnen beloven, want ik ben er geen baas over. Ik blyf't program volgen in den Vry-Arbeid. (brief aan d'Ablaing). Zal nu dat woord: ‘Nieuwe Serie’ niet de meening opwekken dat er iets verandert?
(byv: Sakkerloot, ik ben katholiek geworden... als m'n vrind van der Hoeven!)
2. Déprécieert ge niet de vorige drie bundels als... verouderd?
3. Bedenk dat zeer veel stukken in de eerste drie bundels niet af zyn, (o.a. de Woutergeschiedenis, die ik toch hoop voorttezetten, als m'n stemming er naar is.
4. Ge hebt gezien (en nu vooral in de noten van den Herdruk, hoe veel gemak 't citeeren geeft door 't noemen van één nummer. Ga nu eens na, hoe lastig 't wordt, als er twee reeksen Ideën zyn. ‘Goed, zegt ge, laat dan de nummers dóórloopen.’ Maar is 't dan wel een nieuwe reeks? Immers neen. En met nummer één weer te beginnen, zou toch niet kúnnen.-

Maar hoofdzaak is de moeielykheid om onvolledige stukken aftewerken. Daar hebt ge byv. de kommentaar op Vrye-Studie. Die is incompleet. In een blaadje van den Helder was de opmerking gemaakt (na 't lezen van een verslag over de mondelinge voordracht) dat ik o.a. een hoofdbeletsel tegen onafhankelyk denken had overgeslagen: de drank! Ik schreef oogenblikkelyk aan de redactie: dat ik den onbekenden schryver zeer vriendelyk bedankte voor z'n gegronde opmerking, en dat ik de door my begane fout herstellen zou in de kommentaar. Dit nu is nog niet geschied. Zoo is er meer.-

Ik schreef ergens: ‘Ge zegt, ik begryp Idee - niet. Hebt gy ze allen gelezen?’ Schynt het nu niet, alsof ik door 't aankondigen eener nieuwe Serie, de eerste drie bundels voor 'n afgerond geheel verklaar, wat ze niet zyn?

't Is waar, als ik sterf, zyn ze ook niet af, maar dan ben ik voor 't ontbrekende verantwoord, en dat kan ik dan op 't laatste oogenblik nog even zeggen. Maar nu?

En nog 'n opmerking! Men houdt van tegenstelling - de goedkoopste wyze van pikant-schynen en lasteren: ‘Hy is wel dit, maar... dát!’ Zoodra ge bundel IV tot 'n dit maakt, zal men die kwalificatie gebruiken om de rest dát te noemen. ‘Die Vorstenschool... nu ja, maar... dat andere &c’ Zóó is de Havelaar gebruikt om Minnebr. te smoren. (Geheel ten onrechte, want Minnebr. staan litterarisch veel hooger, en ik zeg 't zelfde van de drie bundels Ideën. Dat zou men ook wel gevonden hebben, maar men had berouw over 't ontsnapt élan na den Havelaar. Geestdrift wreekt zich. En daartoe was te meer aanleiding, toen ik de Natie verweet, dat haar geestdrift valsch was.) Dat Vorstenschool opgang maken zal, geloof ik, ziedaar! Dat stuk is minder makkelyk te ignoreeren, omdat het gespeeld zal worden. Driessens en collegen gaan niet te-rade met de pausen onzer letterkunde, die 'n parte-pris kozen my dood te zwygen. Maar 't zou jammer zyn, dien vermoedelyken opgang te doen strekken tot bederf van de rest. Men zou daarvan een vaandel maken om te-velde te trekken tegen ál wat voorafging. Gesteld dat men, genoodzaakt door publieke opinie - ik zeg: gesteld! - die Vorstenschool prees, ziehier dan 't exordium van 'n gunstige recensie, kant en klaar:

‘Bedroefden wy ons - je moet zoo'n wy kennen! - met alle oprechte vrienden van Vaderlandsche litteratuur, ten zeerste over de helaas, maar al te grievende teleurstelling (style du jour!) toen de schryver van Max Havelaar, na in dat werk een zoo krachtig pleidooi te hebben geleverd voor Vryen Arbeid - &c

Kortöm, na dien Havelaar was alles even min - d.w.z. dat behoef jelui niet te koopen! - maar die Vorstenschool schikt nu weer 'n beetje, die mag je inzien!

Ge begrypt dat men, nu door de opvoering genoodzaakt my te noemen, een excuus noodig heeft voor 't zwygen over die drie bundels en de andere dingen.

In een duitsch tydschrift, waarin - door 'n duitscher in Holland, 'n leeraar in den & dem aan 'n H.B.S. geloof ik - de Havelaar gehörig wordt opgehemeld, eindigt de aankondiging met de klacht dat ik, na dat boek, niets leverde dan wat laffe schimpscheuten op Jezus!

Wat zal 't slot zyn? - Na m'n dood niét, maar nu! - Dat men zweert by Havelaar en Vorstenschool, en juist die dingen gebruikt om de rest in den ban te doen.

Dit wilt gy juist voorkomen, zegt ge? En dóór Vorstenschool opwekken tot het lezen van de rest? Wordt dit doel bereikt, door aan Vorstenschool een ander merk te geven? Ik denk neen. Ik geloof - altyd aannemende dát het ding opgang maakt, wat ik wel denk, niet omdat het beter is dan byv. de zeeziekte-historie of Wouter, maar omdat het opgevoerd zal worden - dat we de waarde der Ideën verhoogen door 't klakkeloos zonder de minste distinctie daarin te plaatsen, direct volgende op andere nummers. (met 'n paar opmerkingen over 't verschil tusschen chronique scandaleuse - ‘Asmodée, physiologie van den Haag, &c!’ - en de uiting van den dichter.)

Bedenk dit s.v.p. eens goed. Maar ik laat de beslissing aan U over. Gy zyt hierin de bevoegde persoon.-

Niet stipt in verband met deze zaak, maar in 't algemeen, maak ik hier melding van een plan dat ik lang had, maar nu wel zal moeten opgeven. Sedert jaren al - lang byv. voor 't verkoopen van den Havelaar door de Ruyter - zocht ik geld om al wat ik geschreven had, op te koopen, en dan alles onder één titel: ideën te verzamelen. Dat zou dan de eenvoudige naam van myn geschryf zyn, en beantwoorden aan 't program in den brief aan d'Abl. (1e Vry-arbeid.) Doch dan had ik alles, in-eens doorloopend - genummerd om 't citeeren makkelyk te maken. Verbeeld U, die wensch was de hoofdreden waarom ik de ongevraagde hulp der Mult. Commissie aannam. ‘Hulp aannam’ beduidt: dat ik het aanbod om my te helpen aannam, want hulp heb ik niet gehad. Wat die menschen bewoog, my zoo voor den gek te houden - nu ja, ik kán 't wel verklaren, precies als de handelwys van vLennep, - zeker is 't, dat ik er geen hulp van gehad heb. Ook weet ik niet waar dat geld gebleven is. Soit!

Nu dan, ik wou alles tot één werk gemaakt hebben. Wat ik schreef vóór dat program in den Vry-arbeid, past even goed in 't kader, als wat daarop volgde.

Ik voorzie - als Uwe zaken goed gaan - dat gy 't heele rommeltje by elkander zult zamelen - ge hebt er reeds eens op gedoeld - en dan had ìk U die unificatie willen voorstellen. Daarby had ik dan willen maken een Indexje, niet te uitvoerig, maar toch zoo, dat men weg vinden kon in 't doolhof.

Iets als:

onsterfelykheid nr of bl. zooveel
parlemente Reg. vorm....
Rammelslag...
protestantismus...
deugden (onechte)...
Wouter......
Colineau...
zedeloos, onzedig....
Onzedig, Zedeloos.... &c &c

Nu, zyn we nog zoo ver niet, maar de tyd kan komen. Mogt dat na myn dood zyn, denk er dan aan. Als gyzelf 't dan niet regelt, recommandeer ik U Roorda van Eysinga, nu te Brussel. Dien heer recommandeer ik U bovendien als mensch en schryver. 't Kon te pas komen. Hy schryft goed.-

En nog iets, maar let wel, t is een vraag geen voorstel: Zyn geïllustreerde uitgaven in Holland onpraktisch uit 'n commercieel oogpunt? Het heeft me vaak verwonderd dat teekenaars of schilders - niet zoo heel ryk gewoonlyk aan Ideën - geen onderwerpen uit myn werken kiezen ter behandeling. Het slot der Colineau-geschiedenis, Wouter met Femke, Saïdjah onder den boom, en meer dingen, zouden goede onderwerpen voor schilderyen zyn. In 't Buitenland helpt de eene kunst de ander.

Maar dit bedoel ik nu eigenlyk niet. Ik meen 't geillustreerd uitgeven met vignetten (?) tusschen den tekst. 't Is waar, de teekenaar zou daartoe iets anders moeten zyn dan... teekenaar. Daartoe is noodig 'n soort van - hoe zal ik zeggen! - drooge geestigheid. Verbeeld U (zeer in 't wilde, en unmassgeblich:

Idee

1. Een dikbeschaduwd vraagteeken met vraagteekens er achter
2. Twee linkerhandschoenen
4. 'n hoop materiaal. (Er mag 'n bundel Ideën tusschen liggen)
7. twee hoopen volks (messen & scharen) telling. Een gehangene wacht op den uitslag.
8. 'n kleine jongen die staccato 't middelpunt van 'n cirkel aanwyst.
9. 'n teekenaar naar geometrisch model.
15. twee schetsjes. vader met de handen onder de slippen van z'n rok, sigaar, oogglas &c loopt te lanterfanten. achter hem kinderbusten en buste van 'n schoolmeester met plak.
Moeder opgedirkt (dansend of coquetterend)
achter haar 'n dikke min, slapende. 't kind valt van haar schoot.
25. twee mannen, twee ezels. Ze wyzen beide met over kruis gelegde armen op elkaêr en de respectieve ezels
27. Iemand by 'n gebroken zuil of boom.
29. Wesp met muggen.
32. 2 × 2 = 4!
33. Frederik de Groote balanceerend op 'n stoel met twee poten. Rechts liggen werken van d'Alembert, La mettrie &c links sabels chakots, soldatery.
34 Een lezende kop met hoorn aan 't oor.
39 korte en lange, rechte en kromme trompetten.
40 Een wandelende neus, en een tafel met de pooten omhoog.
41 'n Klein jongetje (kieltje, omgeslagen kraag, boeken onder den arm)
44 Ruïnen. T, als cherub, met paradyssabel.
45 hondje met houten staart
48 Gevallen ruiter, omgeven van wyzende vingers
49. Gewonde hardlooper en bal van de kreupelen.
&c &c &c &c of niet: enzoovoorts, maar beter! Doch zonder geest, is 't niets waard. En waar koopt ge dat?

Ik vrees dat het moeielyk wezen zou daarvoor 'n teekenaar te vinden, of - wat noodig wezen zou, meer dan een. Daartoe zouden zy zelf ideen moeten hebben, want opgegeven werk is nooit het rechte. Ik liet altyd aan Rochussen een pres. Exempl van m'n werken zenden, in de hoop dat hy op t idee komen zou, al was 't dan niet van die vignetten, dan toch van 'n schilderstuk. Maar te-vergeefs. De oude Heer Rochussen zeide my eens dat z'n zoon, toen gezant te Koppenhagen, al m'n werken illustreerde. Maar dat was als dilettant, en z'n neef (?) die schilder van vak is, denkt er niet aan!-

De charge van een Koning in V.S. is minder groot dan ze schynt, en dan ikzelf wist. Op 'n audientie heeft Willem II den ouden domine Broes beziggehouden met chakots, en ze opgezet om de opinie van dien goeien man te vragen. Maar dit vernam ik eerst ná 't schryven van die acte, en juist naar aanleiding van de kwestie over de maat van charge. Toch erken ik dat er in die gekheid van Willem II bonhomie lag. En dat is er ook in George.-

In 't voorberichtje van V.S. moet ik melding maken van 'n fransche roman, waarin zoo 'n substitutie van oneer als hefboom gebruikt wordt om de bevolking optezetten tegen de aristocraten. Zoo 'n kunstje is trouwens meer behandeld. (ik meen zelfs in de Arab. Vertellingen.) Het ligt dan ook voor de hand. Toch moet ik er van spreken, om te voorkomen dat anderen het aanvoeren tegen 't Stuk zelf, dat op 'n heel anderen grondslag rust. Dat lamme intriguetje is byzaak, en voor den auteur, en voor de Koningin. Slechts éen oogenblik (‘man, ben je dol?’) laat zy er zich door schokken. Verder behandelt zy 't met minachting. Toch straft ze v. Heusde... op háár manier.-

Bedank Uwe vrouw wel voor hare gunstige opinie. Dat geeft courage.-

Zoodra ik 'n beetje door allerlei werk heen ben, zal ik een en ander opzoeken in Uw vorige br. dat nog onbeantwoord bleef. (o.a. 't accoord met Waltman. Ik moet daartoe oude nota's opzoeken. Die zaken zyn niet allen gelyk.) -

Nu is m'n brief toch lang geworden!-

Eindigende met de hoofdzaak, verzoek ik U, na 't overwegen myner opmerkingen, zelf te beslissen. Annonceer zoo als U voorkomt goed te zyn. Zoudt ge ook de heele zaak kunnen regelen, door by 't aankondigen van den IV Bundel uitdrukkelyk daarby te zeggen: ‘Sommige lezers die zich de in dezen bundel voorkomende Vorstenschool willen aanschaffen, zyn misschien in de meening dat &c. of zoo iets?

Nu, doe wat ge wilt!

Wees zeer hartelyk gegroet van

t.a.v.

Douwes Dekker

Wilt ge my zoo'n gedrukte kwittantie zenden om te teekenen? Dan zyn Uwe stukken in één vorm. Wilt ge voortaan, by remises, altyd zoo'n ding er by doen? En dan stel ik u voor, ze later, na afwerking van een bundel byv. te verwisselen met één.