Lijst van brieven op datum
27 maart 1872
van
G.L. Funke (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
27 maart 1872
Brief van G.L. Funke aan Multatuli. Dubbel en enkel velletje postpapier met gedrukt kopje, tot onderaan blz. 5 beschreven. (M.M.)
Amsterdam, 27 Maart 1872
Waarde Heer Dekker!
De beide pakjes, waarin het 1e-4e Bedrijf Uwer Vorstenschool, heb ik gisteren avond ontvangen. Ik heb mij dadelijk tot lezen gezet en ben letterlijk opgetogen over dit nieuw product Uwer pen, waarvan ik mij zeer veel succès voorspel. Ik geloof dat Ge de teere maar zoo belangrijke kwestie uitnemend hebt doordacht en uitgevoerd. De figuur der Koningin is allerprachtigst, die van Sire naar verdienste in zijn beuzelarij gechargeerd, die van de hofkliek dito dito, terwijl Ge Hanna en haar omgeving niet nobeler noch natuurlijker hadt kunnen schetsen. In één woord, ik heb genoten van begin tot het einde en leef inderdaad in spanning om ook het vijfde bedrijf te leeren kennen, dat zeer zeker met ongemeen veel tact moet bewerkt worden. Trouwens, te rekenen naar de vier eerste acten, moet U dit stellig even goed gelukken.
Ook mijn vrouw die ik 't voorlas, is verrukt over Uw werk en vereenigt haar dank met den mijne dat Ge 't aan de pers wilt overgeven. Zonder eenigen twijfel zal dit stuk met geestdrift ontvangen worden door Uwe talrijke vereerders.
Ik heb 't dadelijk ter perse gegeven en hoop U binnen weinige dagen de eerste vellen in proef te zenden. Wat nu de wijze van uitvoering betreft, wenschte ik dit Stuk te gebruiken als 1e stuk eener nieuwe reeks Ideën, niet met 4e Bundel op den titel maar eenvoudig als 1e bundel eener nieuwe reeks. Daardoor zal worden voorkomen dat enkel de vroegere koopers der drie eerste bundels er op attenderen, 't geen bij 't debiet van den 3n bundel duidelijk merkbaar is geweest. Het stuk zelf geeft voldoende recht om er een nieuwe reeks meê te openen, omdat het genre voor de niet-kenners Uwer Ideën zoo zeer afwijkt van wat Ge tot heden gaaft. Velen, die U thans nog verkeerd beoordeelen, zullen bekeerd worden als zij dit genoten hebben en daardoor meteen met wat Ge verder geeft, gaan kennis maken en daardoor gedwongen worden U geheel te leeren kennen, óok uit Uwe vroegere werken. Kortom, ik stel mij van die manier het meeste succès voor en hoop zeer dat Ge U daarmeê vereenigen kunt.
Mijn plan is verder om van de vellen, waarin de Vorstenschool voorkomt, overdrukken te maken en die, zoodra bundel IV compleet is, afzonderlijk als V.S. uit te geven voor die luî voor wie f 4. - te veel is. Ik acht dat we door die 2e manoeuvre ook al nieuwe vrienden zullen winnen.
Tenslotte nog ééne bede. Vergun mij om Uw Vorstenschool als iets extra's te beschouwen, óók wat betreft de mercantiele zijde, en U daarom (vooral ook met het oog op de 2e uitgave, die nu tegelijk met de eerste ter perse gaat) ineens af daarvoor f500. - te betalen (d.w.z. voor die beide eerste uitgaven, want voor latere editiën, die stellig zullen komen, maken we nieuwe conditiën, als ik in leven blijf). Vrees niet dat ik teveel waag: altijd heb ik succès gehad op stukken waarvan ik mij veel voorstelde, dus ook ditmaal vertrouw ik op mijn goed geluk, mits ik maar vrij ben in de wijze waarop ik wensch te exploiteeren.
Alleen dit moet ik hierbij voegen: Als soms onze relatien door overlijden als anderszins mochten ophouden dan blijft steeds al wat ik van U uitgegeven heb, mijn uitsluitend eigendom, zoodat mijne erfgenamen geene servituiten vinden op wat ik nalaat. Zoolang wij samen werken, is 't billijk dat Ge minstens evenveel van Uwen arbeid profiteert als ik. Beiden moeten we van ons werk leven maar m.i. mag de een niet meer profiteeren dan de ander; reken er dus op dat, zoo 't er af kán, Uw honorarium van f40. - per vel druks steeds door mij zal beschouwd worden als het minimum waarvoor ik Uwe kopijen koop en een nadere verrekening, naar gelang van 't succès van ieder boek, steeds zal plaats hebben zoolang wij samen ‘zaken doen’.
Terwijl ik dit schrijf, ontvang ik daar juist Uw' brief. Gij ziet, het antwoord er op gaf ik reeds. Bundel III zal ik den Heer Enklaar sturen, doch zonder bezwaar voor Uwe beurs. Na bovenstaand voorstel tot regeling onzer manier van samenwerken spreekt het van zelf dat Ge steeds over een getal ex. Uwer werken kunt beschikken naar gelang Ge dat goed zult vinden.
Haast U nu maar niet met de 5e Acte, al verlang ik er naar. De hoofdzaak is dat Ge U niet noodeloos agiteert. Wees hartelijk gegroet van
tt
GLfunke