Lijst van brieven op datum
28 januari 1872
van
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)
28 januari 1872
Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 4 beschreven. (M.M.)
Le style, c'est enz.: Le style c'est l'homme même; beroemde uitspraak van George Louis Leclerc comte de Buffon (1707-1788), frans natuuronderzoeker en begaafd auteur, in zijn rede toen hij in 1753 lid werd van de Académie française: de stijl is de mens zelf; in zijn stijl is de mens volledig kenbaar.
Br., 28/1 72
Waarde Dekker! Gij hebt volkomen gelijk. Ik bedacht, toen mijn brief weg was, dat men plan en steigers voor zich zelf behoudt, niet aan het publiek geeft.
Ik mis uwe onovertroffen kritische opmerkingsgave, maar heb toch taalgevoel genoeg om van Vloten's stijl af te keuren. Als een stijl niet gemakkelijk en natuurlijk is, begin ik den schrijver te wantrouwen. Le style, c'est enz. Dit schijnt in strijd met mijn vroeger beweren omtrent Feringa. Maar als ik beter opgemerkt had, zou ik zeker tot eene andere gevolgtrekking gekomen zijn. Hij is koud, en toch was het weer niet koud mij te komen opzoeken. Hij heeft echter in Groningen niemand, die met hem omgaat. Maar eveneens bracht hij een bezoek aan den ontslagen Janssen. Al weder een mengeling van goed en kwaad. Onlangs schreef ik aan v.d.L. omtrent v Vl.: ‘Het te veel gebruiken van het woord ploert doet mij denken, dat hij terecht vreest voor een' ploert te worden gehouden’. - Klaarblijkelijk is eene kloppartij met een' dissident hem aangenamer dan de zegepraal van de waarheid. Hij roemt altijd zijn' eigen waarheidszin, zelfs waar 't niet te pas komt. Noodelooze bekentenissen zijn dikwijls vermomde ontkentenissen.
Hij laadt ook den schijn op zich, alsof zijne tegenstanders iets tegen hem konden inbrengen en hij hen hiervan wil afschrikken door te werken op hunnen afkeer van schandaal. Ik zag hem nooit, maar zijn portret geeft mij den indruk van iemand, die op de markt een' ander heeft afgeranseld, en daarna goedkeuring wil lezen op de aangezichten van de omstanders. Maar zijn in Nederl. zeldzaam standpunt en zijne nog zeldzamer houding in mijne zaak binden mij meer of min aan hem. In geldzaken schijnt hij klein. Honorm biedt hij nooit aan, ofschoon zijn uitgever toch wel per vel betalen zal. Zelfs zond hij mij geen herdrukken, ondanks herhaalde verzoeken (het eerste stond boven het handschr.), en durfde hij voorgeven, dat ik te laat was gekomen!
Zoodra ik pensioen heb, ga ik naar Wiesbaden, na in den Haag 't pensioen van mijne vrouw te hebben verzekerd door storting of aanvraag om korting. Ik meen, dat 't verschil in jaren betaald moet worden.
Ik noemde F. koud. In zijne lompheid verraadt hij soms twijfel aan 't bestaan van belangloosheid. Wij hadden een meisje in dienst, dat altijd engelachtig lief was geweest voor ons Henritje en ons zou moeten verlaten, als hij loopen kon. Ik bezorgde haar eene betrekking bij Herman Steyn Parvé, dien zij naar Indië zou volgen. Hare toekomst zou daar voorloopig verzekerd zijn. Maar terwijl F. hier was, nam S.P. eene andere bonne, die zelve de reis woû betalen. Ik was daarover zeer boos. En wat zeî F.? ‘Je woudt ze zeker graag kwijt wezen!’ In alles even onkiesch. Hij wou me een' frank in de hand stoppen als fooi voor de meid. Toen ik hem te kennen gaf, dat ik die gewoonte haat, antwoordde hij: ‘Nou, je kunt te Groningen ook bij mij komen eten en dan hoef je ook niks aan de meid te geven.’ - Een ander maal zeî hij: ‘Hier heb je 1½ fr.; koop daarvan een cadeau voor je dochtertje.’ Om hem niet zeer te doen nam ik 't geld aan. Maar wat hinderen zulke manieren!
Ik schaakte altijd weinig, en gevoelde daarover leed, want ik meende, dat alle mannen, waar iets in zat, dolle liefhebbers van schaken waren. Ik wil mij beteren. Misschien komt er dan iets in mij. Begin dus maar. Ik zal een goedkoop bord koopen. Wij allen drukken U de hand. Plet schijnt nog niet bij U te zijn geweest.
Uw vriend
RvE
Ook v. Kesteren's stijl mishaagt mij: afkeer van eenvoud, vrees banaal te schijnen. Zoo zeî Ds. Kuffeler in de geschiedenis van Petrus: ‘De gevederde wekker des dageraads kraaide.’
Gewrongene denkbeelden of gezochte stijlwendingen: karakter met bochten.
De moed, waarmeê Gij over zulke dingen als waarvan v. Haren beschuldigd werd, denkt, doet mij goed. Tous les goûts sont dans la nature. Daarom bevalt mij in de Geschlechtl. Religion, wat de schrijver omtrent Rousseau zegt: ‘beoordeel niemand, zonder zijn lichaam te kennen.’ Tegennatuurlijke ontucht staat, geloof ik, in nauw verband met geografische breedte.
Schaken op een' afstand is ook goed tegen het boos worden over verliezen. In 't kaartspel of biljart hindert de winst van mijne tegenpartij mij weinig of niet, maar in 't schaken nog al. Hierbij iets echt Amsterdamsch. Mijne verzoeken aan U om geheimhouding kwamen van Plet en Constantijn, niet rechtstreeks van mij.
In den Levensbode had ik gezegd:
‘Het forsche en ware van mijn' Vloekz.’,
v. Vloten maakte er van:
‘De snijdende waarheid.’
Ik had gezet:
‘Dit was onjuist. Ik heb nooit iemand verkracht’ enz.
Hij:
‘Ik heb echter nooit iemand’ enz. Is dit verbeteren?
vd L. schrijft mij: ‘Wij zijn veel te beroerd om Indië te hebben; that is the colonial question.’