Multatuli.online

Het jaar 1872

In het tweede halfjaar van 1871 en het eerste van '72 bestond er tussen Multatuli en Funke geen ander contact dan de gevoerde correspondentie: hun persoonlijke kennismaking dateert van 22 juli 1872. Sindsdien konden ze zich althans voorstellen wélke persoon bij welke naam behoorde, wat voor gezicht, wat voor handdruk, wat voor een stem. Deze kennismaking, hoe belangrijk ook op zichzelf, was overigens nauwelijks een verrassing; ze bevestigde de indruk zoals die over en weer al was ontstaan: die van een uiterst begaafd maar ook nerveus, kwetsbaar en onevenwichtig kunstenaar enerzijds, met enorme schulden [*] In zijn brief aan Funke d.d. 28 april 1872 noemt Multatuli het bedrag van f 150.000, -, d.i. in guldens van 1983 zo'n twee miljoen. waaronder hij niet gebukt scheen te gaan; die van een volstrekt integer en bekwaam zakenman anderzijds. Want het was Multatuli allerminst ontgaan, hoe zeer zijn nieuwe uitgever zich onderscheidde van alle andere met wie hij ooit te maken had gehad. Funke's optreden, schriftelijk en mondeling, werd gekenmerkt door een correctheid die te humaan was om leeg en oppervlakkig, te spontaan om stijf en vormelijk te zijn, en te intelligent om niet tevens de zakelijke belangen te waarborgen. Hij beantwoordde de binnengekomen brieven in principe per kerende post en was jegens de gauw verontruste auteur zelfs zo hoffelijk dat hij waarschuwde wanneer dit hem door een korte zakenreis een paar dagen lang niet mogelijk zou zijn. Hij remitteerde met betrouwbare regelmaat het overeengekomen honorarium van veertig gulden per vel druks zodra de geleverde kopij die omvang had bereikt. Hij was bovendien bereid in bescheiden mate voorschot te verlenen wanneer er uit Wiesbaden weer eens bericht kwam dat de nood te hoog dreigde op te lopen. Maar hij wist ook dat hij verplicht was soms neen te zeggen. Men mag wel aannemen dat voor Multatuli bovenal de snelle en nauwgezette beantwoording van zijn brieven een ongewoon rustgevende ervaring heeft betekend.

En toch: op 9 februari 1873 schreef hij aan Funke: ‘Het heele jaar 72 is me vreesselyk geweest.’ Aangezien er geen reden is om aan de subjectieve waarheid van deze uitspraak te twijfelen, is er alle reden om na te gaan uit welke objectieve feiten ze kan worden verklaard. Men vindt die niet in het eerste kwartaal: sinds in februari het besluit was genomen om Ideën IV te openen met Vorstenschool, werkte Multatuli geconcentreerd aan de voltooiing daarvan. Hij had nu behalve een paar kamers aan de Schillerplatz, dichtbij het station, ook een werkkamer op de Adolfshöhe, halfweg Biberich. Vooral het vijfde bedrijf hield hem dagenlang, wekenlang bezig: dáar moesten de vele details van de op zichzelf onbelangrijke maar structureel alles-bindende intrige een bevredigende oplossing vinden zonder dat aan de nobele persoonlijkheid van koningin Louise ook maar ergens tekort werd gedaan, terwijl tezelfdertijd het zwakke karakter van koning George moest worden gereleveerd door een dubbele bekering: tot berouwvol echtgenoot, én tot verantwoordelijk heerser. Op 6 april zond hij de definitieve kopij naar Amsterdam. Maar terwijl Funke eerst, en kort daarna Roorda van Eysinga woorden tekort kwamen voor hun bewondering, is er bij Multatuli zelf enige reserve merkbaar, die overigens ook samenhangt met zijn onzekerheid of hij er in zou slagen de botte afweer van de kritiek te doorbreken, en of het nederlands toneel bereid en in staat zou zijn dit controversiële drama naar behoren op te voeren. Het feit dat de bedrijven I t/m IV in september verschenen en de tweede aflevering met het vijfde bedrijf vier weken later, heeft hem ernstig verontrust; hij vreesde met recht dat de tekst zónder het slot kon leiden tot een misverstand dat te diep wortel zou schieten dan dat dit later nog kon worden uitgeroeid.

Terwijl in de voorzomer de aanwezigheid van Marie Anderson, die haar winkeltje in Keulen wilde sluiten om zich in Wiesbaden te vestigen, en vooral de kennismaking met de arts en amateur-keltoloog dr. Riecke als prettige afleidingen mogen gelden, maakte een wisselkwestie met Plet in mei Multatuli onzeker en geïrriteerd. Toch heeft zijn ontstemming en de daaruit voortkomende creatieve onmacht een dieper oorzaak: zijn inzicht in de dreigende situatie op Sumatra, waardoor zijn eigen ervaringen te Natal, dertig jaar tevoren, hem weer in alle helderheid voor de geest kwamen; verder zijn verontwaardiging om het journalistieke rouwbetoon bij de dood van Thorbecke, zó buitensporig als had Nederland een universeel genie te betreuren; en daartegenover de dood van Jacob de Vletter, naar Multatuli's vaste overtuiging onschuldig slachtoffer van politieel en justitieel machtsmisbruik. De ruim honderd grafschriften op Thorbecke, geïnspireerd op werk van De Schoolmeester, wiens door Anth. de Vries onvolprezen geïllustreerde bundel Gedichten Funke hem had cadeau gedaan, zijn alleen te verklaren als een afrekening niet zozeer met de overschatte grootheid van de overledene, als wel met de opgeblazen kleinheid van de helaas nog levende geestverwanten en profijtzoekers, tegen wie ook zijn Brief aan den Koning zich richtte. Pal na de hooggestemde Vorstenschool vielen deze bitse epigrammen Funke rauw op het lijf; het ontging hem dat hij hier te maken had met zijde en keerzijde van eenzelfde Idee, met positief en negatief van de eendere norm van ideaal heerserschap.

Er zijn echter een paar gebeurtenissen in de maand juli, die men bovenal verantwoordelijk mag achten voor de slechte herinnering die het jaar 1872 bij Multatuli heeft achtergelaten. Terwijl Multatuli en Mimi zich voorbereidden op het komende bezoek van Funke en er ingespannen werd gewerkt om nog zoveel mogelijk kopij gereed te maken, werden ze overvallen door de onaangekondigde komst van Edu, nu, na ruim twee jaar, een forse jonkman met bakkebaarden en een engelse dophoed. Hij kwam uit Londen waar hij zich zou bekwamen in het Engels met het oog op een plaats bij een bankier in Venetië. Maar omdat de londense mogelijkheden op een lager niveau lagen dan hem zinde, keerde hij voortijdig naar Italië terug. Uit geldgebrek onderbrak hij de reis in Mainz, overtuigd dat hij in het nabije Wiesbaden onderdak en reisgeld zou vinden. Onderdak vond hij er inderdaad, maar Multatuli had geen cent in huis, en het bezoek kwam hoogst ongelegen. Daarmee kon Edu echter geen rekening houden, hij had alle tijd en bleef dan ook meer dan drie weken, met alle irritaties die zijn aanwezigheid, zijn wereldwijze opmerkingen en zijn egocentrisch gedrag teweegbrachten. Er zijn geen andere gegevens over deze pijnlijke periode dan in het Dagboek van Mimi; wat men zou willen weten is hoe Funke, die tijdens Edu's verblijf drie snikhete julidagen in Wiesbaden doorbracht, als buitenstaander op deze zoon heeft gereageerd. Maar Funke kwam voor ándere zaken, niet slechts de kennismaking, niet slechts een kort vakantiereisje langs de Rijn, maar záken van een hoogst ernstig, verontrustend en emotioneel karakter.

In Amsterdam ging namelijk het gerucht dat Multatuli in strijd met zijn beweringen wel degelijk geld van de Multatuli-Commissie had ontvangen. Voor Funke, die niet graag met een leugenaar te maken had maar evenmin verdroeg dat een auteur uit zijn fonds belasterd werd, was dit aanleiding geweest om zich zo goed mogelijk op de hoogte te stellen. Zo was hij te weten gekomen, en wel van Wertheim zelf, dat men via Plettenberg negenhonderd gulden had uitbetaald. Door Funke's mededelingen diep geschokt, voelde Multatuli zich door Plet verraden en bedrogen; hij was bijzonder op hem gesteld, had hem ten volle vertrouwd en kon nu tot geen andere conclusie komen dan dat Plet dit geld had verduisterd. En dát, terwijl hij kon weten hoe zeer Multatuli's eer ermee gemoeid was! Alleen een ruiterlijke bekentenis, tezamen met Multatuli's vergiffenis en stilzwijgen, zou Plet nog kunnen redden. Maar hoewel deze een tijdlang in Wiesbaden verblijf hield, en Mimi en Marie Anderson hem af en toe in damesgezelschap zagen voorbijrijden, liet hij tot bitter verdriet van Multatuli niets van zich horen.

Het is opmerkelijk dat Funke in deze onverkwikkelijke zaak onvoorwaardelijk partij heeft gekozen vóor Multatuli en erop heeft aangedrongen de Multatuli-Commissie nu definitief en openlijk van zich af te zetten. De beslissende advertentie, 18 september 1872, is door hém geplaatst.

Al slaagde Multatuli er ondanks alles nog in enkele hoofdstukken van de Millioenen-studiën te schrijven, hij zag geen kans dit boek te voltooien; en ook de voortzetting van Ideën IV stagneerde. Pas laat in het najaar kwam hij op dreef met polemische teksten waarin wordt afgerekend met alles wat hem in de voorgaande jaren had gehinderd, geërgerd, beledigd en ontstemd. Hoe noodzakelijk het voor hem mag zijn geweest zich op deze manier vrij te schrijven, het was tegelijk een kwelling zich opnieuw te verdiepen in al de kwalijke ervaringen die voor hem even zoveel symptomen waren van stelselmatige miskenning, kwade trouw en georganiseerd bedrog. De aankondiging op de laatste bladzijde, dat hij zich in de volgende bundel wat zou verpozen met Woutertje Pieterse, was méer dan een belofte, het was een blijk van genezing. Met inspanning van álle krachten kwam Ideën IV nog juist vóor Oudjaar van de pers.-

G.S.