Lijst van brieven op datum
27 oktober 1871
van
Multatuli
aan
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
*27 en 28 oktober 1871
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 73-81). Ulysses: griekse held uit de Ilias en de Odyssee, wilde aanvankelijk niet deelnemen aan de strijd tegen Troje, maar zijn list om vrijgesteld te worden werd door Palamedes doorzien.
éreinteert: inspant, afmat; fr. éreinter.
Mevrouw***: het supprimeren van de naam Van der Does is natuurlijk door Mimi gedaan.
de novelle ‘Hilda’: zie de brief van Roorda van Eysinga d.d. 16 september. prêche d'exemple: preekt voorbeeldig (fr.); voegt de daad bij het woord.
Wiesbaden, 27 Oct. 1871.
Beste Roorda, wat moet ge wel denken van myn lang zwygen! Sedert maanden was ik suf, en nóg! Daarby komt dat ik my altyd voornam uitvoerig te schryven, en de kwartiertjes verwaarloosde waarin ik 't kort had kunnen doen.
En dan...myn laatste woord van bundel iii der Ideën is de zuivere waarheid. Ik ben moe. Van arbeid niet zoozeer als van onvruchtbaren arbeid. Ook 't zydelingse van myn werk hangt me de keel uit. Ik heb tegenzin in pen, papier en inkt: Schreibmaterialiën zeggen ze hier. Met genoegen blyf ik staan kyken voor 'n schoenmakerswinkel en bewonder 'n paar laarzen. Ik groet in gedachten den werkman die zooiets maakt, maar van alles wat naar schryvery riekt ben ik misselyk. ‘Ideën regeren de wereld’ zei graaf Willem... nu ja, als ze geflankeerd zyn door andere dingen.
Als ik baas was schafte ik alle - zegge alle - beperkingen der persvryheid af. Ik zie hierin 't eenige middel om de frazenmakery te discrediteren. Ik kan niet zeggen hoe'n hekel ik heb aan de pers.
‘Words, words’ om met den britschen dichtervorst te spreken... by monde van den seurigen Hamlet, dien 't ook niet aan ‘words’ mankeerde.
En ik dan! Ach, wat al woorden zond ik de wereld in. Ook ik had iets te verrigten als 't wreken van een vermoorden vader. Ook ik moest iets vuils afstooten van 'n troon. En ik wreekte tot nog toe niets, en ik onttroonde niets. In plaats daarvan tirades over zyn of niet zyn. Maar Hamlet is wel beschouwd schuldiger dan ik. Hy had zakgeld genoeg om 'n paar honderd man te werven. Een klein troepje doodverachters is meer waard dan alle (andere) ideën. Ik zeg: andere. Want materiële magt is ook 'n idee, en wel 't beste!
Intusschen word ik oud. De tyd gaat met toenemende snelheid voorby. Ik ben verdrietig.
Het schryven voor Publiek is me een ware marteling, en ik moet op straffe van broodsgebrek. Ik had ná Lebak oogenblikkelyk soldaat moeten worden, en de moeite die ik my nu gaf om invloed te krygen op de gemoederen, moeten besteden aan 't dresseren van 'n troepje vechtlui.
Daar liggen veel brieven van u voor my. Ik begin met den laatsten (16 Septr)
Gy zegt: een akelig recensent in de Leuteroefeningen noemt den Max Havelaar een gevaarlyk boek. Die man is met weinig gevaar tevreden. Hoe drommel justificiëert hy die meening? Of regtvaardigt hy ze niet? Och, voor ons publiek is dat niet noodig. En vooral is 't niet noodig voor de behoefte der frazenmakers. Zoo'n stelling klinkt, ze vult 'n paar regels druk, ze luistert 'n artikeltje op, ze geeft referent een anstrich van 'n opinieman, en de laars is geleverd! Arme ambachtslui die werkelyke laarzen te maken hebben! Zy zouden by geen baas teregt komen met zulk werk. En by Publiek ook niet. Ik ben altyd in twyfel of ik in m'n leespatienten domheid of slechtheid te bestryden heb. Toen Ulysses zich gek veinsde en zout zaaide, wierp men z'n zoontje voor den ploeg. Hy ging den jongen óm, en werd daarop voor wys verklaard.
Nu blykt my dagelyks dat Holland zout zaait. Ik gooi naar m'n beste vermogen allerlei kostbare dingen in den weg. Men ploegt er brutaal door heen. Eer, goede trouw, gezond-verstand... Holland-Ulysses heeft zoontjes te veel naar 't schynt, en is dus krankzinnig? Ei... gooi eens 'n dubbeltje in de voor, hy houdt zyn ploegpaard in, en bukt zich, en zoekt z'n dubbeltje! Hoe verantwoordt hy nu al de gekorven zoontjes?
Dus niet gek! Dus toerekenbaar!
Welnu, dan is dat aanvallen van den Havelaar een vruchtje van den zelfden struik waarvan ze den verraderlyken lof plukten die over dat boek is uitgestrooid. Multatuli moest gesmoord. Die letteroefenaar - misselyk misschien, als ikzelf, van de andere methode - bestrydt Minnebrieven en Ideën door 't waarschuwen tegen den Havelaar. My ware 't liever geweest als men begonnen ware op die manier. 't Had myn ander werk minder geschaad dan 't pryzen. Het ophemelen der mooijigheden was een kwaadaardig wapen. Én omdat daardoor de feiten werden verdonkeremaand, én om 't vanzelfsprekend ‘maar’ dat de Ideën etc. voor niet mooi verklaarde. 't Is komiek om te zien hoe men zich éreinteert om den Havelaar op den voorgrond te stellen. Dit gaat zoover dat men my liefst niet Multatuli, maar ‘den schryver van M.H.’ noemt. Dit moet dan beduiden dat men de rest ignoreert. In geen ander land zou die taktiek gelukken.
Ja, krygskunde! Maurits van Saksen en Richelieu (de maarschalk) konden niet behoorlyk schryven. En Napoleon i ook niet. Van dezen bestaat een brief, dien hy schreef na Brienne (hy was dus al officier, en wel by 'n wetenschappelyk wapen!) waaruit blykt, dat hy zich aan studie niet had te buiten gegaan. Zie verder Suwarow, Blücher en zeer velen. Er schynen in den oorlog heel andere hoedanigheden noodig te zyn dan die door inspanning van den geest worden verkregen. Karakter en temperament zullen wel hoofdzaak zyn, en: moed om conventionele regeltjes te verwaarloozen. Misschien ook onschuld aan de kennis van die regeltjes, iets naïfs. En dan moet er wat verandering komen in de aangenomen begrippen over militaire eer. Troubadours en holl. natie-bezingers logen. Dat 's hun métier. Welnu, de vechtmenschen moeten de frazen der praat- en rymlui tot waarheid maken. Dan is de zaak in orde. ‘Sterven of overwinnen.’ Precies.
Ook moet er verandering komen in 't oorlogvoeren wat de ‘beschaving’ aangaat De ware beschaving zou gediend zyn met het allerwreedste: gif, gehakte kogels, vrouwen- en kinderen-moord, niet ontzien van particulier eigendom. Denk eens na. Ik ben zeker dat ge tot de slotsom komt dat al deze veranderingen den oorlog zeldzaam maken zouden. Gelooft ge byv. niet dat de duitsche kwajongens-duellen zouden uitsterven, als men plastron en maske afschafte?
Plettenberg een courant oprigten? Ik weet er niets van. En ik zal hem er niet naar vragen, omdat ik niet weet of hy 't weten wil. Ik kan niet beoordeelen of hy geschikt is voor de directie. Ik zou gemeend hebben: neen. Maar die meening is oppervlakkig.
Bedank Mevrouw *** zeer hartelyk voor haar party trekken tegen ds. Ouwersloot. Het verwondert my dat men niet moe is van zulke aanvallen. In den beginne dacht ik dat het slyten zou, doch het schynt nog altyd niet genoeg afgezaagd te wezen naar sommiger smaak. - Zeg aan Mevrouw *** dat ik een goed mensch ben, en zeer gevoelig voor hare ridderlykheid. Is de novelle ‘Hilda’ waarvan gy spreekt, voor den druk bestemd? Zoo ja, deel my mede in welk tydschrift. Of afzonderlyk? Ik verneem weinig of niets van Holland. Couranten zelfs lees ik zelden. Wel liggen er hier in de Kursaal, maar daar kom ik byna nooit.
Ja, 't boek van Feringa interesseert ook my zeer. Er is een onafhankelyke toon in. Hy blykt den moed te hebben iets te meenen, en dat is veel. Ik stelde my voor zyn werk te behandelen (en dit is nog myn plan) maar dan moet ik over de meesten zyner onderwerpen goed nadenken. Ik ben volstrekt niet vlug en denk moeielyk, vooral tegenwoordig. Ik wacht op 'n pedanten bui om my te veroorloven iets voor waar te houden. Voorloopig ben ik 't met Feringa niet eens over de basis der zedelykheid. Maar ik heb wat inspanning noodig voor ik kans zie den klip der woordvittery omtezeilen. Niet alleen dat ik 't medelyden een lageren rang toeken dan hy en Schopenhauer, maar ik noem het een fout, iets onzedelyks. Om dit te betoogen moet ik o.a. uiteenzetten welk onderscheid er is tusschen mede-lyden en medelyden. 2o moet ik myn sustenu verdedigen dat deugd = genot, genot = deugd is, enz. Ga eens na hoe daarby de puntjes op de i moeten gezet worden, om niet te doen vervallen in de meening dat de kwestie slechts 'n vraag is van terminologie. Dit laatste veronderstelt Feringa, met wien ik sedert de verschyning van zyn boek een paar brieven gewisseld heb. Hy komt my voor een flinke kerel te zyn, die waarheid zoekt.
28 October.
By 't doorbladeren uwer brieven drukt my myn zwygen. Gy schryft veel dat antwoord verdiende. - 't Is een vervloekt werk die sufheid! Sedert langen tyd ben ik hoogstens goed voor rentenier. De middelen die ik aanwendde om weer goed wakker te worden zyn eindeloos. Alles te vergeefs. Wandelen, niet-wandelen, alleen zyn, niet-alleen zyn, spreken, zwygen, lezen... dit laatste valt me hoe langer hoe moeielyker. Heden morgen had ik iets van Heine. Er was 'n tyd dat ik my aan hem verwant voelde. Nu niet meer. Ik vind hem... onwaar. Wat me vroeger humor scheen, komt me nu hoogstens voor als koddigheid, en wel vaak van de laagste soort. t Is niet de smart die uit hem lacht, hy verknypt z n gezicht tot 'n gryns. Hy bevalt me niets meer! Maar... niemand behaagt me. Ik neem 't al kwalyk dat men schryft, myzelf ook! En helaas, ik moet!
Vaccinatie? Ik durf niet oordeelen, maar vrees dat gy gelyk hebt. In de zaak zelf ben ik incompetent, maar oordeelende by analogie en naar oppervlakkige verschynsels, kan de zaak niet goed zyn. In onze jeugd waren de gevolgen van niet-enten frequenter: men zag meer pokdaligen. Welnu, al de pokdaligen die ik gekend heb, hadden een frissche gelaatskleur. Lang voor ik had nagedacht over vaccinatie, hoorde ik een klakkeloos getuigenis tegen dat kunstje. Ik was 'n kind en had 'n woord opgevangen dat ik niet verstond: kaarsmooi. Let wel: kaars. De burgerlui brandden nog geen lampen. Zeker man werd door 'n oude meid: kaarsmooi genoemd, en - zei ze er by - ‘dat zyn mottige mensen altyd.’ Bedoelde man was 'n toonbeeld van frissche gezondheid, en by de kaars zag men de putjes der pokken niet, want... ‘mottig’ was-i. En sedert dien tyd lette ik op die schoonheid der pokdaligen by kaarslicht.
Ik weet zeer goed dat dit niets bewyst. Maar 't wekt op tot nadenken en tot het zoeken van bewyzen.
En ook analogie bewyst niets. Doch ze zegt ons dat zeer dikwyls - altyd misschien - de middelen waarmee men kwalen verdryft, kwalen zyn. Er zou 'n lange lyst te maken zyn van akeligheden - en niet op 't gebied van lichamelyke ziekte alleen - die, verdreven zynde, vervangen worden door andere ellende. Melaatschheid, lepra, boazie, elefantiasis, roode loop, hoofdzeer, ridderschap en despotismus zyn verdrongen, geremplaceerd althans, door zenuwzinkenkoorts, kinine-waanzin, cholera, anevrismen, anginen, tering, publicisme en parlementery. Lood om oud yzer!
Ik ben er zeer verdrietig om, want ik begin te vreezen dat al ons pogen ydel is. Is er misschien een noodzakelyke maat van ellende die de menschheid slikken moet? A quoi bon dan ons gewurm!
Maar: dat gewurm zelf is ons leven! Zeer wel! maar om 't dragelyk te maken hoort er by: een beetje hoop op succes, een beetje illusie! Ik heb van m'n kindsheid af Martinus van der Hoeven gekend, en liep niet hoog met z'n gezond verstand. Toch erken ik eenmaal iets van hem geleerd te hebben. Hy bezocht my op 'n oogenblik dat ik bezig was eene vrouwspersoon te... redden. Dat is de term. ‘Dat moet je niet doen’ zei hy droog, en later begon ik te gissen dat-i gelyk had. Met de gegevens onzer Maatschappy is er noodzakelyk behoefte aan zeker quantum prostitutie. Wie 'r Grietjen uithaalt, gooit Tryntje in de poel die gevuld blyven wil, zegge: moet.
Maar dergelyke onderwerpen vallen me op 't oogenblik moeielyk. Ik voel tot slotsommen te geraken die ik niet aandurf, en over dat niet-durven ben ik beschaamd. Hierin ligt dan ook de hoofdoorzaak van m'n tegenwoordige onmagt. Tot schryven, spreken, oordeelen, verkondigen, is zekere verwaandheid noodig, die me echter - voor hoelang? - verlaten heeft. Zoo zie je dat men niet kan staat maken op z'n trouwste kameraden. By elke voorkomende kwestie zou ik tyd en loisir noodig hebben, en daartoe is 't leven te kort, het aantal kwesties te groot. Hoe kan men dagbladschryver zyn! Elken dag een opinie kant en klaar! Hm! Ik ben verwonderd over zooveel vlugheid of verontwaardigd over zoo weinig conscientie.
Dezer dagen kwam my een boek ter-hand dat ik misschien behandelen zal, als ik weer wakker ben. Het is geschreven door een Engelsman die zich doctor in de medicynen noemt. Myn exemplaar is de duitsche vertaling. De titel is:
Grundzüge der Geselschaftswissenschaft
oder
Physische, geschlechtliche und natürliche Religion.
Eine Darstellung der wahren Ursache und der Heilung der drei Grundübel der Geselschaft: der Armuth, der Prostitution und der Ehelosigkeit.
Excusez du peu! Hadt ge ooit van physische en geslechtliche religion gehoord? Nu, de schryver justificieert die benamingen ten volle. Hy tast onzen zotten afkeer aan van 't noemen en behandelen eeniger onderwerpen, en... prêche d'exemple, door flink uit veel zaken by den naam te noemen. Het boek is vol waarheden. Of 't de waarheid is, weet ik nog niet. In allen geval wraak ik z'n conclusiën. Maar voor ik optreed met die zaken heb ik veel studie noodig.
Wees met de uwen zeer hartelyk gegroet van
Uwen liefhebbenden
Douwes Dekker.
Myn plan was eerst uw brieven allen geheel te beantwoorden, maar dan blyft m'n epistel weer liggen. Schande genoeg dat ik zoo lang zweeg.
Myn gezondheid is schandelyk wel. Ik schaam me als ik dat vergelyk by m'n denkvermogen.
Ik lees m'n geschryf niet na. Zet hier en daar wat komma's, en maak 'n zin in orde waar ze niet correct is.