Lijst van brieven op datum
16 augustus 1871
van
Multatuli
aan
G.L. Funke (bio)
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
16 augustus 1871
Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven, het laatste gedeelte compres. (M.M.)
prévenieren: verwittigen (fr.).
zyn bezoek: over Van Heldens bezoek aan Wiesbaden, waarschijnlijk begin augustus, is verder niets bekend.
Het voorbygaan van een auteur: Funke had in 1870-71 Ideën I en II herdrukt zonder Multatuli erin te kennen; juridisch was dit correct: hij had als de uitgever het auteursrecht verworven.
exigentien: eisen, vorderingen (fr.).
Wiesbaden 16 Augustus 1871
Zeer geachte heer Funke!
Ik moet beginnen met een verzoek om verschooning voor het lang uitstellen der beantwoording uwer letteren van 24 Juli JL.
Toen ik dien brief ontving, was het my bekend dat ik niet terstond zou kunnen beslissen, maar toch meende ik dat dit binnen een paar dagen het geval zoude zyn, en daardoor verzuimde ik van dag tot dag U van die vertraging te prévenieren. Sedert langen tyd namelyk had ik het vooruitzigt onzen besten van Helden te ontmoeten, en daarop wachtte ik aanvankelyk daar ik hem om zyn fidele hartelyke handelwyze te mywaarts ‘kennen’ wilde in alles wat de uitgevery aangaat. In de eerste plaats nu stelde hy zyn bezoek langer uit dan ik gemeend had.
Toen hy eindelyk kwam, vernam ik Uw voornemen om de van hem overgenomen Exx. van bundel III myner Ideën als't ware te supprimeren. Ik moet erkennen dat zoo'n beschikking geheel aan U stond, maar my maakte die maatregel verdrietig, omdat daardoor alweêr 'n bondgenoot werd geleverd in den fatalen zwyg-oorlog dien 't schryvend Publiek my aandoet, den eenigen stryd dien die heeren met succes weten te voeren.
van Helden deelde my tot myn groote vreugd mede dat Uwe plannen dienaangaande gewyzigd zyn. Vóór ik daarvan kennis droeg, vreesde ik te zéer in een beantwoording Uwer letteren my te laten verlokken tot uiting van verdriet over eene zaak waarover Gy alleen te beschikken hebt, al zy het dan dat dit verdriet zeer verklaarbaar is na zooveel andere fataliteiten waaraan de uitgaven myner werken sedert 60 waren blootgesteld. Sedert 10 jaar ontmoet ik overal de hartelykste pogingen tot niet-verspreiding.
Een derde oorzaak der vertraging van myn antwoord ligt in Uwe voorstellen zelf.
Als ik de relatie met den heer van Helden uitzonder, heb ik weinig reden van ingenomenheid met Nederlandsche uitgevers. Wie eenigszins met het vak bekend is zoo als dat in beschaafde landen wordt uitgeoefend, staat verbaasd over 't standpunt dat onze éditeurs innemen, zoowel tegenover den schryver als uit 'n oogpunt van hun eigen commercieel belang. (Van onze Drukkeryen heb ik niets beters te zeggen. 't Is ellendig!)
Ik ga nu alle overige aanmerkingen voorby, om alleen dit aantevoe-ren dat er tusschen auteur en uitgever, om 'n werk goed te doen marcheren, eene verstandige welwillendheid moet bestaan.
Daar ik nu niet de eer heb U persoonlyk te kennen, kan ik niet beoordeelen in hoeverre ik dáárop zou mogen staatmaken, en deze onzekerheid maakt my de beantwoording van Uw schryven zoo moeielyk.
Het voorbygaan van een auteur by 'n herdruk van z'n werken - in 't buitenland zou men 't ongehoord vinden - is een misslag.
Een schryver heeft altyd correcties te maken en die verhoogen de waarde van 'n éditie. Ik zie er zeer tegen op, Uwe Uitgave myner Ideën te zien. Aangenomen dat daarin weinig of geene eigenlyk gezegde drukfouten voorkomen, dan is toch het machinaal nadrukken in 1870 & 1871, van een werk dat in 1862 geschreven werd - op z'n zachtst gezegd, zonderling! Het spreekt van zelf dat ik fouten maakte in styl, uitdrukking, in betoogtrant, fouten van commissie en omissie, en nu moet ik 't aanzien dat die fouten door 'n herdruk voor goed worden geykt. De lezers die na ons komen immers, zullen 't niet gelooven dat men in 'n land dat zich beschaafd noemt, een schryver wiens werken 8 jaar na de eerste verschyning op nieuw worden herdrukt, niet zou hebben verzocht zyn werk te herzien! Want al begreep men eenigzins zoo'n verzuim uit 'n oogpunt van beleefdheid, van waardigheid, van iets als eerbied voor wat men talent gelieft te noemen, men zou dan toch immer zoo'n blunder dáárom onmogelyk achten wyl het belang van den editeur het inroepen van des schryvers medewerking medebrengt.
In ons verlicht Holland schynt dit nu eenmaal usance te zyn. Ook van de nieuwe Havelaars-éditie ontving ik de eerste en eenige tyding uit de courant!
Hoe dit alles zy, hoofdzaak voor 't oogenblik is dat de ondervonden handelwyze my nu het beantwoorden Uwer missive van 24 Juli moeielyk maakt. Door inmenging in de zaak zou ik nu als 't ware aansprakelyk worden voor de stukken die reeds verschenen zyn. Ik ben verantwoordelyk voor wat ik in 62 schreef, zóó als dat in 62 gedrukt is. Over vergissingen, dwalingen, onjuiste beschouwingen enz. kan ik my steeds ter staving van goede trouw beroepen op den datum, maar 't machinaal nadrukken kán niet anders voortbrengen dan een onding. Ik ben in 't bezit van bundels reclamatien, aanmerkingen, verzoeken om toelichting, opmerkingen &c &c die sedert jaren op afdoening wachtten. Zeer dikwyls heb ik in antwoord daarop ‘naar eventuele herdrukken’ verwezen. Dat die herdruk buiten myn weten in de wereld komen zou, ging myn bevattingsvermogen te boven. De loop die deze zaak heeft genomen, heeft al weder het zyne toegebragt tot de bitterheid over de wyze waarop Publiek myne pogingen om iets goeds tot stand te brengen, beantwoordt.
Ik weifel nu tusschen de keus om óf al myn verschenen werken geheel en al overtewerken, toetelichten, te zuiveren &c of U te vragen of er nog mogelykheid wezen zou - na 't reeds gebeurde - de zaak in orde te brengen? By het doen van nieuwe voorstellen echter zou die zaakkundige welwillendheid noodig zyn waarvan ik reeds sprak. Zyn Uwe afspraken met papierkooper, drukker en... Publiek, van dien aard dat ik belemmerd zou zyn in mynen arbeid (ik zelf namelyk kán niet bepalen of 'n Bundel lyviger of dunner worden zou, evenmin hoeveel Kopie ik vervangen zou door nieuwe) dan mág ik my met Uwe onderneming niet inlaten. Er bestaat geen belang ter wereld, waardoor ik my belemmeren laat in de uiting myner gedachten. Ik laat nu daar dat het voor de waarde van Uw eigendom juist voordeelig wezen zou, my geene belemmeringen in den weg te leggen. Ik geloof dat een boek, door my geschreven of gecorrigeerd, zoo als ik verkies, meer waarde heeft dan 'n werk dat uitgebreid, ingekrompen of gewyzigd is naar exigentien die niet tehuis behooren op het terrein waarop ik my beweeg.
Het is, by begrippen als er in Nederland heerschen, niet mogelyk eene behoorlyke overeenkomst te dezer zake te omschryven. Ik mag me niet blootstellen aan een verzoek om eene noot wegtelaten, omdat de by prospectus bepaalde ruimte het plaatsen niet toelaat. Evenmin aan de uitnoodiging om nog 'n paar blaadjes te vullen omdat de inteekenaars aanspraak hebben op zóóveel vel. En nog minder aan den eisch om, al 't overige onveranderd latende, my alleen te bemoeien met de eigenlyk gezegde drukfouten. Dat is juist de arbeid dien ikzelf altyd aan anderen opdraag. Myn oogen, tyd, stemming (en nog een en ander) vergunnen my niet my daarmeê bezig te houden. Uw voorstel om my daarvoor te honoreren, is welgemeend, maar, neem my niet kwalyk, 't komt my zonderling voor. Ik corrigeerde nooit de irreële proeven zooals de Hollandsche drukkeryen zich permitteren die te leveren. Steeds vond ik personen die 't jammer vonden dat ik my daarmee bezig hield, en die my uit welwillendheid van zoo'n arbeid verlosten. Waar ik dezulken niet vond, zou ik 't door 'n jong mensch tegen honorarium hebben laten doen, schoon ik dan f 5 p. vel te veel zou vinden. Het is eigenlyk een werk voor letterzetters leerlingen.-
Zeer geachte Heer Funke, ik verzoek u uitdrukkelyk geen enkele zinsnede van deze brief optevatten als geschreven met het doel U onaangenaam te zyn. Ik moest opregt wezen 1o om myn traag antwoord te verontschuldigen. 2o Om zoo mogelyk de verstandige, zaakkundige, welwillendheid optewekken die volstrekt noodig is voor 't geval dat wy toch nog te zamen iets behandelen. Gy weet nu wat er by my hapert. Ziet ge kans tot een accoord te geraken waarby ik myn volle vryheid als schryver behoudt, ik ben bereid het in overweging te nemen. Denk niet dat honorarium hoofdzaak is. Hoofdzaak is dat myn werk goed te voorschyn komt.
Na beleefde groete ben ik met achting
UWEDDWDienaar
Douwes Dekker