Lijst van brieven op datum
8 mei 1871
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
8 mei 1871
Ingezonden Stuk van Hageman in De Locomotief, Semarang, nr. 107. (K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
Beweerde verminkte waarheid, over beweerd martelaarschap van Multatuli.
Te Kassri zijnde, las ik in de Soerabaia Courant een kort artikel uit de Locomotief overgenomen, en aankondigende een relaas van den heer R.v.E., over zeker artikel, dat vroeger door de L. uit het Hblad van Passoeroean was overgenomen.
Van eene vriendelijke hand ontving ik No. 99 van de L, waarin dat relaas van den heer R.v.E. voorkomt.
De heer R.v.E. begint te zeggen:
‘Zoo ik eene enkele vergissing bega, is het door verzwakking van geheugen.’
En dat is aannemelijk, want er komt in het artikel een en ander voor dat vermoedelijk als vergissing aantenemen is, wat mij zelven aangaat. Ik heb den heer R.v.E. opgezocht in zijn logement; hem nimmer om medebetaling gevraagd, ook niet op 't bureau gezien, nimmer zeven of acht vellen laten lezen, nimmer over eigen persoon iets voorgelezen, maar enkel gevraagd, wat ZEd. er van dacht.
In het artikel van Javanus, Hblad van Passoeroean No. 3, 1871, is het slot:
‘Tot zóóverre vooreerst de nota van den oudgast; wat er verder gebeurde was geene martelarij van Multatuli, maar wel van hem die den heer E.D.D. een geheel vrije passage naar Europa bezorgde, zonder van den prins eenig kwaad te weten.’
Dat ‘verder gebeurde’ is niet gezegd, en zoude nu dienen gezegd te worden. In mijn artikel schijnt de heer R.V.E. iets anders gelezen te hebben, alsof ik mijzelven een martelkroon zou willen bezorgen. Javanus wil daarom de nota van den oudgast, over het martelaarschap van M. (zie P. Hbl. No. 3) wat vervolgen.
- ‘Na ontvangst van die soerat over f3200 te voldoen voor den vertrokken heer E.D.D., schreef ik een brief aan den Resident, inhoudende in substantie:
(NB. ik was ondergeschikt ambtenaar van denzelfden Resident, en schreef als particulier individu.)
- ‘Dat ik ontvangen had missive No. zóóveel, met ordonnantie van storting, - staat, - brief Dir. Financiën, enz. dato 4 of 5 Aug.
- Dat volgens de officiëele courant de heer R.v.E. den 4en Aug. te Batavia was gekomen met het stoomschip N.N., den 8en Aug. was vertrokken met het schip N.N., dus te Batavia was geweest tijdens dien brief van B. naar Soerabaia was gezonden.
- Dat de brief geadresseerd was aan de HH. Hageman en Roorda van Eysinga te Soerabaia.
- Dat te S. geen andere Hageman was dan ik, genaamd J.H. JCz. en de heer R.v.E. woonde te Wiedang, Bodjonegoro, Rembang.
- Dat ik den brief wel had ontvangen, maar aan den inhoud niet kon voldoen.
- Dat bij art. 1821 Ind. B. Wetboek duidelijk is gezegd, dat er geen borgtocht kan bestaan, tenzij er eene wettige hoofdverbintenis is.
- Dat wij ons nimmer hebben verbonden om de schulden van den heer E.D.D. te voldoen, maar dat ten mijnen woonhuize gedurende zes weken, het adres was voor alle bestellingen voor den heer E.D.D.’...
- ‘De Resident deed mij daarop exofficio ontbieden. Daar ik een half dozijn andere bedieningen jegens den R. ondergeschikt was als Secretaris, gebeurde dat wel meer. Dáárom vroeg ik al dadelijk:
- ‘In welke hoedanigheid ik ontboden was? Toen ik nu vernam dat het was over de zaak van E.D.D. meende ik mij enkel te moeten refereeren aan den brief en art. 1821 B. Wb...
Doch ik was ondergeschikt ambtenaar...
Toen nu eenigen tijd later de heer R.v.E. in het Java-Hôtel kwam, zocht ik ZEd. op. En voor zooverre mijne herinnering strekt, is er toen tusschen ons het volgende verhandeld, op den rivierkant zittende, vóór het hôtel, des namiddags vijf - zes uren.
- Dag mijnheer R. hoe gaat het?
- Zoo, mijnheer H. wel perfect, en u?
- Wel, herinnert ge u dat wij voor D.D. borg zijn gebleven toen hij reispas vroeg?
- Ja wel, ik heb dat ding immers te Wiedang geteekend.
- Zie, hier heb ik nu eene ordonnantie van storting, om voor D.D. f3200 te voldoen; ieder f1600 en zóóveel.
- Zoo!... nu zet mij op mijn hoofd, ik bezit geen zestien honderd duiten. Zeg, gij zult dat varken wel wasschen; 't is u toevertrouwd: maak dat ding maar af.
- Ik heb den R. al geschreven; ik wil afwachten wat er van komt...
- En verder over koetjes en kalfjes sprekende, nam ik afscheid van den heer R.v.E.
- Volgens mijne herinnering heb ik nimmer later den heer R.v.E. hierover gesproken of geschreven; nooit iets anders; nooit een ‘zeven of achtvellig papier’ ter lezing gegeven.
- De heer R.v.E. was geen ambtenaar.
Javanus.