Lijst van brieven op datum
1 februari 1871
van
Multatuli
aan
H.H. Huisman (bio)
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
1 en 2 februari 1871
Brief van Multatuli aan H.H. Huisman. Enkel en dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B Leiden; fotokopie M.M.)
Een jongmensch: A.L. baron van Plettenberg.
de Toekomst: de voortzetting van het opgeheven Stuiversblad.
Wiesbaden 1 februari 1871
beste Huisman, Gister schreef ik u, alleen om zoo mogelyk dat stukje in de Courant te krygen. Straks meer daarover.
Onbeantwoord waren nog Uw brieven van 18, 20 en 30 Januari (de laatste zoo even ontv.)
Die ongelukkige f20 (in plaats van f25) hebben my alweer 't noodige verdriet bezorgd. Men had my aangeboden terstond geld voor schryvery. In de meening dat ik dan daarvan een en ander zou kunnen betalen disponeerde ik o.a. voor U over f25. En ikzelf zou f100 krygen die ik hoog noodig had - ook helaas voor Italie! En toen 't op stuk van zaken kwam, was het geld er niet, altans niet wat men my beloofd had! Zoodat ik weer allerlei regelingen en afspraken verbre-ken moest, en ieder zei: wat 'n slechte kerel! Nu kryg ik het by kleine beetjes elken dag wachtende en uitziende naar de post. Intusschen moet ik er voor werken! En dat werken gaat zeer moeielyk op die wys! Vooral daar ik bitter bitter verdrietig ben over veel andere zaken. Ik ben byna moedeloos. Er is my in de laatste maanden een slag geslagen die niet te herstellen is.-
Dank voor de opgave over drukkosten, die my zeer duidelyk is. Ik hoop dat de tyd komt er gebruik van te maken. Ja, myn plan is zeer eenvoudig. Ik wensch voor eigen rekening te schryven. En dán kan ik U natuurlyk helpen. Maar om daartoe te geraken is geld noodig, en de Mult. Commissie heeft het hare gedaan om my zóó arm te houden dat ik my niet roeren kan. Gy hebt altyd de complete uitlegging van die zaak te goed. Maar ze is omslagtig. Ik schrik om er aan te beginnen. De algemeene loop der zaak is aldus:
De annonce van Kern was niet zyn persoonlyk gevoelen. Het was slechts de uiting van 'tgeen in de Commissie bepaald was om vrede te maken met Publiek. Ze hebben een echte Judas rol gespeeld, en de gevolgen zyn voor my onherstelbaar. Maar er behoort veel toe om U alles uitteleggen. En nóg altyd is er iets dat my belet de zaak te behandelen in 't publiek. Ik wacht nog op iets. Hoe ik 't dan zal behandelen weet ik nog niet! Om de zaak goed begrypelyk te maken moet ik zeer veel zaken aanroeren. Ik moet zeggen dat zy schelmen zyn, en het betoog is omslagtig, omdat het zooveel intieme dingen betreft, die ieder op zich zelf moeten uitgelegd worden. Ook byv. moet ik de beroerdheid van van Helden aanroeren, waaruit alles voortgekomen is, en de zaak met v. Lennep, en den toestand van myn familie in Italie, en zekere circulaire van van Vloten van 4 jaar geleden, en nog veel meer dingen. Reeds sedert jaren was het er op toegelegd my van myn kinderen te scheiden. Gy zoudt verbaasd staan als ik U alles vertel wat ik geleden heb onder dat Nederland. Men heeft my vervolgd in myn intiemste verhoudingen en die Commissie heeft nu de kroon op het werk gezet. Onthoud u nu nog er over te spreken. Niet alles wetende, zoudt gy ligt mistasten. Houd maar alleen vol wat er staat in de annonce die ik u gister zond, en verwys voorts naar my. Dit kunt gy getuigen dat ik op den... u schreef: ‘ik heb die Comm. de deur gewezen.’ Ze houden zich nu alsof zy uit eigen beweging hun mandaat nederleggen.
Uwe Annonce zou daarom goed doen wyl ik op dit oogenblik, in myn belang, nog niet alles wil zeggen. Door Uwe opheldering in de Courant blyf ik dan toch voorloopig aan de eer, tot ikzelf nadere inlichting geef. (Ik wil nu de zaak v. L. nog niet behandelen. Dus zwyg gy ook daarover. Zoodra ik weet dat ook dat geld door de slenters der Commissie onherroepelyk verloren is, zal ik 't noemen. Maar ik wacht daarover nog berigt. In de couranten stond dat zy dat geld hadden ontvangen. Wertheim schreef my dat dit niet waar was (ei, waarom dan dat berigt niet tegengesproken?) maar ik gis dat ze 't wel hebben. Ik vraagde er v. L. naar, maar hy antwoordt niet! Ook om die zaak te beoordeelen moet ge méér weten. De ½ Havelaar behoorde altyd aan my in weerwil van 't vonnis. v. Lennep zelf erkende dit. De verkoop is geschied op myn verzoek. De ½ opbrengst was my zoo goed als toegezegd door de erfgenamen die na inzage van brieven van J.v.L. niet konden weigeren. En ziedaar, de Mult. Commissie heeft dat bedorven. Althans tot nog toe ontving ik niets, schoon ik sedert maanden in bittere nood op dat geld zit te wachten. Als ik het kryg, moet ik 't terstond uitgeven, en als ik het op z'n tyd had gehad zou ik er nut van gehad hebben. Maar nogeens: zwyg daar over. Het kón schade doen als daarover tevroeg praatjes kwamen.-
Het spyt me dat ge over die f 20 naar Delft geschreven hebt! Aan wien toch? Gy wist immers niet van wien het kwam, en hoe die zaak in elkaêr zat. Ik had al moeite genoeg het te regelen, - en 't slot is dat ze my niet gezonden hebben wat ik wachtte en noodig had.-
Ja, dat gewurm met de Toekomst is zeer verdrietig! Met geld zouden al die dingen niet gebeuren. Maar al is 't dan laat, ik zal toch nog op uw sommatie antwoorden. Het is wel goed de zaak nog eens te behandelen, vooral daar het stuk in 't Noorden niet precies is zooals ik 't hebben wilde. Ik had namelyk nog eenige zinsneden bygevoegd die telaat schynen gekomen te zyn.
(Die aanhaling van Göthe komt te-pas omdat hy gezegd heeft: ‘slechts smeerlappen zyn bescheiden.’ Zeer juist. Wie z'n waarde voelt, mag en moet het zeggen. Ik bedoel dus dat ik met bescheidenheid wachten zal tot ik een Rt Ct (of smeerlap) zal geworden zyn. En is dit niet regt, na de vuile insinuatie van verkocht te zyn? Ze ontkennen die bedoeling (dat is juist de eigenaardigheid van 't insinueren) maar de Uilenspiegel verklapt de zaak, en bewyst dat ik goed las, niet waar?-
Van de Werkl. Vereeniging ontving ik een zeer lieven brief met f25. die ik indedaad noodig had! Delft fopt me weer. Ik heb den heer Keller geantwoord. Zyn brief was zeer eenvoudig hartelyk en daardoor schoon.
Ik vrees ook dat het optreden van Westerman in de Toekomst geen verbetering is. Wat ik nog van hem te zien kreeg was niet byzonder, ja zelfs nu en dan heel min. In allen gevalle verstond Rodenbach het schryf métier beter, schoon dat in myn oog niet veel zegt. Er is zeker soort van goed-schryven dat ik een kwaad noem, als mooi-praten. En - in de genre van bladen als de Toekomst - is veel valsche democratie. Als democraat keur ik veel democratisch dryven af. Men moet regtvaardig zyn zelfs tegenover koningen en ryken, (al verdienen zy, gelyk meestal 't geval is, stokslagen. Ook is veel zoogenaamde democratie niet in 't belang van den werkman.
De fout der leiders is gewoonlyk dat zy uit gemis aan talent, behoefte voelen aan scherpte, aan harde kleuren. 't Is gemakkelyker te zeggen: hang op! dan nauwkeurig te onderzoeken wie opgehangen moet worden? De ideën van veel volksvrienden zyn even onregtvaardig - en dus nadeelig! - als van den ouden adel, of van de ryken.
Ook dat dweepen met Republiek (dat is, letterlyk: de algemeene zaak) is gewoonlyk fout. Men zoekt dat in regeringsvorm. Er zyn veel republieken tyrannischer geregeerd dan ooit 'n Nero durfde doen. Overal in die dingen heerscht vreesselyke oppervlakkigheid, precies als met het begrip: liberalismus-
Herhaaldelyk vind ik in Uwe brieven uitroepingen van verdriet en kommer! Ja - de wereld is ellendig! Dagelyks vraag ik my af: zou men dát, dát en dát gelooven in een roman? De wereld is infaam. De helsche manier waarop men my nu sedert vele maanden onder betuiging van welwillendheid magteloos gemaakt heeft, gaat alles te boven.
2 februari
Gister liet ik dezen brief liggen.
Vandaag kreeg ik in handen het Dagblad van s' Gravenhage. Daarin wordt myne brochure Vry. Arb. zeer uitvoerig behandeld. Ik las al twee hoofdartikelen i & ii en 't is nog niet uit. Ze zeggen dat zy altans niet willen meêwerken om my dood te zwygen, en daarom zoo uitvoerig. Komiek dat ik, een ultra liberaal, nu verdedigd word door 't behoudende blad. Dat is doodeenvoudig, omdat ik uit liberalismus zeg wat ik voor waar houd, onverschillig of 't zekere party bevalt. De vry-arbeid is een bedrog en daarby blyf ik.
En - dóór dat gekibbel over die kwestie heeft men myne zaak gesmoord. Nooit hebben behouders my zoo veel kwaad gedaan als de liberalen door dat voorschuiven van gemaakte vraagstukken. Ik riep: moord, en onder schyn van welwillendheid delibereerde men over de vraag of het lyk op z'n rug of zyn buik moest gelegd worden. Dát was de vraag niet. De moordenaars moesten gestraft, of altans verwyderd, en dan ware er plaats gekomen voor eerlyke luî.
Nog heb ik die advertentie van de Mult. Commissie niet in de Couranten gevonden. Het spreekt vanzelf dat gy ook niets plaatst, voor ge 't gelezen hebt. Wel staat er nu iets in de N.R.C maar 't is geen annonce van de Commissie. 't Is een berigtje: ‘men verneemt’ &c. En daarby staat dat de betrokkene (ik!) op zulk eene wyze zyn misnoegen heeft te kennen geven dat de Commissie genoodzaakt was zich te ontbinden. ‘Dus de N.R.C. weet (en zegt) hier de waarheid. Maar hoe komt ze er aan? Want in de annonce die geplaatst zou worden, zegt de Commissie niets van myn ‘misnoegen’.
Wacht dus met uw protest tot ge die annonce leest, en antwoord S.V.P. niet op mededeelingen van Couranten. Myn bedoeling was alleen te protesteren als de Commissie 't air aannam alsof zy my bedankt had. De waarheid is dat ik haar bedankt heb.
Wees voor ditmaal hartelyk gegroet. Ik heb veel zorg, en ben verdrietig.
tav
Douwes Dekker.