Lijst van brieven op datum
1 februari 1871
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
1 februari 1871
Ingezonden Stuk n.a.v. Nog-eens Vrye Arbeid, in De Toekomst. (Knipsel M.M.)
Vervolg van het artikel d.d. 28 januari; voor het slot zie 4 februari.
Terwijl het eerste en het derde knipsel met inkt gedateerd zijn, is dat met dit tweede niet het geval. Daar deze jaargang van De Toekomst nergens is aangetroffen, kon de datering niet worden gecontroleerd.
Multatuli en de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ (leekegedachten)
(Vervolg)
Ook over zijn vak was hij onuitputtelijk. Hij deelde mij, in diep vertrouwen, 't geheim mede van het verschil dat er tusschen eene konservatieve en een, liberale broek is. ‘Dat verschil’, zeide hij, ‘bestaat alleen in de snede, want 't laken, meneer, is één. Ook trachtte hij mij 't onderscheid tusschen een ortodoxe en een moderne frak aan 't verstand te brengen. ‘Dat zit 'm’, zeide hij, ‘simpel en alleen in den vorm, voor 't overige, meneer, is een frak - een frak!’
‘O!’ riep hij op eens, in vervoering, uit, ‘in de kleêrenmakerij zitten duizend geheimen. Een kleêrmaker die zijn vak verstaat, heeft meer macht dan de koning. Gij kent het spreekwoord: de kleêren maken den man? Welnu, meneer, ik vraag u: wie, wie maken de kleêren? Ja, zoudt ge wel willen gelooven dat een minister geheel en al in de macht is van zijn kleêrmaker en totaal van hem afhangt?
‘Wanneer de kleêrmaker den minister wil doen vallen, heeft hij niets anders te doen dan een weinig de snede van zijn broek te veranderen. Een liberaal minister met eene konservatieve broek, valt - en evenzoo een konservatief minister met eene liberale broek. 't Is de broek alleen, meneer, die valt en weê den minister die zoo'n verkeerd ding - dat valt - aan heeft, want dan komt een ander om hem... de broek op te binden! Och, uit een broek is zooveel te leeren, vooral uit eene ministerieele broek; maar... daar weet het volk niets van!’ Om van Haalmeijer's tinnegieterij, op eene geschikte wijze ontslagen te worden, veranderde ik van koffiehuis. Dat middel hielp. Maar toen ik den 12den Januari 't koncert in 't Volkspaleis bijwoonde, werd ik onverwacht door Haalmeijer gestoord. Als een lokomotief in volle vaart, rende hij op mij aan. ‘Hoe gaat 't, in lang niet gezien, hoe gaat 't?’ - ‘Mijn God,’ zeide ik, ontsteld: ‘Haalmeijer!’
‘Ja, ja,’ zeide hij, ‘ik ben 't, uw vriend Jodokus Haalmeijer, mr. Kleêrmaker, in levenden lijve; ik zelf, meneer. Hoe gaat 't? Dat 's een winter, meneer - en nu heeft de grijze Thorbecke 't roer weêr in handen! Da's eerst een staatsman; maar Multatuli is gek en liegen kan hij of 't... gedrukt is’ - en meteen haalde hij eene krant uit zijn zak. 't Was de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 2 Januari 1871.
‘Zie, meneer’, zeide hij, ‘lees wat die oud-officier van Multatuli zegt. Met de officieele stukken bewijst hij: dat Multatuli een leugenaar is, Ja, ik heb 't wel altijd gedacht en ook gezegd dat wat-i schreef, geen steek hield. Hij schreef me, weet je, te mooi, veel te mooi, om dat maar zoo gaaf voor waarheid aan te nemen. Maar zoo zie je: al is de leugen nog zoo snel, de waarheid achterhaalt ze wel.’
Nadat ik 't stuk van den oud-officier gelezen had, gaf ik Haalmeijer de krant zwijgende terug. Ik was ontroerd en wist niet wat ik daarvan denken moest. Multatuli een leugenaar?... Dat wilde er bij mij zoo heel gemakkelijk niet in - en toch wist ik met de verklaring van den oud-officier geen raad.
‘Ja, meneer, 'k ben zeker dat als allen die tot nog toe gezwegen hebben, 't voorbeeld van dien oud-officier volgden, er nog veel meer aan 't licht zou komen. O, meneer, dat stuk doet me zooveel pleizier, weet uwé. Ook heeft Multatuli alweêr eene brochure geschreven over Nog eens vrije arbeid in Indië.
‘Een garnaal heeft meer verstand van politiek, dan hij, hij heeft er zelfs geen begrip van - en toch schrijft hij over koloniale staatkunde! Foei!... hij moest liever zwijgen en dat schrijven overlaten aan mannen die er wat meer van weten; maar hij is daarvoor te eigenwijs. Ook is-i, zeg ik, ijdel en vol haat- en wraakzucht. Hij is wel een groot man, maar niet degelijk. Dat blijkt uit die brochure.’
‘Hebt gij,’ vraagde ik, ‘dat werkje gelezen?’
‘Gelezen... gelezen?’ mompelde hij, mij verbaasd aanziende, ‘gelezen?... neen,... dat, dat juist niet, maar wel de Rotterdamsche Courant van 6 Januari - en daarin kan u mijne meening vinden. Daarin staat het - en ook dat-i zoo trotsch is - en dat zeg ik ook. Hij - Multatuli - spreekt altijd over zichzelven. Dat kan 'k niet velen. Aan eigen roem, zeg ik, is een luchtje. Die krant moet gij eens lezen; maar de brochure wil ik niet lezen, - die, enfin, ik, ik wil waarheid en geen leugens van Multatuli, al schrijft hij nog zoo mooi.
‘Multatuli liegt en laat zich omkoopen, weet u, door de konservatieven, want dat zijn allemaal leugenaars en omkoopers, allemaal, meneer. De Rotterdamsche Courant is liberaal, - liberaal ben ik ook, ziet u - de Rotterdammer liegt nooit en spreekt altijd de zuivere, klinkklare, waarheid. Ja, meneer, da's waar, daarom wordt zij ook veel gelezen door de liberalen die, evenals ik, zoo op waarheid gesteld zijn. O, meneer, Multa...’
‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant van den 6den Januari, zegt gij?’ vraagde ik, terwijl ik mijn zakboekje voor den dag haalde, om den datum daarin op te teekenen. Na dit te hebben gedaan, groette ik hem en ging haastig heen.
T'huis gekomen, zette ik mij onmiddellijk neder om aan Multatuli de vraag te richten: of die oud-officier recht had met hem van leugen te beschuldigen? Ik wilde weten in hoeverre Mulatuli 't vertrouwen waardig was dat ik steeds in hem gesteld had. Wel zou 't mij smarten, indien 't bleek dat ik mij in hem bedrogen had, doch de waarheid heb ik, boven alles, lief. Vervolgens gaf ik last, mij de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 Januari te bezorgen. Ik had de bewuste brochure van Multatuli: Nog eens vrije arbeid in Nederlandsch-Indië, gelezen en kon niet gelooven, dat die krant, bij de beoordeeling van dat werkje, de stof voor Haalmeijer's wartaal had geleverd. Ook was ik verlangend om 't oordeel van die redaktie over den inhoud van dat werkje te vernemen.
Welnu, ik heb die zoogenaamde boekbeoordeeling van Multatuli's jongste werk, in die krant gelezen - en ziehier den indruk weêrgegeven dien de redaktie dier krant op mij deed.
Een leek heeft recht op toelichting, opheldering, wederlegging; maar ik vraag: Waar is Multatuli's betoog onwaar, onjuist. Dáárover zwijgt de Nieuwe Rotterdamsche Courant en dáárom toch was het den waarheidzoekende te doen. En daarom zoekt hij licht in 't orgaan van Fransen van de Putte.
Maar jawel! Hij leest van die krant allerlei dingen - waar of niet waar dan! - die hem in verband met de Indische kwestie geen belang inboezemen, - maar de toelichting van 't Indiesche vraagstuk vindt hij daarin niet!
't Heeft er veel van, of ze de redeneeringen van Multatuli - die zij zeggen zoo ellendig te vinden - niet aandurven en daarom eene uitvlucht zoeken in 't aantasten - of altans in 't behandelen van Multatuli als schrijver en persoon.
Ja, zoo is het! 't Belang der Nieuwe Rotterdamsche Courant was: dat stuk dood te slaan. Dat schijnen zij aan dat blad echter niet te kunnen en daarom tasten ze - op gewone Nederlandsche (liberaal en behoudende) manier - hem aan: met positieve beschuldigingen en verdachtmaking.
Sentot.
(Wordt voortgezet)