Multatuli.online

6 januari 1871

Ingezonden Stuk in De Locomotief, Semarang, nr. 5. (K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)

Omtrent de vriendschappelijke contacten van de heer Boelen met Multatuli, gedurende diens haagse periode, is behalve het navolgende artikel niets bekend dan éen brief d.d. 14 februari 1870.

Multatuli-fonds.

Door eenige vereerders van den verheven martelaar Multatuli zijn den ondergeteekende toegezonden en bereids door hem per wissel (Nederlandsch Indische Handelsbank) naar Nederland overgemaakt: van Mevrouw V. f100; van den Heer S. f50; van den Heer R. f100.

Totaal f250,00

Voorwaar een verblijdend verschijnsel!

Zou het dan waar zijn, dat de eerlijke Insulindiërs eindelijk uit hun dommel willen oprijzen, hunne harten ontsluiten en zich ter wille der eenige ondeelbare waarheid, van belangzuchtige omhulsels en vooroordeelen ontdoen?

Zou dan waarlijk de dag aanbreken, waarop men begrijpen zal, dat het geloof heeft uitgediend en voor weten moet plaats maken? Dat de hoop een afgeleefde grijsaard is, die door liefde moet vervangen worden? Liefde, de bron van ons ontstaan en van al onze genietingen, Liefde waarin alleen de Godsdienst is gelegen, die wij in onze onverdraagzaamheid en in allerlei wanstaltige kerkdiensten, zoo ver van Haar te zoeken trachten. Liefde, de eenige grondslag, waarop de maatschappelijke instellingen moeten gevestigd wezen, wil men aan onrechtvaardigheid, wanbestuur, onverdraagzaamheid, bloedvergieten, moord en doodslag een einde maken. Liefde, de taal door God zelven gebezigd om ons, bij dag in het boek der natuur, des nachts in den onmetelijken sterrenhemel toe te spreken.

Ja, ik voelde het, gij zoudt niet halsstarrig doof blijven voor de stemmen die u smeekten, voor goed een einde te maken aan het lijden van den grootsten en geniaalsten beschaver, dien Nederland ooit bezat. Hij is het, die van al onze schrijvers het meest heeft bijgedragen, om den tijd te bespoedigen, waarin liefde en weten de eenige drijfveeren zullen worden van het menselijk geslacht. - Eerst dan zal men, buiten het Christendom om, tot de leer geraken, die aan de ware, thans zoo verdraaide leer van den menschlievenden Christus ten grondslag lag. En zoudt gij, eerlijke Insulindiërs, dienzelfden man, die, bij de verschijning van elk zijner denkbeelden, met zooveel geestdrift door u op zijn weg wordt gevolgd, zoudt gij dien man laten doorgaan tot Golgotha, om daar te bezwijken onder het kruis, dat hij reeds zooveel jaren, tot veredeling van u zelven, gedragen heeft?

't Is meer dan tijd, dat men dien Christus onzer beschaafde eeuw van zijn kruis verlost.

Komt, zegt het mij, Christenen, wat wilt gij den Pharizeen verwijten, die uwen Christus, een eenvoudig, jeugdig timmermanszoon, niet kenden en niet begrijpen konden? Multatuli toch kunt gij verstaan, wanneer de domper uw verstand niet geheel heeft uitgedoofd en uwe gevoelens eerlijk en natuurlijk zijn gebleven.

Maar Multatuli is nog mensch.

Miskenning, nijd, laster en dompergeest, zoowel als de denkbeelden die hem bezielen, hebben hem steeds belet, voor zich en de zijnen een gevestigd finantieel bestaan te verwerven.

Tijdens mijn verlof in Nederland, had ik de eer de welkome huisvriend van zijnen familiekring te zijn. Multatuli leefde geheel van zijn literarischen arbeid, in Nederland een hard stuk brood voorwaar, wanneer men, finantieel reeds ten achteren, om niets ter wereld de logische stem van een eerlijk gemoed wil smoren.

Aan de zijde zijner gade, van den veelbeloovenden Max en de schoone Nonni, zou Hij zich toen de gelukkigste der vaders hebben gevoeld, zoo het vooruitzicht van over weinige maanden andermaal als zwerveling rond te dolen, hem, met het oog op zijn lieftallige omgeving, het leven niet voortdurend had vergald. En toch zag ik nimmer zooveel gelatenheid, nimmer zooveel ouder- en kinderliefde. Smalende op mijn omgang met dien verheven martelaar, durfde een nijdige pen in No. 280 der Soerabaia Courant neer te schrijven, dat Multatuli in mij zijn copiïst en ik in Multatuli mijn man had gevonden. Er ligt iets vernederends in 't beantwoorden van dien lasterlijken onzin. Doe ik dit echter niet, hoe licht zou dan dit schrijven aan eenig bijoogmerk en niet aan de zuivere gevoelens mijns harten worden toegeschreven! Hoe licht zou deze pogingen voor verijdeling gevaar loopen!

Welnu, die bewering is een Logen In geen mijner werken komt een enkele copy, een enkelen zin van Multatuli voor. Ik tart den redacteur der Soerabaia Courant, daarin een enkel, 't zij letterlijk, 't zij onder een anderen vorm overgenomen denkbeeld van Multatuli, aan te wijzen. 't Is eerroovend brutaal, mij zoo te belasteren.

't Is oneerlijk en diefstal tevens, zoodanig de waarde van een arbeid te verkleinen, waaraan de dagen en vele nachten van mijn verlof werden opgeofferd.

Maar, laat ik deze, door eerbied en deelneming bestuurde pen, niet langer met de ontzenuwing van vuigen laster bezoedelen.

Voldoende aan het verlangen dergenen, die behoefte gevoelen om zich te verzoenen met het nageslacht, dat eenmaal met verontwaardiging vervuld over de laakbare onverschilligheid zijner voorzaten, aan den miskenden Multatuli een standbeeld zal wijden, zoo wil de ondergeteekende pogingen aanwenden tot daarstelling van een fonds, waaruit een onafhankelijk bestaan voor dien genialen schrijver kan voortvloeien.

Daar zijne maatschappelijke betrekking hem thans minder in de gelegenheid stelt, zich persoonlijk met de inning en verantwoording van particuliere gelden te belasten, zoo verzoekt hij die franco te adresseeren aan den Heer J.C. Tasch, chef van het postkantoor te Batavia, die zoo welwillend is, deze inning en verantwoording op zich te nemen. Hoewel bij de vermelding der ontvangsten slechts voorletters zullen worden gebezigd, worden geachte inzenders evenwel verzocht, hun naam en woonplaats duidelijk op te geven.

Voorloopig zal met de rechtstreeksche verzending der inkomende gelden naar Nederland, tot een bedrag van duizend gulden worden voortgegaan.

Omtrent de boven dat bedrag ingekomen gelden, zal, 't zij tot oprichting van het gemelde fonds, 't zij, wanneer onverhoopt het verkregen kapitaal daarvoor niet toereikend is, tot een andere wijze van aanwending, gedurende een half jaar, het oordeel van Multatulis vereerders franco worden ingewacht aan het adres van den ondergeteekende, die alsdan een daaruit geput voorstel aan ieder medewerker in omvang zal zenden.

Batavia, 24 December 1870.

Anton Boelen.

Het bovenstaande werd op verzoek overgenomen uit de Java Bode. Den Heer Boelen komt de eer toe, in Indië den grondslag gelegd te hebben voor het Multatulifonds. Tot bevordering van het streven schijnt ons thans een aansluiting bij de commissie in Nederland hoogst waarschijnlijk toe.-

Red.