Multatuli.online

1 december 1870

Artikel van de hoofdredacteur Mr. A. van Brussel in het weekblad Asmodée, 1870, nr. 48. (K.B. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)

't Multatuli-fonds.

De heeren Kern en van Gennep hebben den volke 't heuchelijk nieuws meêgedeeld dat Multatuli verklaard heeft: hetgeen thans voor hem gedaan wordt met dankbaarheid te zullen aannemen.

Die verklaring bevreemdt mij niet, doch ik blijf bij mijne meening dat zij Multatuli even onwaardig is als de bedelpartij zelf.

En nu doe ik een beroep op allen die met Douwes Dekker in aanraking zijn geweest, vriend en vijand, en stel ik eenvoudig de vraag, noemt Douwes Dekker zich niet zeer ten onrechte Multatuli, heeft die man 't geen hij zijn ontbering en lijden heet, niet hoofdzakelijk aan zich zelf te wijten? Heeft hij die arbeiden kon gearbeid, zelfs als hij zich tot arbeiden had verbonden, en op voorhand betaald?

Zie, dat men het talent vereert, prijs ik hoog; verhef, beloon, betaal het, maar gedoog niet dat iemand zich ten onrechte als martelaar poseert.

Het schijnt echter dat men de zaak toch iets beter gaat inzien; want diezelfde heeren komen thans vertellen, dat het zelfs in 't gunstigste geval niet in het plan der commissie ligt, om Multatuli een werkelooze toekomst te verzekeren, - wat zij wenscht is vooral ten behoeve zijner vrouw en kinderen werkzaam te wezen.

A.v.B.