Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

10 november 1870

van

Multatuli

aan

Christiaan van Helden (bio)

 

Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)

terug naar lijst

*10 november 1870

Brief van Multatuli aan C. van Helden. Memoriaal, blz. 9-10. (M.M.) Handschrift van Mimi, de laatste twee zinnen van Multatuli zelf.

Woensdag 10 Nov. 1870

Van Helden, Voor ruim veertien dagen schreeft ge my een en ander waarop ik nu niet antwoord. Ik heb te weinig baat gevonden by myn schryven aan U, om my daarmede verder te vermoeien.

Als gy de tallooze machtelooze brieven die ik u sedert 19 Augustus zond, inziet, zult gy erkennen dat ik lang genoeg poogde de zaak aan den gang te houden.

Het is dan ook waarlyk uwe schuld niet, dat ik niet omgekomen ben. Te lang vertrouwd hebbende op uwe expresse beloften, mogt en kon ik niet tydig naar andere middelen omzien. Gy hebt het daardoor zoover gebragt dat ik wekenlang of betrekkelyk gebrek of letterlyk honger leed.

Enfin, gy wist dit. Ik schreef het U herhaaldelyk en gy hebt daarin berust. Gy weet dat ik myn hemden heb moeten verkoopen voor een stuk brood-

Dat ge in uwen laatsten brief nog het woord ‘stand onzer rekening’ noemt - al zegt ge er by daarvan niet te willen spreken! - gaat myn begrip te boven.

Maar - nu gy 't woord genoemd hebt, is my niets liever dan daarop terugtekomen. Nu vraag ik aan U: hoe de stand onzer rekening is, na alles wat ik door uwe schuld heb geleden gederfd, verwaarloosd? Na de schade die ik lyd door de compromittante staking van myn werk? (Ik moet U de opmerking maken dat ik van geen enkel persoon aan wien gy my schryft de opgegeven present-exemplaren verzonden te hebben, daarvan mededeeling ontving. Van iets als aankondiging van myn werk in Courant of Tydschrift schynt heelemaal geen spraak te zyn. Alles valt in een put! Ik geloof niet dat ooit een schryver onder zúlke conditien gearbeid heeft! Ik verzoek u dat te noteren by den ‘Stand onzer rekening!’)

Maar - ik laat nu dat alles daar. In uw laatsten brief beloofdet gy, als gewoonlyk, nader - en ik hoop dat altyd: beter berigt ‘op morgen.’ Als gewoonlyk alweder, is nu na weken wachtens, niets gekomen. Ik ben nu zoo vry U te vragen, of nu eens-vooral alles uit is? Of ik geen proef meer kryg? of de Ideen gestaakt zyn?

Zoo neen, welke voorstellen ge my kunt doen die voort te zetten? Bedenkt svp dat die staking my hoogst nadeelig is. Men denkt dat ze aan my ligt, en dit ontneemt het vertrouwen, als ik - gelyk ik uit noodzaak dezer dagen doen moest - my aan andere uitgevers wend. Op een voorstel dat ik deed om zes vel over vryen arbeid van my uittegeven kreeg ik ten antwoord: ‘ja, maar geen cent voor 't stuk áf is!’

Dát zyn voor my de gevolgen van de staking der Ideen, misschien in verband met het afbreken der Mill. Studien, dat ook niet myne schuld was! Noch 't Noorden, noch gy hebben ooit op copy gewacht! Is nu dat onverdiend wantrouwen niet hard voor my? En de gevolgen?

Adieu, antwoord nu eens in godsnaam!

t.a.v

DD

Schillerplatz 4 Wiesbaden

Ik ben op 't oogenblik niet zóó om geld verlegen als voor 1, 2, 3 maanden. Rigt daarnaar uwe voorstellen in. Als er maar wat voortgang komt!

Is vel 9 al afgedrukt? Zoo neen dan heb ik daarin nog een kleine correctie te maken. t Is toch ongehoord dat ik niet weet hoe 't met myn eigen werk staat!