Lijst van brieven op datum
27 mei 1870
van
Multatuli
aan
D.F. Tersteeg (bio)
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
27 mei 1870
Brief van Multatuli aan D.F. Tersteeg. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (L.M. 's-Gravenhage; fotokopie M.M.)
De laatste alinea staat op blz. 4 deels onderaan, deels in de marge rechts, voorts bovenaan en in de marge links.
zeer tepaskomende hulp: blijkens Multatuli's brief d.d. 28 mei heeft Tersteeg aan Tine een bedrag van f 40. - gestuurd; daarvan heeft zij dan mogelijk f 25 aan Multatuli doen toekomen.
Ik schryf zelden wat ik wil: zie V.W. II blz. 335. Op deze Idee 112 beroept Multatuli zich bij herhaling.
prote: corrector in een drukkerij (fr.)
bévue: flater, stommiteit (fr.)
embarras: hindernis, moeilijkheden.
iets uit Vorstenschool: zie V.W. V, blz. 339-342.
den heer A.T.: de katholieke dichter en publicist J.A. Alberdingk Thijm; zie V.W. V, blz. 347.
Pio Nono: paus Pius IX (1792-1878), paus sinds 1846; zie V.W. V, blz. 337. Sinds 8 december 1869 was het Vaticaans Concilie bijeen, met als belangrijkste agendapunt de pauselijke onfeilbaarheid.
Mainz 27 Mei 1870.
Zeer geachte heer Tersteeg!
Ik ontvang daar eenen brief van myne vrouw waarby den Uwen aan haar van 24 dezer.
Ik haast me U hierby aantebieden de eerste helft (misschien het eerste derde, want ik weet nooit hoe lang een stuk zal worden) van een opstel dat ik voor Nederland gereed maakte.
Het lag - als een deel van ii, gereed - maar ik was zoo court d'argent, dat ik geen geld had om te recommanderen. Daaraan helpt me nu uwe remise, waarvan myn beste vrouw my meer dan de helft zond.
Ik sluit in haast. Ik hoop toch dat de uitgebreidheid van dit stuk passen zal voor één maandgang? want een Schnitt in dit i, zou mal zyn. Ik dank u voor de zeer zeer tepaskomende hulp.
Zeer vriendelyk gegroet
tav
DD
Daarom is't zoo gek als een industrieel me maat opgeeft. In de Ideën staat - en al wat ik schreef, meen ik-
‘Ik schryf zelden wat ik wil, en nooit wat 'n ander wil.’
Daarom juist ben ik geen schryver, geen beroepsschryver, begrypt ge dat? Ik kan niets leveren, als Fancy 't men niet verkiest voortezeggen. Ik betuig u, dat ik by 't corrigeren van drukproeven nieuwsgierig ben te lezen wát ik geschreven heb. Zal ik dit dan nooit aan ‘Publiek’ begrypelyk kunnen maken. Ik vrees neen.
Van 't nu aan U gezondene heb ìk echter kopy. Ge ziet dat de nevengaande niet van myn hand is. Ik heb ze laten overschryven voor de duidelykheid.
Misschien - en ik heb er vrede mee - vindt ge 't by zoo'n duidelijk schrift, onnoodig my proef te zenden.
Ik heb deze kopy attent nagezien, en wilt gy de correctie der proef op U nemen? Goed!
Indien ge echter proef zenden wilt, neem ik de vryheid U te verzoeken, my niet de eerste te geven. Laat het ruwe werk op de drukkery doen.
Een schryver hoeft niet de omgekeerde letters &c te corrigeren. Dát moet de drukkery doen. In Holland begrypen ze dit anders, omdat ze geen ‘prote’ hebben, maar 't regtzetten van letters &c is ambacht, dat een' zetter beter gedemandeerd is dan ons.
En nog iets, Als ge oordeelt proef te moeten zenden, dan verzoek ik proef: in duplo.
Zeg niet dat ik veel noten op m'n zang heb. 't Is juist tot gemak en om de zaken goed te doen marcheren:
1o Na de correctie namelyk, komt den schryver in den zin dat hy een bévue begaan of over 't hoofd heeft gezien. Als hy dan duplicaat heeft, kan hy de fout nog herstellen, en dit wint vaak een 3e correctie of her-revisie uit.
2o. Er zyn zaken waarby men zich vraagt: hoe heb ik dit zoo-even gecorrigeerd? (of laten staan?) en als er geen duplicaat is kan men dat niet nazien.
Als ik iets verzoek, kunt ge er op rekenen dat het niet is om moeite te maken maar om de zaak glad te doen loopen Ik heb een hekel aan embarras.-
Van myne zyde beloof ik - byna zonder uitzondering - geen omslachtige correcties te maken, nooit iets byv. wat de paginatuur verandert &c.
Adieu. Binnen 3, 4, dagen no ii. Of er een iii komt weet ik niet, maar ii is ⅓ af.
Zooals ge ziet, krygt ge nu toch iets uit Vorstenschool. 't Kwam, vind ik tepas. In ii komt eene zeer zeer hartelyk gemeende hulde aan den heer A.T., een man dien ik hoogacht en liefheb. Zeg hem dat! En dat blyft zoo, al had hy aan my een hekel, zooals misschien zn pligt is. Als ik een vriend begeerde - dat doe ik niet - zou hy 't zyn, hy en Pio Nono, de groote.