Lijst van brieven op datum
23 april 1870
van
Augustinus Josephus van der Ghinst (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)
23 april 1870
Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli. Ontwerp met vele doorhalingen en verbeteringen, op foliopapier. (A.M.V.C. Antwerpen; fotokopie M.M.) De onderstaande tekst volgt zo goed mogelijk de laatste versie, inclusief de spelfouten. Op blz. 1 rechts boven de aantekening: verzonden den 24.
Idee 204: zie V.W. II, blz. 416.
Idee 132: zie V.W. II, blz. 339.
de Muurling's: zie Idee 279-280, V.W. II, blz. 472-478.
Idee 168: zie V.W. II, blz. 390.
Interim fames omnem tèrram etc.: intussen benauwde honger het ganse land. Vgl. Genesis 41:57.
kapper: drinkglas van ongeveer een kwartliter.
Triptolum: in de griekse mythologie de koningszoon Triptolemos, die van Demeter een met draken bespannen wagen kreeg waarmee hij graankorrels op aarde zaaide; later werd hij als halfgod vereerd.
vae non validis et vae victis: wee de zwakken en wee de overwonnenen (lat.)
Den Wel Edelen Heere Douwes Dekker
bijgenaamd Multatuli
Denker en schrijver
te 's gravenhage
Brugge, den 23 april 1870
Mijn waarde Multatuli
Deze die heden de vrijheid neemt u te schrijven heeft over wat meer dan een jaar het genoegen gehad met u, te Gent, het noenmaal te nemen. Hij zat met zijne twee zonen recht over u, en de heer Heremans was aan uwe linkere zijde gezeten. Toen hij (= ik) om 5½ ure, door ongesteldheid en tijdgebrek gepraamd, de tafel moest verlaten, heeft hij het geluk genoten, tot afscheidsgroet, uwe edele hand te mogen drukken. - Uw gesprek aan tafel heeft mij bewezen dat gij een uitnemend goed geheugen bezit; ik mag dus hopen u niet gansch onbekend te zijn, 't geen mij verheugt; want zoo als men hier in Vlaanderen zegt: Den onbekenden maakt den onbeminden.
Uw idée, 204, toont mij dat gij zeer nauwkeurig nota neemt van alles wat u geschreven wordt en in een ander idee waarvan ik nu het nummer niet vind, zegt gij dat geen vonk (van waarheid) mag verwaarloosd worden omdat deze vonk in eene vlam schieten kan, die krachtig genoeg is om het gansche mensdom te verlichten. Ik meen eene zulkdanige vonk te hebben ontdekt, en daar de waarheid voor iedere mensch eene behoefte is, (gij zegt ook, idée 132: zwijgen waar spreken plicht is noem ik misdadig), zoo heb ik sedert lang pogingen gedaan om deze vonk aan te kweeken. Onder andere heb ik mijne ontdekking? aan een der hoogleeraren der universiteit van Gent mede gedeeld, die voor de grootste denker gehouden wort. Hij heeft mij mijn geschrijf wêer gezonden, mij bedankende voor het vertrouwen dat ik in hem gesteld had, en later toen ik bij toeval bij hem te zijnen huize was, heeft hij ontweken daar over met mij in gesprek te komen. Ik weet dus niet of hij mij voor krank- of waanzinnig houdt, ik geloof wel van ja; maar ik zie ook hoe hoog de hoogge-leerden, de hoogleeraren, en de Muurling's bij u in achting staan. Groote geleerdheid gaat niet altijd met gezond oordeel gepaard. Niet zelden kweekt zij vóóroordeelen aan, die de helderheid van 't verstand verduisteren en doen verwijzen al wat van het reeds geleerde een weinig afwijkt. Ik heb het vast vertrouwen dat ik niet vruchteloos mijn toevlucht zal genomen tot U die liefde hebt voor al wie naar waarheid streeft, tot u bij wie alle vóóroordeelen zijn uitgeroeit, tot u welkers werken bewijzen hoe onwaardeerbare rijkdommen gij in de woestijn hebt ingeoogst. Gij alleen zijt in staat te beslissen en gij zult, ten zij de tijd u ontbreekt, de goedheid hebben mij te laten weten of mijne ontdekking eene waarheid, eene waarschijnlijkheid of wel eene gekheid is? of deze vonk moet uitgedoofd of aangekweekt worden? of ik een nietsbeduidend brokje glas of wel een ruwe diamant gevonden heb. Nu, ter zake. Al wat geschied is 't product van voorafgaande factoren - idee 168.
In 7ber of 8ber van 't jaar 1858 verscheen er buiten alle verwachting der sterkundigen eene zeer schoone comeet. Eene maand later, in 9ber, las ik in de Independance dat, in eenige streken van Engeland, men in het midden van een' helderen dag, de lucht een vreemde kleur had zien aannemen, en dat deze verschijning eenige minuten lang geduurd had, dat, volgens de berekeningen der sterkundigen, de staart dezer comeet onze aarde had aangeraakt en dat deze aanraking en de kleurverandering der lucht op dezelfde oogenblikken geschied waren.
Welken invloed heeft eene comeet op onze aarde in zoo een geval? Dit vraagde ik mij, want alles in de natuur heeft eene bestemming. De fijne wijnen van 1811 kwamen mij te binnen, waaruit ik moest veronderstellen dat de cometen een' goeden invloed hebben op de planeten die zij aanraken. De geschiedenis van Josef versterkte mij in dit gevoelen. Hoe anders had hij kunnen zeven jaren overvloed gevolgd van zeven jaren hongersnood, zeven vruchtbare waarna zeven onvruchtbare jaren kunnen voorspellen. Doch alles in dit boek mag niet letterlijk genomen worden. Als men goed leest dan vindt men dat, in weerwil der graanzolders voor Josef al de Egyptenaars van honger zouden gestorven zijn indien zij waarlijk met zeven achtereen volgende onvruchtbare jaren waren bezocht geweest. Immers gedurende de vruchtbaarheid verzamelde Josef jaarlijks één vijfde (en eerder min dan meer) van den oogst. Na zeven jaar dat maakt wel is waar zeven vijfden; maar de ratten de muizen en de overige graanknagende dieren hadden het te schoon om dan ledig te blijven, 't zij in eten, 't zij in zich te vermenigvuldigen. Zoo dat er na de zeven jaren, naar alle waarschijnlijkheid, geen vijf vijfden in de bergplaatsen van Josef meer waren. 'T is onmogelijk dat men met deez' eenigen oogst zeven jaren lang niet alleen in Egypte maar ook in de aanpalende landen zou kunnen geleefd hebben. Interim fames omnem terram vehementer premebat. - Eén onvruchtbaar jaar was genoeg om al den voorraad van Josef op te maken, waar uit volg dat de zeven onvruchtbare jaren op één moeten gebracht worden.
In Egypte zijn er eenige vruchtbare jaren geweest (waarschijnlijk zeven), waarop één onvruchtbaar jaar gevolgd is. Dezelfde omstandigheid is reeds twee maal in onze eeuw voorgevallen. In 1811, 't jaar der vermaarde comeet, heeft de vruchtbaarheid der aarde toegenomen. (t geen voor mij een bewijs is dat deze comeet of ten minste hare staart onze aarde had aangeraakt) maar eenige jaren later in 1817 leeden wij hongersnood. - De comeet van 1858 verscheen na den oogst, en in het volgende jaar, in 1859 zien wij dat de vruchten der aarde nieuwe levenskracht aannemen. De aardappelen, onder andere, die uitgeleefd scheenen, verloren hunne ziekte en zijn tegenwoordig zoo gezond als voor 1845. De oogsten waren op de gansche aarde zoo overvloedig dat Napoleon iii in een zijner troonreden van 63 of 64, den moeilijken toestand der landbouwers aan den lagen prijs der eetwaren toeschreef. in weerwil zelfs van den langdurigen oorlog der vereenigde staten van Amerika zag men de prijzen der eetwaren niet oprijzen. 'T verwachte jaar van hongersnood was dit maal 1867, gedurende het welk Frankrijk zich verplicht vond voor veel honderden millioenen francs graan te koopen, in onderscheidene streken van Pruissen en Rusland stierven er mensen van honger maar 't was bijzonderlijk in Algiers dat de hongersnood ten hoogsten woedde. De vraag is nu hoe het komt dat de verlevendigende stof der cometen hongersnood of onvruchtbaarheid kan veroorzaken.
Indien deze stof de eigenschap bezit om vruchtbaarheid en levenskracht aan de vruchten der aarde te verschaffen dat kan niet geschieden zonder met er tijd eenige verandering en zelfs eene schijnbare wanorde in onze atmospheer te weeg te brengen: namelijk onstuimige winden, onmaat van water, hitte, koude alles op ongewonen tijd. Ja zondvloeden kunnen daar uit ontstaan. Ten andere de groote vruchtbaarheid verschaft overvloed van eten aan de vruchtknagende dieren, zoo als de sprinkhanen, die daardoor zich zoo onmatig vermenigvuldigen, dat zij na weinige jaren talrijk genoeg zijn om de vruchten van een geheel land en zelfs van aanpalende landen te verslinden. Dit was ten jare 1867 het geval in Algiers.
Hoe is het Josef gegeven geweest deze vrucht- en onvruchtbaarheid te kunnen voorzien? Hij moet een zeer vernuftige jongeling geweest zijn aangezien Putiphar hem met de regering zijns huizes belastte. Hij was ook begaafd met een allerbest vooruitzicht en vast karakter: alles in dit huis was in zijne magt uitgenomen de huisvrouw zijns meesters alleen. Het is dus voor zijn goed vooruitzicht en zijn vast karakter en zeer weinig of niet uit erkentenis of uit gewaande kuisheid dat hij de uitnoodigingen der vrouw van den besneden Putiphar, zijn' meester, niet heeft ingewilligd.
Putiphar was een prins van het Egyptische leger, en zijn intendant Josef is in betrekking met de overige bedienden van het hof geraakt, waaronder de geleerden of de priesters. Deze zullen de gelukkige begaafdheden van Josef bemerkt, en hem tot leerling aangenomen hebben. De Egyptische priesters teekenden nauwkeurig alle gebeurtenissen aan, zoo wel de verschijnsels in den hemel als de jaren van vrucht- en onvruchtbaarheid. Josef zal deze beide aanteekeningen gezien hebben, en door zijne uitlegging heeft hij bewezen dat hij zijne leeraren in scherpzinnigheid overtrof. Men kan niet aanvaarden dat hij niet alleen den koning maar ook de Egyptische priesters (welk laatste door de geschiedenis schijnt bevestigd te zijn) met uitleg van droomen zou overtuigd hebben. Deze droomen waren voor 't volk. Gij zult u wel herinneren, mijn waarde Multatuli dat de levensmiddelen tot in het eerste der jaren veertig, goedkoop gebleven zijn, 't is te zeggen een dertigtal jaren na 1811. Indien het gezegde les mêmes causes produisent les memes effets, waar is, zoo mag men verzekerd zijn dat wij nu nog ten minste zeven achtereenvolgende jaren van goede vruchtbaarheid te verwachten hebben. De ontijdige regen is alleen te vreezen. Ik ken hier in Brugge een koopman in graan aan wie ik in de eerste maanden van 1859 de verzekering gaf dat de aardappelen gezond en overvloedig zijn zouden, hij geloofde mij niet maar 't jaar daarna voorspelde ik hem dezelfde vruchtbaarheid, dan heeft hij mij geloofd en vier jaar lang heeft hij veel geld gewonnen met mijn raad te volgen van gedurig te verkoopen, en van maar te koopen 't geen hij verkocht wist. eindelijk ontving ik van hem tot belooning het gezegde: dat niemand beter dan ik verdiende gedecoreerd te worden! Ik was vergeten dat hij mij daarenboven met een' kapper bier getrakteerd heeft en indien ik hem wilde uitleggen hoe ik dit wist, hij beloofde mij nog eens te trakteren.
Men begrijpt gemakkelijk de reden waarom de Egyptische priesters de kennis van dit voorval voor het volk wilden verdoken houden. Eene gebeurtenis aan voorafgaande factoren der natuur toe te schrijven, was nooit bij eenig volk de gewoonte der priesters. Alles wat er gebeurt moet of belooning of kastijding van hunnen God zijn: was er nog te vreezen dat indien de Egyptenaren geweten hadden dat de vruchtbaarheid aan de tusschenkomst der cometen was toe te schrijven, zij verdere navorschingen zouden doen en eindelijk veronderstellen dat ook het leven voor deze hemellichamen op onze aarde gebragt wordt, 't is te zeggen dat het bestaan van al wat leeft zoo wel de dieren als de planten aan de tusschenkomst der cometen te danken is. Indien het volk deze veronderstelling als eene waarheid aanzag, dan waren de grondslagen waarop de Egyptische godsdienst steunde gansch uiteen geschud, en het gezag zijner priesters verdween voor eeuwig.
De natuurkundigen bewijzen dat in den beginne onze aarde een vuurkloot was. Alzoo heeft Mozes mogen zeggen: De eersten dag maakte hij het licht; Men chicaneert op het woord licht dat hier eene Metonymie is, maar indien hij gezegd had: hij maakte het vuur deze uitdrukking zou min juist geweest zijn. 'T veel moeilijker zou kunnen verrechtvaardigen is dat Hij op den derden dag de planten en boomen doet zaad en vruchten voortbrengen, voordat zon, maan en sterren bestonden.
Aangezien in den beginne onze aarde een vuurkloot was, niets van al wat leeft bestond op onze aarde. Het leven is dus van elders moeten komen, en daar er geen hemellichaam, uitgenomen de cometen, dank aan hun schijnbaar ongeregelden loop onze aarde kon tegenkomen of genaken, zoo zijn zij beschikt het leven onder zijne duizende en duizende vormen op onze aarde en op de overige planeten uit te storten.
Dit leerstelsel, zoo als het uit de verdichtsels van Triptolum, Prometheus en Adam blijkt, ons een weinig bekend was in de vroegste tijden als eene waarheid aan sommige uitverkoornen onderwezen. Triptolum om de vruchten van Ceres op de aarde te storten werd in eenen, met vliegende draken bespannen, wagen door de lucht heen gevoerd. Onder dit verdichtsel schuilt de denkwijze der ouden dat de cometen (hier door wagen en draken verbeeld) de levensgrondstof van alle planten op onze aarde gestrooid hebben.
Prometheus is schrikkelijk gestraft omdat hij menschen van klei gemaakt hebbende, dezelve met uit den hemel ontnomen vuur bezield had.
Uit dit verdichtsel moet er verstaan worden dat Prometheus onderwezen heeft dat de levensgrondstof der menschen en bijgevolg van alle dieren uit den hemel, 't is te zeggen uit eene comeet op onze aarde gekomen is; dat deze levensgrondstof zich in de aarde of slijk heeft ontwikkeld en eindelijk tot mensch is aangegroeid; de mensch dan is tot eene mindere of meerdere volmaaktheid gekomen, naar de min of meer daar toe voordeelige streken, waarin hij is opgegroeid. Dit is de reden waarom de oorspronkelijke menschen der vijf werelddeelen zoo zeer van elkander verschillen.
Prometheus werd om deze leering voorbeeldelijk gestraft want het bijgeloof heeft altijd op aarde geheerst. De belanghebbenden zoo als de priesters, de huichelaars, de gewaanden toovenaars, en vooral de dwingelanden hebben in alle tijden de grootsten afschrik van de klaarte, van de waarheid gehad. zonder van Galilei, Socrates en de duizenden martelaren der inquisitie te spreken gij zelf, moedige Multatuli, hebt dit reeds veel te veel ondervonden.
De leering van Prometheus was misschien ook maar een geheim dat alleenlijk door de ingewijden van eene soort van vrijmetselarij gekend was. Dit geheim der geheimen mogt door de ingewijden aan geen profanen op doodstraf kenbaar gemaakt worden, en Prometheus zal aan zijnen eed niet getrouw gebleven zijn.
De Historie van Adam is dezelfde als deze van Prometheus maar wat kunstiger omhuld. De boom der kennisse des goeds en des kwaads is niets anders dan de kennis des oorsprongs van den mensch en van alles wat leeft. Bij al wie deze kennis bestaat verliest alle bovennatuurlijkheid hare kracht, zoo een mens voelt zijne oogen open gaan en wordt allengskens in staat om te zien dat alles wat er geschiedt het product is van voorafgaande factoren. Deze kennis ware boom des goeds, want de rechtschapen menschen zouden het goede en het ware betrachten uit zuivere liefde voor wat goed en waar is; zij ware ook de boom des kwaads, want blinden van geest, geene straf van hunnen God noch hier op aarde nog hier namaals meer vreezende, zouden de vollen vrijheid aan hunne kwade hartstochten geven. vae non validis et voor al vae victis. Dit gezegde in aanmerking nemende geloof ik te mogen beweren dat de uitvinding van een opperwezen het welk, zoo niet in dit, toch zeker na dit leven, de goeden beloont en de kwaden bestraft, niet alleen nuttig maar zelfs noodzakelijk geweest is om een begin van beschaving onder de woeste volkeren in te voeren.
Men weet niet sedert hoeveel duizende jaren de eerste mensch of liever de eerste menschen geschapen waren op het tijdstip dat Mozes Adam doet leven; Dat is het vroegste beschavingstijdstip dat ter kennis van Abraham of van de Egyptische priesters gekomen zijnde, aldus aan Mozes werd overgeleverd. Zeker is het toch dat de beschaving reeds lang begonnen was. 'K geloof waarlijk dat Adam en Prometheus één en dezelfde persoon uitmaken, wat er ook van zij. Adam deed wat Prometheus gedaan had. en zijn God (bij Prometheus was het zijn kozijn Jupiter) strafte zijnen hoogmoed of zijne eedbreuk met hem uit het Paradijs te jagen uit vreeze zegt het H. Schrift dat hij nu nog van den boom des levens eten zou. 'tgeen beteekent dat Adam uit zijn vaderland gebannen werd op dat hij buiten staat gesteld werde dit geheim te doen leven of levende te maken, met hetzelve aan deze zijner landgenoten die niet ingewijd waren, mede te deelen.
Het ware hier de plaats u eenige uittreksels voor oogen te stellen, om te bewijzen dat er personaadjen geweest zijn die den luisterlijksten roem in sterrekunde en in wijsbegeerte verworven hebben en die in de sommige punten bijna denken maar mijn brief is reeds te lang, en ik vind gevoeglijker u in een' volgenden brief dit te schrijven.
Hopende dat gij en deze die u het naast aangaan welvarend zijt en in goede gezondheid verkeert, noem ik mij eerbiediglijk
Mijn waarde Multatuli,
Uw hartelijksten en toegenegensten bewonderaar
A V D Ghinst
Brugge den 23 april 1870
Mijn adres
den heere A VanderGhinst leeraar te Brugge