Lijst van brieven op datum
24 november 1869
van
Multatuli
aan
H.H. Huisman (bio)
Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869 (1980)
24 november 1869
Brief van Multatuli aan H.H. Huisman. Dubbel en enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Leiden; fotokopie M.M.)
In het handschrift werd tweemaal een zin doorgestreept; ze beginnen met Ik zend U en met Zeg hoogstens en zijn hieronder afgedrukt tussen haakjes.
Mr. S.: Mr. Schook.
een rilling door het land: woorden door Baron van Hoëvell als liberaal kamerlid op 25 september 1860 gesproken over de indruk die de Max Havelaar had gemaakt; zie V.W. X, blz. 316.
den Haag 24 Novr 1869
Beste Huisman, Gister avend ontving ik uwen brief. Ik had juist willen schryven. Ik vreesde dat gy ziek waart, en dat is dan ook wel zoo geweest, schoon men by aanhoudend tobben en lyden niet regt weet waar de eigenlyke ziekte begint. 't Lyden zelf is eene ziekte. Ik weet dat!
Hoe dit zy ik was ditmaal zeer ongerust over U. Ginds komen, kòn ik niet.
Ik heb 't aanhoudend zeer moeielyk. Alle my gedane beloften worden gebroken, en ik ben nu zoo ver dat ik 't betreur myne familie te hebben laten komen. Die maatregel berustte namelyk op de verzekeringen dat men my in staat stellen zou my te roeren. Indien dàt geschied ware hadde ik èn voor 't dagelyksche (ruim) èn voor andere dingen kunnen zorgen. Maar men heeft me bedrogen.
't Is curieus om te zien hoe doodeenvoudig de brave luî hun woord breken. Ze zyn er niet eens verlegen mee. De hoofdpersoon die my beloften gedaan had, zond me in plaats van 't toegezegde geld, heel pacifiek... twee hazen en ik moest nog f1½ vracht betalen die er te nauwernood waren.
Ik ben zeer bitter gestemd. En ook dàt is eene ziekte.-
Nu, dat is al heel toevallig dat gy zelf Sentot waart. Ja, uw artikeltje was geestig en heel afdoende. Daarom trof het me zoo. Jammer dat het Stuiversblad (waarin veel schoone stukken staan) waarschynlyk nog weinig verspreid is.-
De brief van Mr S. hierby terug. Het doet me pleisier dat ook hy de zaak wil behandelen, schoon ik niet geloof dat ‘men’ de steenen zal opnemen die hy neerlegt. En in de Kamer, èn in de meeting onlangs te Rotterdam heeft men weder zoowel over my als over de berigten uit het Bantamsche gezwegen. Op de meeting (waar de liberale Frans. v.d. Putte aandrong op Christendom, natuurlyk om de orthodoxen op z'n hand te krygen) gaf hy een zoogend historisch overzigt en daarin kwam de fraze voor:
‘toen vanden Hoëvel en anderen een rilling door het land deden gaan.’
Is dat niet gemeene huichelary?
Ook in de Kamer sprak Jonckbloet over ‘verschillende omstandigheden die de natie hadden wakker geschud.’
Maar ik word niet genoemd.
En niemand protesteerde tegen dat oneerlyk zwygen, noch op de meeting noch in de Kamer, noch in de dagbladen. En dat geschiedde nooit. Heel Holland zag en ziet het heel pacifiek aan dat ik mishandeld word: ondershands door laster, officieel en openlyk door een opzettelyk zwygen.
Het is daarom dat ik er aan twyfel of ‘men’ de conclusies zal maken (althans uiten) indien S. de zaken blootlegt. Integendeel al noemt hy alles by den naam, dan houdt men zich nog of men't niet begrypt. (Ik zend U de R.C. waarin de neen dat kan ik niet)
Ja toch, ik heb hem. Hy gaat met deze post.
Ik stel u voor in Uwe brochure eens te wyzen op de hoofdzaak die door al die sprekers met groote eenstemmigheid niet gezegd is en die hen allen tot Huichelaars maakt (ook zonder dat Christendom van de liberalen zelfs.) Die hoofdzaak is eenvoudig regt doen. Kunnen zy in opregtheid verbetering verwachten zoolang ik miskend word? Wie zal in Indie my navolgen na de wyze waarop ik behandeld werd? De waarheid van den hoofdinhoud van Hav. is voortdurend en door alle partyen erkend. Maar gesteld dat men eens dáárop en op al de feiten die herhaaldelyk bekend werden geen acht had geslagen (byv. het ontslag van den regent dien ik aanklaagde, nadat men eerst geprobeerd had hem te verbeteren door... verhooging van tractement!) gesteld dat men dit alles niet wist of vergat, dan nog was de Rot. Ct waarin de laatste berigten uit Bantam voorkwamen, die den Havelaar zoo bondig bevestigden, op den dag der meeting slechts vyf dagen oud.
Vyf dagen voor 't byeenkomen hadden dus die ‘in het lot van den Javaan zoo belangstellende heeren’ gelezen ‘dat de residentie Bantam een Augiasstal was, waar de bevolking van oudsher op verregaande wyze was gekneveld geworden,’ en toch dachten zy niet aan Havelaar die dertien jaar geleden in dien Augiasstal zyn pligt had willen doen en daarvoor aan armoed en schimp werd prysgegeven, - een vonnis dat bekrachtigd is door Kamers, regering, volk - door allen! Is dat voorbyzien van Havelaar eerlyk of niet? En: mag zulk volk spreken van zedelykheid &c -
En zoo'n fr. v.d. Putte is millionair! En hy is minister geweest! En hy is lid van de Kamer! Zou men zulke êtres niet trappen?
En wat moet men denken van de natie die dat alles zoetsappig slikt? 't Is een slecht Volk.-
En geloof me, ik zou raad weten tegen hun taktiek als ik me maar roeren kon in 't dagelyksche. Maar dat is't geval niet. De gansche dag is me een voortdurende marteling, want ik weet waarachtig niet hoe ik 't moet gaande houden. (Spreek daarover maar niet in Uwe brochure. Ze zouden zeggen dat ik geld vroeg, en deze of gene was in staat me f10. te zenden. (Zeg hoogstens dat ik moeite heb 't papier te betalen waarop ik schryf en dat is de waarheid.) Neen. ook dat niet, behandel alleen het regtsgevoel van de Ned. natie.-
Waarom doe je 't zelf niet? vraagt ge? Ik ben misselyk van schryven voor zoo'n publiek, en heb slechts één woord in m'n pen: smeerlappen. Nu, met dàt woord is geen brochure te vullen. Ik ben onmagtig van bitterheid.-
Ik kan op m'n vingers narekenen dat je 't moeilyk hebt en ik kan niet helpen. Ook dat maakt me bitter.
hartelyk gegroet DD
Als je reisgeld hebt om hier te komen, ben je natuurlyk welkom. De Locomotief heb ik niet noodig. Over Djocja later.