Multatuli.online

8 november 1869

Brief van J. de Vletter aan Multatuli. Dubbel vel postpapier tot onderaan blz. 3 beschreven en als vouwbrief verzonden; links boven op blz. 1 de stempel: Concierge van het Burg: en Milita: Huis van Verzekering; op blz. 4 het adres: Weledelen Heere Den Heere D. Dekker Zuidwest Binnensingel no 109 te 's Gravenhage. (M.M.)

zi. - ha-: ziel, hart.

mijn boekske: stellig De Vletters brochure ‘Openbare executie of een koud bad voor Politie en Justitie.’

Hooggeachte Vriend!

Met groote belangstelling heb ik heden de overige van U tot nog toe geopenbaarde pennen- neen, genievruchten ontvangen. Met op één na allen, had ik reeds vroeger kennis gemaakt. Voor jaren vond Uw taal reeds weerklank in mijn zi. - ha- of gemoed.

Van hier dat ik eens reeds te Amsterdam naar U gezocht heb om u van aangezigt tot aangezigt te zien, en ik verleden, - abuis, - ja toch verleden jaar mijn boekske te Amst: heb gedeponeerd bij iemand, die mij beloofde het U te zullen overhandigen. O, hoe verdroot 't mij toen mijn Zacheus wens niet te kunnen voldoen om den grooten meester mijn hulde te betoonen, en hoe bejammerde ik 't niet méér te kunnen doen.

Ik moet 't u bekennen, ook mij heeft men wars van u trachten te maken, maar ik hield telkens vol, dat iemand die zóó schr.... denkt en handelt als mens wel valsche? passen kan maken, maar dat hij, in den gewonen zin des woords, niet slecht kan zijn.

Nu heb ik de onwedersprekelijkste bewijzen van uw geest. Dank, innigen dank voor uw simpatie!! Zij bevredigt mij werkelijk meer met 't mensdom, en zij strekt mij om 't onverdiende leed meer geduldig te dragen, ziende op de veel feller slagen, waaronder Gij reeds veel langer gebukt gaat. Gebukt gaat?! Ja, dit zou uit uwen hartelijken brief van 6-11-69 op te maken zijn; maar er is immers nog geen mensenkind geboren, die zulk een geest kan onderwerpen! Want zelfs ik, hoe gekromd onder zooveel miskenning en misvatting blijf mij nog vrij en gelukkig gevoelen. Ja, menigmaal herhaal ik een lied voor jaren door mij helpen uitvoeren: ‘Wij vrezen niet, al stortte de aard te zaam’ - De almagt van het goede moet zegevieren al verrijzen in de diepste dalen nog méér Golgotha's! Ja, al zeggen wij niet: ‘ze weten niet wat ze doen’ wij - willen 't toch zeker eveneens graag vergeven, en dit, ja, dit is het zekerste bewijs m. i van welken geest wij zijn.

Ik meen u genoeg te kennen, dat ge 't mij niet euvel zult duiden, als ik U durf toeroepen: ‘die zich zelven beheerst is grooter dan wie koningrijken verovert’

Eén gebrek dat ons m.i. teveel aankleeft, is, dat we ons te mismoedig maken als we geen vrucht genoeg zien van ons pogen; maar wie der edelen - heeft zich hierover mogen verheugen? immers niet een! Maar dat goede zaad, goede vruchten moet opleveren, is een eeuwige waarheid: doch te zijner tijd. - Dat Ge toornt over 't kwaad, begrijp ik, maar dat mislukking u wrevelig kan maken, neen, dat acht ik te moeten bestrijden.

Ik twijfel ook niet of mijn predikacie is reeds lang genoeg, dus basta hierover, daar gij nu ook al wel tot uw ‘aanvechting en wrevel’ het basta zult toegeroepen en gekommandeerd hebben.-

Ik twijfel niet of de Koning zal van zijn prerogatief gebruik maken om een eind aan deze netelige sène te maken. Doet hij 't niet Welnu, als het dan voorbij is, zeg ik, het heeft nog zeker niet zóó moeten wezen en is het voor mij niet goed, niet aangenaam, dan zal 't op een andere wijze wel nut doen.-

Daar mijn vrouw en kinderen reeds veel van deze geest hebben, vrees ik niet dat zij onder 't leed bezwijken zullen, te minder daar zij van verschillende zijden ook door U, zoo hartelijk gesoeteneerd worden. Mijn dank zij hiervoor ook door U s v.p. voorshands aan allen gebragt!

Nog eens, geachte vriend! uw werken zullen mij een aangename en voorzeker nutte verpoozing zijn. - Mijn vrouw zei mij gister onder andere dat de inteekening veel talrijker zou geweest zijn, zoo men een rekest voor mij alléén had gedeponeerd. Nu, ik heb nu ruim een jaar geleden, ik zal den nog te verloopen tijd, hoop ik, even geduldig doorbrengen. - Naar ik verneem, zijn de Rotterd: Weekbladen reeds ten Uwen behoeve afgegeven.

Na mijn hartelijke groete ook aan uw vrouw en kinderen

ben ik

tt

Jb de Vletter

's Hage 8 Nov 1869