Lijst van brieven op datum
16 januari 1868
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)
16 en 17 januari 1868
Brief van Multatuli aan Tine. Drie dubbele en twee enkele velletjes postpapier, waarvan vijftien bladzijden beschreven. (M.M.)
Op de eerste vijfbladzijden een brief d.d. 31 december 1867; zie aldaar. Boven aan blz. 6 staat doorgehaald: 13 January. Eerst wou ik je bygaand kleine briefje alleen van kwaad
na het*: dit teken staat geheel onderaan op blz. 5; dus: na de brief van 31 december. Het briefje van 13 januari is niet teruggevonden, het door Multatuli ontvangen gratiebesluit evenmin.
16 January.
Let goed op de datums lieve beste tine -
Ik schreef je voorloopig den 13 savonds over Oostenrijk, en zeide daarin je den volgenden dag weer te zullen schryven gerecommandeerd (al was er geen geld in) Nu dat heb ik niet kunnen doen, en doe 't eerst nu.-
Wat ik na het * op de vorige bladzy heb uitgestaan is niet te beschryven. Het is nu goddank voorby, maar die halve maand weegt zwaar. Den 31 Decr zat ik zoo als je gezien hebt op geld te wachten. Het kwam niet. Laat ontving ik een berigt van R (vrij onaangenaam gesteld) dat hy den 27n smiddags ½ 4, f200 had op de post gedaan en het ‘verwonderde’ hem dat die niet waren aangekomen. Hij schreef: informeer en doe my berigt.’ S nachts nog ging ik naar de policie om te verzoeken smorgens vroeg by alle wisselaars te inf. of iemand holl. bankjes had gewisseld? Ze hadden geen volmagt. Den volgenden morgen weêr. trof een beroerden kommissaris die zeide dat het de policie niet aanging dat het postzaak was. Nu, wat de post aanging ik wist by ondervinding wat daarvan te wachten is! Maar om my voor R te verantwoorden moest ik wel. Ik had daar allerlei onaangenaamheden, en kwam geen haar verder.
Ik had geen penning, niets! Het wyf waar ik woon is 't ellendigste dier dat je bedenken kan. Reeds den 31 had ze my gesard dat ik den 1n nog verhuizen moest, dat de kamer verhuurd was, dat ze myn goed zou aanhouden. Dus zou ik, zonder bagage ook niet in een Logement kunnen gaan. Den 1n January hebben wy letterlyk van smorgens tot savonds niet geweten waar wy belanden zouden. En 't was koud! En dan die toon van R.! Eigenlyk niet veel beter dan of ik dat geld wel ontv. had! Je begrypt hoe ik gestemd was.
Den 31n schreef ik aan Chateleux, snachts nog, om my in Godsnaam f50 te zenden om tenminste myn kamer te kunnen betalen en myn goed te kunnen krygen en naar een Logement te kunnen gaan. Ik zeide hem dat zeker hooggepl. persoon (ik wou R niet noemen) my geld had gezonden dat gestolen was en dat ik dus de f50 zeker binnen een paar dagen zou kunnen teruggeven, want ik kon niet denken dat R. my in den steek zou laten, Ik schreef den toon van z'n eerste briefje aan humeur toe (Zoo iets is dan ook verdrietig.) Ook schreef ik dien nacht aan Huët om de f 25 van den Haarlemmer die anders eerst na 15 komen zouden voorteschieten.
Niet wetende waar ik belanden zou op 1o January gaf ik een Hotel op, dat tevens koffihuis is. Ik berekende al kon ik er niet logeren, dan zou ik toch in dat koffihuis kunnen binnenloopen om naar br. te vragen.
'Savends stond de hospita genadig toe (de kamer was namelyk niet verhuurd) nog één nacht tegen dubbel geld te mogen blyven (Ik zal je nu maar terstond zeggen dat dit geprolongeerd is - altyd by den dag.) Maestricht is digt by. Reeds 2 January vond ik in dat hotel een brief van Chateleux met fr. 100. Dit was nu zeer mooi om kamer te betalen, maar:
En dan die toon van R. (ofschoon ik nu, 16 January opgeruimd ben, blyft het een noodlottig incident. Om één ding te noemen, in plaats van arbeiden heb ik sedert 1o January letterlyk niets gedaan dan lyden, en ik was zoo bedroefd over jou. Myn brief, van 31 Dec, die je nu krygt, durfde ik niet te verzenden.
Enfin, de briefjes die ik daarna van R kreeg waren, en zyn nog, beroerd. Toch excuseer ik hem gedeeltelyk:
om z'n jaren. bovendien hij is ziek. Dan is hy knorrig ‘omdat ze (de min.) hem niet consulteren’. Alles komt by elkaêr. Toch heeft hy dezer dagen lief over my gesproken, dit weet ik van Huet. Deze (Huet) is zeer solide, een trouwe steun. Heb je z'n brochuretje gekregen? Nam. t voorberigtje, het andere had je al.)
Nu ik me alzoo tot schryven zet om je de geschiedenis der laatste 16 dagen te vertellen, moet ik je zeggen dat myn hoofd omloopt. Het is niet te beschryven en ook ben ik af. Nu is alles goed. houd je voorloopig maar daaran. Dit schreef ik je ook den 13n, ofschoon ik na dien dag weêr een slag kreeg.-
Alzoo de 100 fr. van Ch. had ik, en moest die uitgeven. Ik wachtte op Huet's f25, en dat R de f200 weêr zou zenden. Noch 't een noch t ander arriveerde! De f25 van Huët zijn ook gestolen! òf door den dief op de post, die myn brieven interessant vond, òf: door den kellner in dat hotel die 't gezien had dat ik 100 fr. ontving. Het geschryf hierover met Huet - ik had niet altyd zegeltjes, en Bloemendaal is trage post (eerst Amsterd, dan Haarlem blyven de brieven liggen). Dàt die f 25 weg waren wist ik eerst zeer laat.
Maar R. - (kwaad naar 't scheen) zei: die f 200.- zend ik niet weer! Ik kan je nu niet alles uitleggen hoe ik alles daarop had ingerigt en hoe dit fataal werkte. Ook tegenover Chateleux stond ik als een leugenaar. Want ieder zou zeggen, en dat zegt men dan ook: ‘Uw correspondent die voorgeeft f200. verzonden te hebben, ongerecommand. moet dat verlies vergoeden’. Enfin, de ellende was groot! En ook de gratie kwam niet! Ik begon aan alles te twyfelen, en was woedend dat ik jou zooveel hoop had gegeven, en dat nu alles op niets uitliep. En de ellendige toon van R.'s brieven noodzaakte my al dien tyd te onderzoeken naar die f200. Voor my zelf had ik 't lang opgegeven daar ik myn tyd beter besteden kan (dit schreef ik hem ook) maar na zyn toon en niet weer zenden, moest ik het op haren en snaren zetten. Onder andere maatregelen bedacht ik 't volgende. Nahuys, de vertaler van M.H. (een geheel gedévoueerd jongmensch) moest my helpen. Ik droeg hem op my elken dag een brief te zenden met een ingesloten briefje erin dat als een bankje voelde -
Lieve tine, ik kan je niet alles vertellen, t wordt te lang. By dit alles had ik 't bezwaar dat ik zelden geld had voor briefport en telegrammen. Je begrypt hoe by zoo'n onderzoek spoed noodig kan zyn. Nahuys, ofschoon baron, is buiten betrekking (vroeger by de telegrafie) ten huize van zyn ouders in den Haag, en arm. Hy heeft om 't opgedragen onderzoek te kunnen doorzetten, zyn kleeren verpand! Soms moest hy rondloopen om 10 centen tot het fr. van een brief! Die brave jongen heeft wat aan my verdiend.
Enfin, 't gelukte my, en hem, iets te vinden wat naar een spoor leek. Ik zond de bewyzen aan R. maar deze...-
Neen, eerst iets anders nog. In al de schryvery die uit deze zaak voortvloeide, maakte ik natuurlyk R. opmerkzaam op de teleurstelling, en ik vraagde hem uitdrukkelyk: ‘of ik 't helpen kon dat de posten zoo slecht waren. Als ik minister was, zou 't niet gebeuren’ zei ik, en dat is zoo. Nu niet, ik ben moe, maar op z'n tyd zal ik er een stuk over schryven aan den minister van fin, en hem leeren hoe hy doen moet in zulke zaken. Ook dat heb ik aan R. geschreven. Eindelyk - en als 't ware om terugtekomen op z'n weigering om die f 200 weer te zenden zei hy flauwtjes: ‘ik begryp niet dat ge zoo verlegen zyt. Ge hadt immers dat geld noodig om Keulen te verlaten, en dat kan toch nog niet om die gevangenis.’ Dit beduidde ‘Zoodra ge komen kunt, zal ik 't weer zenden’
Toen lag daar myn brief aan jou (31 Decr, al wat rood gestreept is) en ik had myn duim verstuikt, zoodat ik moeielyk schreef, en ik zond hem dat stuk brief aan jou. ‘Ziedaar, zei ik, daaruit kan Uwe Exc. zien hoe ik op dat geld zat te wachten!’ Lees nu eens 't roodgestreepte na, en zie wat ik hem heb te slikken gegeven. Dat wilde ik. Nu hy zond den br. terug en zei: ‘dat hy er geen genoegen van gehad had, en my er over spreken zou’. Precies! (ondertusschen sprak hy daarna lief over my.) Ik schreef hem dat ik dien forschen maatregel had moeten nemen omdat z'n toon na 't verliezen van die f 200 my niet beviel. Ik zeide: 't kan my nu minder schelen of U boos is, als U maar ziet dat ik de waarheid heb gezegd.’ Hij kan nu meteen de ministers prevenieren dat ik my niet laat foppen of op de lange baan schuiven. Het is waar dat ze my noodig hebben. Ook voor de verhouding met Pruissen. Ik schryf aan R. vry forsch.-
Maar al dien tyd zat ik, en op 't oogenblik nog zonder geld. Eindelyk kwam zyn briefje ‘dat de gratie geteekend was, (nu dat is zoo vandaag kreeg ik 't officieel stuk) dat hy de ministers spreken zou, en dan nader berigt doen. Den volgenden dag: dat hy ziek was.
Intusschen geen geld. Hoe ik 't maakte om in leven te blyven is een kunststukje geweest. Mimi heeft veel te tobben gehad, en had ook erg te lyden van myn stemming. Ik was als dol. 't Is dan ook niet te beschryven hoe alles zamenliep. By dat alles had ik hier scènes met post en policie. Myn dagen waren zeer moeielyk.
Verbeelje door hulp van Nahuys heb ik indedaad zeker indice van den diefstal (althans iets dat de moeite waard was om nategaan) ik zend de stukken en opgaven aan R. Daar was iets in als:
‘Je verwonderde je dat ik dien brief niet zou ontv. hebben, ziedaar, onderzoek, en zie hoe ik onderzocht heb!’
Daarover was hy weer kwaad (oud, ziek en gecontrarieerd) en antw. ‘draag dat aan een ander op!’ Ik bragt hem onder 't oog dat hy me dan niet had moeten provoceren door toon en niet weêr zenden. Je schryft in je laatsten van 5.: ‘bederf niets door te veel te eischen.’ Zeer goed. te veel, neen. Maar al te zoetsappig is ook niet goed. Dit is nu juist het fyne van de schaakparty dat ik de juiste maat kies. Tot nog toe heb ik nog geen zet verkeerd gedaan. Na R's toon moest ik hem forsch aanpakken. Ik heb hem geschreven: ‘als ik Uw toon zoetsappig had opgenomen, had Uwe Exc het regt gehad my voor een ellendeling te houden - Ik heb geen genoegen in 't rondloopen om f 200, maar Uwe Exc. vraagde om informatie. Toen moest ik het op haren en snaren zetten. Wat my betreft, ik geloof myn tyd nuttiger te kunnen besteden dan door me te laten brutaliseren door post en policie. Bovendien alle menschen met wien ik over die ongelukkige f 200 in aanraking kom, begrypen niet dat het waar kan zyn, omdat zy geen f 200 ongerecomm. op de post zouden doen - Wie dat dan doet, zegt men, moet het herstellen. Tegenover de Ch. wien ik in den nood 50 fl. vraagde om binnen 2 dagen terug te zenden, sta ik als een leugenaar’ &c.
(De zaak is nu zóó. Hy wil graag dat geld weer zenden, maar moet nu eerst de ministers spreken en hy is ongesteld. Dan heeft hy een motief om op z'n niet weer zenden terug te komen. Ik weet dit.) - Intusschen wist ik den 2, 3, 4 &c niet hoe t loopen zou en moest maatregelen bedenken om my te helpen als R. my opdenduur in den steek liet. Bedenk dat ik uit gebrek stukken uit Edinburg (Engelsche uitgever van M.H. - en aanstaande steun in Engeland) die niet hoog genoeg gefrankeerd schenen moest afwyzen. Mimi's omslagdoek was in de bank v. L. (Haar shawl en horlogie al veel vroeger) - Nu, voor 6 of 8 dagen schreef ik een uitvoerigen brief aan Fop Smit, die groote reeder aan den Kinderdyk by Alblasserdam. Dat is een zeer uitgebreide familie. Voor een jaar te Antwerpen een voordragt hebbende gehouden, was ik van Antw. uit, met hun stoomboot by hen geweest, (een avend en nacht) en had toen by 't oudste lid (Fop Smit zelf is zeer bejaard overleden) tot 4, 5, uur snachts zitten praten. Die menschen bevielen my zoo goed. Ze waren eenvoudig, verstandig en flink. De vrouw van den oudsten zoon scheen myn Ideen van buiten te kennen, en velen daar aan huis. Maar daar de familie zoo groot is, kende ik hen niet uit elkaer. Ik adresseerde Fop Smit, Kinderdyk. en binnen in: ‘aan den hr Smit by wien ik verleden jaar een halven nacht heb zitten praten. Confidentieel.’
Ik vertelde breedvoerig myn historie met R. waar om ik naar den Haag moest? Waarop het wachtte? Hoe 't scheen dat R my fopte? (dit blyft altyd gedeeltelyk waar.) &c. &c, en dat ik geld noodig had, een paarhonderd gulden.
Ik wachtte met smart antwoord. Er kwam niets. Ik schreef weer. Geen antwoord! Ik moest denken dat er weer brieven gestolen waren, want ik kon niet gelooven dat ik my in die menschen zóó zou vergist hebben
Enfin, eindelyk gister avond een hartelyk telegram. Myn brief is te laat aan het adres gekomen (misschien was hy op reis) aan myn verzoek zal voldaan worden.
Dat wacht ik nu heden of morgen. Dan kan ik my bewegen.
En ook ontv. ik vandaag de kwytschelding.
Zoodra dat geld van S, komt, kan ik dus naar den Haag, maar ik ga niet voor R. my roept. In elken brief (ook de kwade) staat: ik zal de ministers spreken en U den uitslag mededeelen. Dat moet hy me eerst leveren, vóór ik kom. Anders heeft hy een pretext om te zeggen: ga nu uw eigen gang. Hy moet me met de ministers in aanraking brengen, dat laat ik niet los. Ook weet ik dat hy reeds met v. Zuylen en Heemskerk (buitenl. en binnenl.) gesproken heeft.
Bovendien vis-a-vis hem zit ik hier te wachten op zyn hulp, en vóór ik daarvan afstand doe zou hy 't uitdrukkelyk moeten verklaren, wat hy niet kan. En al deed hy 't, de aanraking met de Regering bestaat, en in den Haag zal ik er gebruik van maken. Indien hy, R, zich zoo mal gedraagt (kinds?) als omtrent my dan begryp ik dat ze hem niet consulteren. Daarover klaagt hy gedurig, net als een boos kind, en dat laat hy my ontgelden.-
Een mooie zaak is dat hy, na 't lezen van den br. aan jou, met Huet dien ik met hem in aanraking bragt, goed over my sprak. (En z'n brieven waren stuurs. Maar ik moet ook zeggen dat hy misschien zoo mal schryft om de post. Onder myn adres durf ik van den Haag geen brieven meer ontvangen. Ik heb (zonder D.D) den naam van myn tabakswinkel moeten opgeven, en moet nu tweemaal daags daarheen om naar br. te vragen
Verbeelje in die dagen werd ik tot overmaat van ramp vervolgd voor stadsbelasting. Men wou myn boeltje(?) verkoopen! t was een bittere tyd. En dan deed elken dag het wyf van de kamer er het hare toe! Ik had geen seconde rust!
Als ik nu vandaag of morgen dat geld ontvang kan ik regeling maken. (Goede kleeren &c) Naar den Haag ga ik, maar liefst op uitnoodiging van R. Daarop zal ik een of twee dagen wachten. En daar zynde, zal ik myn party goed spelen. Ik kan zacht zyn, omdat ze nu weten dat ik naar Engeland gaan zou als ze my plagen. Het lezen van den brief aan jou, is dus goed geweest. Beter zóó dan dat ze my irriteren, en ik 't dàn zeg. Dan kunnen zy niet toegeven. Nu ze 't weten, wel. Ik heb goeden moed.
Aan R. heb ik komieke dingen geschreven. o.a. ‘het is maar beter dat U my voortaan terstond gelooft, dat is eenvoudiger & gemakkelyker.’ -
‘Schaamt de minister van O. zich niet, door te spreken van een “linie” van verdediging? Dat is leêge praat. De linie die verdedigd moet worden is de grens. By oorlog met Pruissen wil ik my verbinden (als men ten minste het hollander-blyven voor dien tyd niet onmogelyk maakt) op die linie te sterven.’ (En dat meen ik. Ik wil die vervloekte Pruissen niet in ons land zien!) -
‘Laat eens een Uwer zoons, even als ik gedaan heb, de krygsgeschiedenis bestuderen, dan zal hy zien dat:
‘Krygskunde is lafhartigheid met rang van wetenschap.’
‘een veldslag is een weddingschap wie t langst zyn lafhartigheid weet te verbergen.’ (bij Lutzen, (Gust adolf) en bij Dresden (Nap) waren beide partyen weggeloopen.-
‘een oud soldaat is een oud wyf.’ (Natuurlyk. Hy leert van z'n jeugd af, te rekenen op z'n neven- achter- of voorman, nooit als persoon op zich zelf.)
enz. enz.-
Ik schreef expres zulke dingen, en zoo forsch. Dan kan hy de ministers waarschuwen my niet te veel uit de hoogte te behandelen, en ik zal juist daarom zacht kunnen zyn -
Ik verlang zoo naar 't afzenden van dezen brief. Ik hoop zoo dat ik er iets in zal kunnen doen.-
Pr zond je fr. 100 zeg je. Dat is een gevolg van myn schryven aan Huet. Hoe kon Lecomte na alles wat je voor hem doet, je dat geld afnemen! Huet is geprevenieerd dat je 't terstond kwyt was. Ik kan hem niet genoeg roemen. Hy is zoo stevig. Zyn woord is stipt. Hy wil nu de schade dragen van die verloren f25. maar dit is onregt. Ik verzocht hem die te zenden, en keurde dus de gewone wys goed. Jammer dat ik niet weet of ze in dat hotel of op de post gestolen zyn. - Als ik heden of morgen geld kryg, zal ik je telegraferen, dat ik naar den Haag kan gaan, maar nog een of twee dagen wacht, of zoo iets. Ik weet nog niet of ik je nu al durf opgeven aan t hotel Toelast te schryven. Ik denk ja, want ik moet nu denken dat ik daar over 8 dagen wel wezen zal. Maar 't is beter dat ik dat bepaald telegrafeer, als ik zeker ben. Ik ben misselyk van postzaken. Dit schreef ik ook aan R. ‘Ik heb een cauchemar van post, brieven, adressen, bestellers, wegraken, onderzoeken &c.’
En 't is een waarheid dat ik bang ben myn naam in Holland op de post te laten zien. En uit nieuwsgierigheid, èn om geld te stelen zal men myn br. openmaken en stelen. Eén brief van Nahuijs was door drie lagen heen met een winkelhaak, opengescheurd, en daaronder was met een puntig, vuil, (roestig?) ding gekrabt! -
Om daaraan een eind te maken adresseer je brieven een of hoogstens tweemaal.
Madame M. Deiss
hamerslop 39
la Haye. Pays-bas.
Zonder D.D., en niet met apart couvert. Ze zal ze niet openen. Ik kan Nahuijs niet opgeven omdat hy misschien eerstdaags naar Engeland moet. Nu, dat is afgesproken: geen toelast. Ik zal by Mina vragen. Zy is vertrouwd. Maar meer dan tweemaal kan niet, omdat het dan weer in 't oog loopen zou by den haagschen postambtenaar. (ik beweer namelyk dat de dief in den Haag zit.) Ook blyf ik misschien niet lang in den Haag, want als in inzie dat de zaken beter schriftelyk behandeld worden, ga ik naar Huet, die my te logeren gevraagd heeft. Voor je dus driemaal aan Mina hebt kunnen schryven, zal je een ander adres hebben.-
Mogt je nu na den telegram dien ik je vandaag hoop te zenden, toch al volgens vorige opgave naar Toelast geadresseerd hebben, wees dan niet ongerust. Ik ga toch daar logeren, en zal er naar vragen. 't Is mogelyk dat ik, om je eindelyk iets te doen weten, dezen nog verzend vóór ik 't geld heb. maar ik moet dan een paar th. zien te leenen want ik heb niets voor aanteekenen - Als ik je dan wat zenden kan, volgt het morgen. Maak altyd myn br. alleen open, dan ben je vry om met het beetje geld dat ik je misschien zend, te doen wat je wil. Zeg dat er twee brieven aan jou weg zyn (No 2 & No 4) en dat ik dáárom (en niet om geld) recommandeer.-
17 January
lieve beste, 't geld van de Kinderdyk is nog niet gekomen. Ik heb in myn tabakswinkel geleend om dezen te kunnen aanteekenen.
Dàt het geld komt is echter zeker, want die menschen zyn zeer solide. Maar de post van Holland naar hier is ellendig. En ook de bestellingen hier. Men laat de brieven onnoodig uren liggen.
t Is een geluk dat ik straks geld wacht, want ik heb letterlyk niets meer. Zelfs geen stukje lak om te zegelen. Denk er aan dat er nu in den volgenden waarschynlyk iets geld is, ik meen by 't openen. Maar deze gaat nu helaas, maar zonder. - dag lieve beste tine, houd je goed. Denk dat ik doe wat ik kan. Die eerste 16 dagen van 't jaar wegen weer zwaar. Ik ben letterlyk op. dag beste kind dag Edu en non - Tine houd je goed. Ik heb de beste hoop vooral nu ik me weer zal kunnen roeren.
deze brief heet nu no 7.