Lijst van brieven op datum
23 december 1867
van
Cd. Busken Huet (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)
*23 december 1867
Brief van Cd. Busken Huet aan Multatuli. Afschrift van Mimi. (M.M.) De tekst verschilt in enkele ondergeschikte punten van de publikatie in: Brieven van Cd. Busken Huet I (Haarlem 1890), blz. 184.
Haarlem, 23 Dec. 67.
Waarde heer en Vriend,
Wat de onderhandelingen geven zullen, weet ik natuurlijk niet, en zal ik u eerst later kunnen melden; doch dit moet gij alvast weten, al is het dan maar door een kattebelletje, dat ik heden ochtend van den heer R. een welwillend briefje ontvangen heb, met berigt dat hij mij gaarne ontvangen zou. Aanstaanden donderdag 2den kersdag, steven ik dan ook naar den Haag.
Weet gij wel dat gij een toovenaar zijt, mijnheer, en dat het uwe schuld niet zijn zal, indien door uwe tusschenkomst mijne positie tegenover den uitgever van den Javabode niet aanmerkelijk verbeterd wordt? Van harte wensch ik dat uit den invloed, dien gij thans uitoefent, iets goeds voor u moge voortspruiten en ook ik eenige droppelen zal mogen opvangen van het stortbad van zegeningen hetwelk over u staat uitgegoten te worden.
De persoon van Mr. Delbaere, over wien gij mij schrijft behoort tot de vroegste herinneringen mijner jeugd. Hij plagt als jong mensch somtijds bij mijne ouders aan huis te komen. Aan des Am. van der Hoeven wil ik, wanneer alles besloten zal zijn, meer dan gaarne door u gerecommandeerd worden. Geheel en al zonder vrienden ben ik overigens te Batavia niet; Mr. Godefroy, lid van het Hoog Geregtshof, is een oude bekende van mij, en zelfs is zijn oudste zoontje, dat in den Haag school ligt, sedert een paar jaren half en half mijn pupil. Voorts heb ik kennis aan Mr. T.A. der Kinderen, denzelfden die onlangs raad van Indïe zou geworden zijn, indien Pels Rijcken hem met zijn recommandatiën de loef niet afgestoken had.
Zaturdag-avond is in de Staats-courant (doch dat weet gij misschien al) kennis gegeven van een Kabinet-schrijven, inhoudende dat het ontslag der ministers niet aangenomen was, en daareven ontvang ik (voor de Haarl. C.) een telegram uit den Haag, met berigt dat de zitting der Staten-generaal aanstaanden Vrijdag door den minister van Binnenl. Zaken gesloten zal worden.
Hartelijk dank voor uwe belangstelling in mijn wedervaren. Aan dergelijke bewijzen van sympathie heb ik dezer dagen wel een weinig behoefte, want ik verkeer in de stemming van iemand die dringend verlegen is om een paar nieuwe schoenen, en niet weet of hij het zonder de oude zal kunnen stellen.
De Uwe
Cd. BH.