Lijst van brieven op datum
14 december 1867
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)
*14 december 1867
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven viii, blz. 182-187; Brieven WB VIII, blz. 194-198)
Noch de genoemde brief van Tine, noch die van Rochussen, noch die uit Semarang is teruggevonden.
de eerste vellen: het memorandum dat later is uitgegeven als Nog-eens: Vrye-arbeid in Nederlandsch-Indië.
Samarang: nl. het blad De Locomotief; de medewerking aan dit blad vond echter pas in 1869 plaats. Zie V.W. IV, blz. 725-734.
Keulen, 14 Decr. 1867.
Lieve beste Tine, Ik heb je brief van den 9den. Nu, toen had je myn laatsten van (ik meen) den 6den nog niet. Nu is jou brief wel melancholiek, maar ik troostte my een beetje dat je een of twee dagen daarna wat opgebeurd worden zou. Nu, de zaken staan vry goed. Een ding is lastig. Veel dingen gaan langzamer dan ik graag wou. Dat kan ik niet veranderen. Maar op een goeden weg ben ik. Ik begryp zoo dat je zit uittekyken. Myn vordering is dat ik jou en de kinderen weerkryg, op die conditie zal ik ze helpen.
Helpen zeg je? Ja! Wat ik sedert jaren gepredikt heb, schynt nu te blyken. Je hebt geen begrip van den toestand waarin Holland verkeert. Ze zyn in een Babylonische verwarring. En R. erkent ronduit dat ik een groote steun zou wezen. Hy heeft het my nu al wel driemaal geschreven. Wat zyn wil aangaat was ik al hersteld, en jy met de kinderen in den Haag. Hy is zoo voor my als ik nog nooit iemand gehad heb. Hy is... om hem een zoen te geven. Die oude man schryft my allerliefste brieven, en spreekt met de ministers over myn herstel. Doch... hy zegt dat hy moe en oud is, en niet meer alles kan doordryven. Ook wil hy niet meer te veel op zyn horens nemen. Hy klaagt dat zyn geheugen weggaat, etc.
Ik namelyk heb er op aangedrongen dat hy de teugels der regering zou vatten, en de kamer wegjagen (een beetje zooals Bismarck in Pruissen). Dat wil hy wel zien geschieden - en graag! - maar zelf is hy te oud, zegt hy. 't Heeft dan ook veel in zich. Goed! Wat moet er dus geschieden? De andere ministers moeten het doen, en ik hoop ook dat het er door zal gaan, schoon de zoogenaamde liberalen erg daartegen schreeuwen. Als R. het er door krygt, moet de tegenwoordige minister aanblyven, en (dit is nu de hoop) my herstellen. R. wil het. Ik ben overtuigd van zyn goeden wil. Zyn brieven zyn allerliefst. Doch ook de andere ministers moeten het goedvinden, en hy moet hen daartoe gezind maken. Makkelyk is dit alles niet, want ik ben zeer compromettant. Je begrypt dat het erkennen van my zekere demonstratie in zich sluit, een soort van sprong door de ton. Maar... ze hebben my noodig. En dit is zeker, als ze 't niet doen, moeten ze er later toch toe komen. Ik heb de toestanden goed ingezien. R. moet erkennen dat myn staatkundige blik goed is.
Dat ik eens hersteld word, (en dan klim ik hooger) houd ik voor zeker, de vraag is maar of ik 't nu klaar speel.
Maar alles staat goed. Verbeelje R. wilde absolut dat ik van die gevangenis afkwam. ‘Gy moogt niet één dag voor die malle zaak gevangen zitten’ schryft hy, en zendt me een zegeltje om aan den Koning te vragen van die zaak aftekomen. Hy zegt me: ‘schryf dat rekestje maar heel kort en eenvoudig’ alsof hy zeggen wil ‘ik zal 't noodige er wel by zeggen!’ Ook brengt hy 't in verband met het in den Haag komen. Ik ben zoo goed als zeker dat ik binnen weinig dagen geroepen word. Ik ben intusschen bezig een stuk te schryven dat R. waarschynlyk aan den minister zal geven, of wel zal doen drukken (over Indië.) Van avend schreef hy my (dat is van avend ontvang ik 't) dat hy naar de 2de Kamer gaande my had willen telegraferen: continuez et achevez, geteekend philo-multatuli = vriend van m. Maar de telegraaflyn was in de war. Hoe vind je dat? Is dat niet lief?
Dat ‘continuez’ doelt er op dat ik hem de eerste vellen al zond. Afgescheiden hiervan hoor ik van overal dat men my begint te zoeken. Van Helden kreeg een brief uit Engeland om myn adres. De vertaling in Edinburg gaat voort. Ook verneem ik van Huet dat er in Duitschland iemand met den Havelaar bezig is. Uit Indië (Samarang) kreeg ik gister een brief om medewerking aan een dagblad, in zeer lieve termen. Kortom, alles is in roering, en ik hoop, ik hoop ditmaal goed alles klaar te krygen (d.i. jou en de kinderen by me en hersteld in soliden werkkring.)
Maar lieve, nu moet ik alles met overleg doen, en heb ik aan jou maar één verzoek, dat je wel wordt. Och, dat is me zoo'n bittere gedachte dat je lydt. Al de verdrietige uitdrukkingen in je brief kunnen me minder schelen dan dat je hoest. Al 't andere hoop ik in orde te brengen. Zelfs dat je je moet bekrimpen met geld, drukt me op 't oogenblik niet zoo erg, wyl ik zoo'n hoop heb dat alles zal geredresseerd worden.
Dat R. de zaak nog niet afgedaan heeft wacht op kamer-ontbinding, en dat staat weer in verband met andere dingen. Aardig dat ik van hier uit op die ontbinding aandrong en dat dit nu juist zoo'n twistappel geworden is. De koning weifelt lang. Ik schreef aan R. dat niet alleen dit moest geschieden, maar ook de Grondwet veranderd! Wat vroeger of later moet dat!
Ik heb inderdaad alle hoop op herstel, en dan later zelfs op groote carrière. Nu, dat is nu van myn kamertje in Keulen uit, geen kleinigheid, en ik zou vol moed zyn als jy wel was. Wat R. kan doen doet hy, dat is zeker. 't Is maar jammer dat hy niet te forsch zich op den voorgrond stellen wil. Gister avend zond ik hem 't rekestje voor den koning. Hy had er den minister van justitie al over gesproken. Lief, niet waar, dat hy zelf me een zegeltje zond? Ook zond hy me tweemaal fl. 25. Dat is niet veel zal je zeggen. Ja, maar hy moet me meer geld zenden als ik hier vandaan ga naar den Haag.
Een ding is komiek. Wel driemaal heb ik hem geschreven dat hy ook moet aandringen op m'n herstel als de minister wèl aftreedt, en dan juist om aan Thorbecke, in my, een doorn in 't vleesch natelaten. Daarop antwoordt hy niet. Misschien durft hy niet te schryven. Hy vraagt me zyn brieven te verbranden, schynt dus zeer voorzigtig te zyn, en wacht misschien tot ik in den Haag kom om mondeling alles te regelen.
Verbeelje Huet, die zeer solide vriendschappelyk is, had gehoord ‘dat jou positie zoo verbeterd was.’ Ik heb hem beter ingelicht, en hoop dat het aan Potgieter komt. Ik ben nu erg in de weer met myn stuk voor R. maar denk er aan om zelf aan P... neen, dat niet. Dat zal ik doen als ik wat verder ben, en zekerheid heb. Och, houd je nog een beetje goed!