Multatuli.online

20 september 1867

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Twee dubbele velletjes postpapier, tot bovenaan blz. 7 beschreven. (M.M.)

kritiken: er stond eerst kritieken maar de e is doorgehaald.

dien gouden snuifdoos: toespeling op een novelle van Johan Gram, gepubliceerd in het maandblad Nederland, april 1867.

Uw stuk over Aurora: Huets beoordeling in de Gids, januari 1865, waardoor de z.g. Gidskrisis ontstond welke uitliep op zijn aftreden en dat van Potgieter.

Keulen 20 Septr 1867

Waarde Heer Huet, Zooeven ontving ik de f25, waarvoor ik U dank zeg, maar tot myn verdriet meen ik uit uwen brief te moeten opmaken, dat ge den mynen na myn terugkomst uit Gent niet ontvangen hebt? Is dat zoo? Ik kan uit eenige uwer gezegden niet opmaken, of ze een weerslag zyn op myn schryven vóór of na 't Congres. Hierby komt dat ik, na Gent, een brief aan Dr te Winkel heb geschreven, en ook daarop geen antwoord. Zou ik te W. te Bloemendaal, en Huet te Leiden geadresseerd hebben? Draagt ge kennis van myn briefje aan Profr Vreede en zyn antwoord?

Ik was, moet ge weten, verdrietig, dat ik niets van U hoorde. Myn brief moet gedateerd zyn geweest 26 of 27 Augustus.-

Wat de Vlaamsche beweging aangaat, ik weet nog niet, of ik er volkomen sympathie mee voelen zal. Als dat niet komt, ben ik niets waard. En als 't wel komt, geloof ik hen te kunnen helpen, mits ik my bewegen kan, en een beetje verlost worde van de banden die my knellen. Ik was over de zaak in correspondentie getreden, en wachtte of men 't de moeite waard zou rekenen my een voorslag te doen. Vol spanning (want als altyd stond het slagen in verband met het doen terugkomen myner vrouw) zag ik iets te gemoet. Ik telde de uren. Daar kwam een brief, allervriendelykst en beleefd, maar inhoudende dat myn hoofdpersoon den volgenden dag naar Parys ging, om op z'n gemak de tentoonstelling te zien. Dat werkte als een douche. En veel tyd heb ik niet om te wachten. Ik voel me inwendig op.

Dat is nu een dag of 10 geleden. Daar er haast is om myne vrouw te verlossen, bedacht ik, na allerlei verzinsels, iets anders. (Myn toestand is moeielyker dan iemand weten kan, en als 't niet zoo treurig was, zou 't komiek wezen, maar de uitlegging verveelt me. Op al de ‘ik zou 's’ heb ik helaas een antwoord, waarop de erkenning moet volgen dat men in myn geval ook niet zouwen zou.)

Goed, toen nam ik my voor, als 't mogelyk was, een drama te schryven, en daarmeê naar Holland te gaan. Dan, eerst my 14 d (of 3 weken, ik weet niet regt) laten gevangen zetten, en vervolgens overal rond tereizen met myn drama, tot ik geld genoeg hebben zou voor de overkomst van myn gezin. (Sedert drie weken heb ik geen brief, ik beef van angst.)

Nu, dat drama is - hoe zal ik zeggen? - half af. Neen, want het bevalt me niet, en misschien verscheur ik 't weer, en dan is er niets af. Ik kan waarlyk niets maken. 't Is gedwongen, en ik voel me hansworstig by 't verzinnen. Daar waar ik op een stokpaardje kom, gaat het beter, en ik heb byv. 2, 3, bladzyden, die, ook al komt er van 't heele stuk niets, meer waard zyn dan 't heele stuk zonder die bladz. wezen zou. Maar met 3 bladzyden kan ik geen geld verdienen. Dus moet de rest er by geknoeid worden. 't Is misselyk.-

En gy? Eene novelle? Hoor eens, 't is of ik hoor, dat een anatoom zich bezighoudt met koekbakken. O, als ik (indien ik, zegt ge altyd, moet dat? 't is me zoo breed,) te beschikken had over Uwen geest, zou ik hem ander werk te doen geven. Aan hen die ooit U zouden meenen te treffen met het afgezaagde ‘la critique est aisée, &c zal ik eens voor al een antwoord geven... in m'n drama. Ja, ik zal 't wel in m'n drama kunnen inknoeien. iets als:

De kunst is zwaarder dan kritiek? Eilieve...

Kritiek is kunst, en niet de ligste!

Ik lees op 't Neerlandsch kunstgebied nooit iets kunstiger dan uw kritiken. (Gooit ge die e weg voortaan?) In godsnaam, een novelle! Een novelle met knoop, schildering, spanning, oom uit Amerika en slot. Ha! Ik - nu onder den indruk van m'n dramageknoei, - voel iets als viezigheid van 't maken. En toch is er iets goeds in, dat men van tyd tot tyd een kleine aêr ontdekt, die wat beters levert dan de knollen, waarvoor men uitging. O, o, als ik nu eens wachten kon met dat drama! Zie, ik zou een manier weten om aan Holland een toneel te geven! Dan verzocht ik U om eens, zonder genade, Shakespere, Göthe, en Schiller te behandelen. Dat werk van U zou ik bestuderen, en daarna neem ik aan wat goeds te leveren.

En is 't niet ellendig, dat ik, die nu over die drie heeren niet zoo gunstig denk, om wát te kunnen leveren, me inspireer met hun niet geacht voorbeeld? Ik schryf flauwigheden (om te vullen!) die ik tracht te verschoonen met: “dat deed Sh. en Schiller ook!” Juist iets tegen myn gemoed. Ik zou er niet groots op wezen, als men zei: precies Göthe,’ waarachtig niet. Het spreekt vanzelf, dat ik enkele ‘morceaux’ van die drie schryvers uitzonder. Maar 't geheel? -

Ik heb te Gent veel over U gesproken. Men heeft my beloofd, uw Ondergang van t. Cate's schepping te ontbieden. Myn nummer van de ‘Nederland’ ben ik daar kwyt geraakt.-

Dat de Vlamingers geen hulp van Holland zullen krygen, heb ik hun gezegd. In die heele zaak is ellende te voorzien. Het winnen van hun tegenwoordigen stryd, zou 't sein wezen van een nieuwen. Toch blyven ze er by, dat ze van Belgie af willen, en ik voorspel dat Belgie in tweën (of drieën) zal vallen, al winnen dan ook de Vlamingen niet by 't ruilen van Brussel voor Den Haag. Ze zyn koppig, of standvastig, en meenen de Hollanders te zullen bekeeren tot... ja, tot wat? Naïf zyn ze, die goeie verschoppelingen.-

Wilt ge my eens zeggen, wat de klemtoon is op alibi? Ik meen álibí, of alibí -

Hoe Schiller & Göthe, ja, Shakespere ook - omspringt met de prosodie, mogen zy by onzen lieven heer verantwoorden. Maar men slikt alles van die heeren. ‘'t zal wel goed zyn’, zegt men, ‘Göthe doet het zoo.’

‘Een kind liep te bedélen langs de straat,

En zocht schadúw ondér appélboomén,

Huilénd, kryténd, roepénd: o myn moedér &c

Dat gaat op voor Duitsche en Engelsche ooren!

Nu, de franschen zyn er ook niet fyn in!

Je chante ce héros qui regna sur &c -

Ik kan een verzameling leveren uit Schillers Wallenstein, die curieus is. -

Dat de Gids u teruggeroepen heeft doet my zeer veel genoegen. 't hinderde my U naast dien gouden snuifdoos te zien. Ik heb hem gesproken, dat heet den schryver van dat stuk. 't Schynt een goeie jongen te zyn, maar hy riekt naar de kamer, waar hy stenograaf is. Heel fatsoenlyk, en (als ook byv. de heeren van den Spectator) altyd à la piste van een ‘sujet’. Gut, daar heb ik een sujet! Een zoekende novellenschryver! Verklap me niet, en steel me 't niet voor den neus weg. In dit prachtig drama (hooge politiek, hm hm!) past het niet. maar ik zal 't bewaren voor een volgend.-

Denkt ge, als ik 't ding klaar kryg, dat ik er meê zou kunnen reizen? En geld verdienen? Ik heb wel f1500 noodig. 't Is niet voor de reis alleen, maar ik moet me ook wat kunnen inrigten, na hunne komst. Maar er is een bezwaar. Alles wat ik kan laten drukken zal ik niet kunnen vóórlezen zonder interruptie. Och, 't is zoo moeielyk. Wat moet het heerlyk zyn, niets te schryven dan juist wat men te zeggen heeft! Bellettrie is 't eenig terrein waarop gy en de Gidsmannen elkander zonder botsing ontmoeten kunt? Och, dat geldt niet. Uw stuk over Aurora was ook bellettristisch. Gy zult U niet kunnen effaceren, zoomin in novellen als in kritiek. Al wat van den notenboom komt, riekt naar noten.-

Wat ge my van den heer Potgieter zegt, doet my schrikken, en ik breng het in verband met den langen tyd dien ik zonder tyding ben van Milaan.

Myn drama moet spoedig af - in godsnaam dan maar telle quelle - 't is ligt: ‘mooi’. Wat 'n plaag om aardig te moeten wezen in zoo'n ding. Een koninkryk voor 'n geestigheid - of 'n platitude, die voor repoussoir moet dienen. bah! Ik ga proberen te werken.

Wees met uwe vrouw hartelyk gegroet, en schryf me of ge myn brief na Gent ontvangen hebt? Er komt in voor: ‘dat ik te Winkel zoo'n lief mensch vind.’ Hartelyk gegroet

Uw liefhebbende

Douwes Dekker

toe, antwoord me.

Als ik myn vrouw kon laten komen, en ik was niet terstond ingerigt voor de kinderen, dan durf ik u voor een dag of wat één op uw dak sturen. Het zyn lieve goede kinderen. Maar helaas ik ben zoo ver niet.