Lijst van brieven op datum
3 februari 1867
van
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
aan
E.J. Potgieter (bio)
Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)
3 februari 1867
Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Manzoni: italiaans dichter en prozaist, geb. 1785, auteur van de wereldberoemde historische roman J promessi sposi (1842) en als nationale figuur sinds 1860 senator.
Milaan 3 Februarij 1867
Waarde heer Potgieter,
Vergeef mij dat ik niet eerder uw vriendelijk schrijven beantwoorde, maar waarlijk ik ben geen meester van mijn tijd. Van s'morgens 7 uur tot s'avonds 10 heb ik geen half uur vrij en s'avonds na tien uur ben ik dood moe, ik neem nu een oogenblik waar, dat ik bij toeval voor schrijven kan afzonderen.
Ontvang mijnen hartelijken dank voor de hulp die U mij toezend, U weet niet hoe heerlijk mij dat te pas komt. Alles zou nu zoo goed gaan tot dat onze positie verbeterd werd, want Dekker moet eenmaal réusseren, hij heeft me toegezegd dat hij zal maken we weer zamen kunnen zijn, Dekker lijdt bitter dat hij ons moet missen, ik was nu zoo vol moed en zelfs opgeruimd dat ik licht zag, en nu is mijne gezondheid niet best, ik heb reeds vijf maal bloed opgegeven, toch heb ik nog niets van mijne bezigheden en verpligtingen verzuimd, ik hield me vóór: Men kan wat men ernstig wil en ik houd me dan ook nog staande maar Mevrouw Omboni werd ongerust over mijne gezondheid en zij consulteerde een dokter, gister was het mijn uitgangsdag (eens in de maand) en zie ik moest mij onderwerpen om de dokter te raadplegen hij zei me dat ik groote zorg voor me gezondheid moest dragen en compleete rust, verbeeld u in mijne positie: rust die van uur tot uur les geef en die een geheel ander leven lijdt dan mijn hart noodig heeft, U weet niet welk een geestkracht ik noodig heb om alles te doen wat ik doen moet. Och als men Dekker wilde helpen hoe schoon zou dat zijn, als men hem geld gaf voor zijn werk maar dat hij er op rekenen kon, hij zou werken hij wil zoo vurig ons lot verbeteren en ik zelve heb zulk eene behoefte naar huisselijk geluk. Als ik me voorstel hoe gelukkig ik wezen zou om weer allen zamen te zijn, en ik hoop ik hoop dat Dekker over eenige maanden zoo veel gewerkt heeft dat hij geld heeft om weer bij elkaar te kunnen zijn. De kinderen geven mij veel vreugde, de kleine Non spreekt Italiaansch met groote makkelijkheid zij leert alles zo aardig, en Eduard doet ook zijn best, t' zijn beste kinderen, ik heb zoo veel liefde van hun, zij zijn dan ook mijn vreugde. Ik geef aan één élève engelsche les waarvoor Nonni teekenen leert. Nonni leert nu alles wat ze noodig heeft en nu moet ik angst hebben voor mijne gezondheid, dat is toch hard vindt U niet? Als ik het nu maar tot augustus gaande kan houden, de dokter heeft me uitdrukkelijk bevolen als ik weer bloed opgaf, volstrekt in bed te moeten blijven, en tot nog toe gaf ik één uur daarna weer les. ik wil hopen dat de medecijnen die ik nu gebruik mij goed zullen doen. Nu voel ik me vrij wel alléén eene groote moeheid die veroorzaakt wordt dat het zenuw gestel geheel geschokt is. De brief die ik van Dekker kreeg reeds eenige dagen geleden, deedt mij zoo goed, hij schreef me dat hij en veine was en dat hij werken zou comme un nègre om ons weer bij zich te hebben hij is zoo begaan met mijne gezondheid en ik durf hem bijna niets te zeggen dat eenigsinds verontrustend is, want dat zou hem hinderen in zijn werk. ik schrijf hem zoo gaarne iets goeds, waarom ik veel over de kinderen schrijf. zij geven altijd stof tot vreugde.
Ik zend U hiernevens t' portret van Manzoni.
Ik dank U hartelijk voor uwe deelneming ten onzent, ik schrijf u dan ook geheel zoo als het is. Als U door uwe invloed iets gedaan kon krijgen dat men Dekker hielp, ik meen hem geld toezeggen voor t' geen hij werkt, t' is zoo hard dat een man met zóó veel talent en poësie, door zijne landgenooten miskend wordt.
Ontvang nogmaals mijnen dank en geloof mij met achting en vriendschap
E H Douwes Dekker