Lijst van brieven op datum
5 april 1866
van
Multatuli
aan
R.J.A. Kallenberg van den Bosch (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
5 april 1866
Brief van Multatuli aan R.J.A. Kallenberg van den Bosch. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan zeven bladzijden beschreven. (M.M.)
Frankfort 5 April 1866
Waarde Heer vanden Bosch-'t is me een verdrietig idee dat ge schrikken zult bij 't ontvangen van een brief van my. En er is reden toe. Maar ik herinner my, toen ik U vertelde hoe myn uitgever my myn ideen had afgekocht in een ogenblik dat ik 't geld nodig had om in Brussel wissels te betalen, dat gy toen zeidet: waarom u toen niet tot my gewend. En toch wend ik my nu niet tot u om hulp. Gy hebt waarlyk genoeg gedaan. Ik schryf U hoofdzakelyk om te antwoorden op uwe verwondering dat ik heil had gezocht in zoo'n ellendig middel als 't spel. Toch was uwe verwondering zacht en goedig en ik beken dat ik vroeger hoogstwaarschynlyk scherper zou hebben geoordeeld over zooveel domheid. Maar ik zou ongelyk gehad hebben. Want het gekste is oorbaar, als er geen andere weg is. In kansrekening schynt het onwaarschynlyke waarschynlyk te zyn. Gewoonlyk gaat die man om 4 uur naar z'n koffihuis... dáár gaat hy juist... dus is 't vóór of na vier uur. In 1000 coups van zoo'n bank moet 500 maal rood komen... dus komt rood meer of minder dan 500 keer. Et ainsi de suite.
Ja, ainsi de suite! Want die onwaarschynlykheid van de juistheid der gevolgtrekkingen speelt een groote rol in - och, in alles. Toch zou men krankzinnig moeten zyn daarop z'n berekening te gronden. Ik meende dat het genoeg was z'n pligt te doen, vrouw en kind hartelyk lief te hebben, zich intespannen tot op breken af, om te slagen in 't verkrygen van 't hoognodige en zie ik ben niet geslaagd sedert jaren. Na myn indise carrière (ik stond gunstig genoteerd erkende van Twist, en 't wàs zoo) na mijn stipt pligtmatig gedrag te Lebak (ik deed wat mijn instructie voorschreef) na myn geschryf ('t is zoo mooi zeggen ze. Ikzelf ben misschien de enige dien 't walgt) nu, na dat alles zou de waarschynlykheid meebrengen dat altans myn vrouw en kinderen dak en voedsel hadden. Maar dat scheen te veel gevergd van den loop der dingen. Natuurlyk ligt de fout in myn berekening. De natuur vergist zich nooit. Ik heb factoren overgeslagen, verkeerd gebruikt, my vergist in de teekens - Hoe 't zy de uitkomst is anders dan ik meende te mogen vaststellen. Ik zelf zwerf sedert lang. Maar langen tyd nog wist ik 't wonen, eten en kleeden der mynen gaande te houden, à force d'expédiens. Betalen kon myn vrouw meestal niet, maar velen gaven crediet. Huisheer, slagter en bakker waren de voornaamste posten. De angst tegen vervaldagen is niet te beschryven. Sedert een jaar werd telkens gedreigd met ophouden van levering of opzeggen van de kamers. Wy hadden twee kamers boven een winkeltje in de rue sans souci. (och, de naam van die straat noemden wy nooit zonder bitterheid!) Eindelyk, voor 4 a 5 maanden reeds zou myn Eduardje in Amsterdam komen logeren bij eene familie. Dat was de conditie tot weder uitstel van een vervallen acceptatie. Maar dat verhuizen was niets, 't ergste was dat zy haar jongetje moest afgeven, want zy is zeer gehecht aan de kinderen, ik geloof meer dan gewone moeders, 't Kostte veel haar te doen toestemmen in Eduard's vertrek, maar 't moest. Bovendien wy konden de school niet betalen en hy wordt te groot voor moederlyk onderrigt. (lezen en schryven had zyzelf hem geleerd, zoals nu aan nonni). En in 't huis waar Edu zou logeren was een gouvernante (een zusterskind van my). Toch was 't bezwarend Edu zoo uit handen te geven daar wy 't einde niet voorzagen, en hy kan toch niet op den duur by die familie blyven. 't Is al sterk dat men hem zóó lang houdt. Sedert lang peinsde ik dus op middel om verandering te brengen in dien toestand. Ik wou by elkaêr zyn, kalmte hebben, en arbeiden, te Brussel komen kon ik niet. Daar vielen de mensen als gieren over my heen. Myn vrouw zelf raadde my altyd aan niet te komen. Ook had ik daar geen plaats gehad om alleen te zitten, wat ik noodig heb om iets uittevoeren. Ik ben vrolyk en speels met de kinderen en dat leidt my af. Tegen paas zouden er weer wissels vervallen en 't was nu zóó ver dat er geen genade meer wezen zou. Geld - of op straat! (Ik ben niets boos op die mensen. Zy waren in hun regt en meermalen heb ik hun geduld en vertrouwen bewonderd.)
Geld had ik niet. De sommen waren te hoog geloopen dan dat ik 't u, of wien ook vragen kon. Op gewone wys was er geen hulp. Dus iets ongewoons gezocht. De kans om geld te winnen aan zoo'n bank (juist dan, zooals gy zegt, wanneer men 't nodig heeft) is gering. (Die banken zouden zonder zéro kunnen spelen, ja den spelers een zéro kunnen voorgeven. De nood der arme drommels is de sterkste bondgenoot der aandeelhouders van zoo'n zaak.) Goed, de kans op winnen is gering, maar: dat niet doende, was de kans om myn vrouw te verzorgen na pasen = nul. Ik moest, ongaarne en met walging, aan weinig kans de voorkeur geven boven geen kans.
Daarom ging ik naar Homburg, en zond drie maal 100 franken naar huis. Een drup in de zee. Toch kocht ze daarmee, eenmaal prolongatie van crediet by den bakker. In weerwil van alles zou ik misschien toch geslaagd zyn als ik niet by elk klein voordeel, daarvan naar huis moest zenden en myn vry duur logement betalen. Eindelyk sprong ik en kon niet weg. Dat weet gy. En zelfs na uwe hulp kon ik nog niet weg. Gy ontvingt myn brief laat. Toen ik zeide zóóveel zal ik nodig hebben, zeide ik precies de waarheid, twee dagen langer-en 't was niet voldoende meer. Maar dat is nu de zaak niet. Gy hebt my lief en royaal bygestaan, en later bovendien myne vrouw. Ik dank u daarvoor heel hartelyk, zoo zelfs dat myn tegenwoordig schryven een weerklank is van fideliteit. Ik voel er behoefte aan U een en ander meetedeelen, en wat uitvoeriger dan gewoonlijk. Ja, dat is waar. Zie, toen ik U om hulp vraagde, was myn brief kort. Het walgde my. Ik moest om geld vragen en dat dus zoo kort mogelyk. Zoo'n brief was me als iets vuils dat men opneemt met de uiterste vingerspitsen en zoo snel mogelyk wegwerpt. Nu schryf ik U uitvoerig, zooals ge ziet. 't Is meer een behoefte aan meedeeling. Toen gy my geld zond, las ik in uw brief: ‘dat had ik van uw mathem: kop niet verwacht.’ Nu dat pikeerde my, want het is waar dat ik my toeleg op juist oordeel, en een beschuldiging van schending der exacte juistheid der dingen, is me onprettig. Daarom hecht ik er zoo aan U uitteleggen hoe ik naar Homburg werd gedreven. (En parenthese, ik heb veel opmerkingen gemaakt over spel, spelers, kans, fatsoen, eer,-allerlei 't is een mikrokosmos, zoo'n bank, en ik zou waarlyk te Homburg willen wonen om levende modellen by de hand te hebben,-mits ikzelf maar niet hoefde meêtedoen) -
Nu myne vrouw weer. 't werd 20, 21, 22 maart de tyd naderde. En ik had niets, kon niets zenden, 't was nu niet te doen om de agitatie van 't niet betalen - 't was de zorg voor morgen nà 't niet betalen. Geen dak, geen voedsel meer, niets!
Ik wachtte tot den uitersten dag of er hulp kon bedacht worden. Ik ga voorby welke pogingen ik aanwendde, genoeg dat ik niet slaagde.
Verleden vrydag is myn vrouw en nonni myn lief kind - o god 't is zoo bitter-als gemeene dieven weggevlugt uit Brussel. Ze heeft geschreven aan de mensen wien ze geld schuldig is dat ze later-later - och dat is toch niets waard. Later zullen wy zeker evenmin eerlyk kunnen zyn, als nu. Ik heb al zoo dikwyls niet betaald wat ik betalen moest, en wy zullen wel gedoemd blyven tot altyd durende minderheid tegen over ieder die zoo prettig ‘ieder 't zyne geven kan.’ Wat 'n heerlykheid. En myn illusie was altyd meer te geven dan stipt geeist werd, ja tot in 't overbodige. Ik had waarlyk een passie van helpen, dikwyls tegen 't verstand in en meer malen keurde ik zelf het af. Ook leer ik 't myn kinderen niet, en ik beroep er my op, niet als een deugd of als titel tot reciprociteit godbewaarme-maar om aantetonen hoe 't my zeer doet niet ieder 't zyne te kunnen geven. - Om myn vrouw moed te geven, schreef ik haar: ‘je zult Eduard weerzien!’ Zy erkende dat dit denkbeeld haar bezielde en kracht gaf Want het weglopen op zoo'n wys kostte haar veel. Men was goed en vertrouwend voor haar geweest. Maar-als zy gebleven was, ware voor háár de toestand erger geworden, en voor de crediteuren niet beter.-
Maar waarheen? Na myn vertrek uit Amsterdam had ik nog altyd myn kamertje by myn uitgever aangehouden. Juist had ik een brief van hem waarin hy my vraagde of ik dacht terugtekomen, wyl hy anders ‘in myn belang’ het zou trachten te verhuren, 't Is misschien slordig van my, maar ik dacht eigenlyk nooit aan opzeggen van dat kamertje. Ik vond het zoo natuurlyk dat ik daar - by den uitgever myner Ideen, - altyd een refuge zou vinden. Zonder op zyn vraag te antwoorden schreef ik dat myn vrouw en nonni die woning betrekken zou. En dat is geschied.
Ik schreef een briefje aan een restaurant man en verzocht hem myn vrouw en kind voorlopig eten te geven ‘om later te regelen.’
Voor woning en spys was dus, dacht ik gezorgd want myn vrouw schryft dat de restaurateur haar zeer vriendelyk bejegend heeft. (Ook voor my was die man altyd zeer humaan. Meermalen wachtte hy weken op betaling)
Woning en voedsel dus voorlopig... ja zeer voorlopig! Voor ik aan 't derde punt: kleeding denken kon (want myn vrouw heeft natuurlyk niets meêgenomen dan wat zy en 't kind aan had) kreeg ik een brief van myn uitgever die my verklaart dat hy myn vrouw en kind niet houden kan tenzy ik hem artikels lever in den Omnibus (een voddig krantje waarm eê ik my nooit wilde inlaten, een soort Asmodée, minus de soms piquante geestigheid van Asmodee). Hy zou my daarvoor betalen ‘als de Ideën’ zegt hy, dat is f 40 pr vel. Die omnibus verschynt eenmaal 'sweeks, en zoo'n artikeltje zou denk ik ⅛ of ⅒ vel druks moeten zyn. Dat honorarium zoude hy dan ‘eerstens’ verrekenen met wat ik nog schuldig ben voor:
Ik kan niet berekenen hoe hoog die schuld is. Ik denk alles en alles f 100 of f 150. (ik weet 't waarlyk niet)
De hele zaak is dat myn uitgever nu van den nood gebruik maakt om myn naam in z'n onbekend krantje te krygen. Hy herhaalt uit-drukkelyk dat hy anders myn vrouw en kind niet houden kan! Ik heb hem nog niet geantwoord. Aan myne vrouw schreef ik myn verontwaardiging daarover maar verbood haar vooralsnog hem dat medetedelen, want... dan staat ze op straat.-
Voor weken las ik in een ‘Nederduitsch tydschrift’ van Brussel iets over my. De schryver (J. de Geyter te Antwerpen) schreef my ook een brief-vol sympathie &c. Hy vraagde my uit naam van velen te Antwerpen en in Vlaanderen of ik niet eens daar kwam. Men had my daar zoo lief, zeide hy.
Nu, ik schreef gister aan myn vrouw, dat ze een pakketje van die bedelcirculaires over myn portret aan de Geyter moest zenden. Ziet ge, 't zou kunnen zyn dat die maatregel haar en nonni wat kleeren bezorgde -
En nu ben ik misselyk van myn eigen brief Ook voel ik dat ik bitter word, en bitterheid wou ik in allen gevalle niet geven aan U die zoo hartelyk voor my geweest zyt.
Och, waarom heeft Nederland niet geantwoord op myn verzoek my in staat te stellen een courant optezetten! Ik had goed geregeld en ik denk nuttig kunnen bezig zyn. Nog is dat het geval, maar helaas de behoefte is hoe langer hoe grooter geworden. Voor 't opzetten van een courant heb ik betrekkelyk weinig nodig. Weinig in verband met de vermoedelyke waarde der onderneming daar ik zeker terstond abonnés hebben zou, en dus de kosten terstond met winst zouden gedekt zyn. Anders is 't opzetten van een blad zoo kostbaar, wyl men jaren lang met schade werkt. Het Handels en Effectenblad heeft, hoor ik, drie ton verslonden.
Maar ik zou meer nodig hebben dan vroeger, omdat ik zelf weer zooveel meer achteruit ben en ik hoe langer hoe moeielyker tot de kalmte zou te brengen zyn die ik toch nodig heb om een grote onderneming uittevoeren. Nu ben ik niet zeker, noch van myn stemming, noch van verblyf of loisir. Ik herinner me den dag niet dat ik ongestoord door felle smart, een onderwerp kon dóórdenken. In de vlugt, wild denken, kan ik niet. Eigenlyk geloof ik dat anderen dit ook niet kunnen, maar ze geven er niet om.
Komt ge in Amsterdam, zoek dan myne vrouw op. Ik weet niet waar ze zyn zou, als gy kwaamt, maar Meyer zal U dat in allen geval weten te zeggen. Mogt ge hem spreken, zeg dan SVP. geen woord over myn opinie ten aanzien van dat smousige voorstel. Ik zelf schreef hem niet. Ik zou myn verontwaardiging niet kunnen binnen houden en wil, juist omdat ik 't zoo heel erg vind, die zaak niet aanroeren. De hoofdreden is dat het zou terugwerken op myn stryd met v Lennep. Deze had my bedrogen ('t was zyn opzet nièt, maar de omstandigheden leidden hem er toe) en nu deze knevelt my, en speculeert op den nood myner vrouw. Welnu 't zou neerkomen op myn hoofd, en de vanlennepse knoeiery zamen met de nu ondervondene gemeenheid, zou worden uitgelegd als onhandelbaarheid van myn kant.
Ik kan waarlyk niet schryven in dat blaadje van Meyer. 't beetje populariteit dat ik nog heb, was dan helemaal weg. 't Voorstel is curieus. Hy zelf erkende dat ik dadelyk abonnés hebben zou als ik een blad opzette. Die abonnés zou hy dus nu krygen, en daarvoor wil hy betalen f 4 in de week. Over eenjaar zou 't krantje gevestigd zyn, en waarde hebben, en ik was even ver. Maar dat is 't ergste niet. ik compromitteer me als ik er in schryf. Kent ge het?
Adieu, hartelyk gegroet van
Uw liefhebbende
Douwes Dekker