Lijst van brieven op datum
4 april 1866
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
* Waarschijnlijk 4 april 1866
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven VII, blz. 59-66; Brieven WB VII, blz. 48-53)
Frankfort, Woensdag. (April 1866).
Lieve beste Tine. Je begrypt hoe ik over den toestand tob, en even als jy 't lyden en de angsten zooveel mogelyk voorbygaat, zal ik ook maar niet toegeven in beschryving van al de akeligheid. Van de fataliteiten heb je geen begrip.
Lieve beste Tine, je brief is in weerwil van alles dapper. Maar ik schryf't meer toe aan moedige overspanning dan aan beredeneerden grond. Enfin, waar geen goede grond is, is 't mooi dat je je toch overeind houdt. We moeten wel. Ik begryp niet hoe je 't klaar zou krygen in Holland voor jezelf te zorgen en ik vrees dat je je illusies maakt. Je hebt zeker 't ware begrip niet van de beroerdheid.
Gelyk met jou brief kreeg ik een van d'Ablaing die my woedend maakte. Hy is een canaille. Maar ignoreer dat, en laat niet blyken dat ik je dit meedeel. Hy maant my om de achterstallige huur van dat zolderkamertje en zegt dat hy niet kan voortgaan jou en onze lieve nonni ‘onvoorwaardelyk gastvryheid’ te geven, tenzy ik.... in zyn Omnibus schryf! (een voddig krantje), dan zou hy my dat betalen zooals de Ideen, dat wil zeggen: een paar gulden voor 't artikel. Nu moet je weten dat die Omnibus volstrekt geen waarde heeft, en door myn medewerking waarde krygen zou. Als nu zoo'n krant daardoor een gevestigd blad werd, zou 't een zaak worden van duizenden (dat namelyk had ik zelf willen stichten als 't met de portretten niet zoo ellendig gegaan was.) Zyn voorstel is dus een ware afzettery. Hy weet zeer goed dat juist myn naam z'n onbekend krantje gewild maken zou. Het voorstel om my dus te betalen per vel druks (dat is dus eens of tweemaal in de week ⅛ of ⅒ vel), is infaam speculeren op onzen nood.
Nu moet je nog weten dat de schuld die ik aan hem heb bestaat in drie posten.
Nu, in weerwil van dat alles erken ik myn schuld (die toch après tout zoo hoog niet zyn kan, want herhaaldelyk heb ik afbetaald) maar ik vraag je hoe infaam het is nu daardoor my te willen dwingen in zyn Omnibus te schryven! Begryp dit goed. Behalve de betaling voor myn artikels zou 't hem f 10.000 waard moeten zyn, want het is hier niet te doen om zooveel druks, 't is de vraag of ik al of niet in die krant schryf. Hy zelf erkende dat een krant met myn naam terstond 1000 abonnés hebben zou (ik zeg meer) en 't eigendom van zoo'n krant zou hy willen koopen voor f 8 of f 10 in de week. Als er door myn naam veel abonnés kwamen, zou 't natuurlyk gevolg zyn dat er door de verspreiding ook veel geadverteerd zou worden in zoo'n courant, en juist de advertenties brengen veel op. In één woord een verspreide courant is een kapitaal. Niemand weet dit beter dan juist d'Ablaing zelf. Hy wou altyd zamen met my een courant opzetten. Ik wou 't nooit, omdat ik met hem niet zou kunnen werken. Dan namelyk zou hy er ook in schryven en zyn schryvery is onslikbaar.
Maar by alle voorstellen dienaangaande bleek my dat hy drommels goed wist hoe myn naam abonnés lokken zou. Hy ging zelfs zoover dat hy op myn bezwaar hoe hy 't zou aanleggen om voortdurend druk en papier en zegel te betalen, antwoordde:
Wy krygen zeker terstond abonnés, stel duizend. Als 't abonnement f 30 's jaars is, bedraagt dat over een kwartaal f 7500. Nu, elke bankier zal de helft voorschieten op de kwitanties voor elk kwartaal. Dan hebben wy by 't begin van elke drie maanden f 3600 in handen voor afrekening van 't vorige en f 3600 als nieuw voorschot op 't volgende.
Ik laat nu daar of dit juist was, en of men daarmee een dagelykse krant die veel aan druk, papier en zegel kost, zou kunnen aan den gang houden, maar zeker bleek hieruit dat hy er vast op rekende dat myn naam abonnés geven zou. Nu, nu jy in nood zit, schynt hy dat geheel vergeten te hebben, en stelt voor jou dat kamertje te laten, mits ik artikels geve. Tegelykertyd evenwel, verhaalt hy my, als een echte smous, dat de verkoop myner werken zoo aan 't kwynen is. Dit om myn waar te declineren. Hy erkent echter dat artikels van myn hand de verkoop van z'n Omnibus ‘bevorderen’ zou. Ja, dat geloof ik graag.
Nu, wat te doen! Natuurlyk zou ik alles doen om je in 't bezit van dat verblyfje te laten, maar dat zal niet kunnen helpen, denk ik, als hy myn bydragen berekent naar kopyprys van een boek à tant par feuille! Want een krantartikel beslaat niet veel.
Gister na 't krygen van dien brief ging ik naar Wiesbaden in de hoop je fl. 25 te kunnen zenden. Dan had ik je gevraagd om te verhuizen, maar dat is ook weer mis geloopen. En nu mag ik aan d'Ablaing zelfs niet laten voelen hoe ik zyn voorstel opneem, want dan sta jy op straat. Houd jy je ook goed en laat er niets van merken, althans voor wy raad weten. Ik moest je evenwel dit alles schryven als ik dan weet waar je heen kan en ik schryf 't je dan weet je meteen waarom je van d'Ablaing weg moet.
De wyze van doen van d'Ablaing is infaam! Eerst heeft hy voor half geld my myn werk afgetroggeld (ook in een ogenblik van verlegen-heid) en nu pynigt hy my met de bedreiging, dat hy jou en Nonni niet houden kan. Zyn halve verkoop in de laaste jaren was van en door my, en ook wat hy overigens verkocht was grootendeels door de bekendheid welke hy door my gekregen had. God, àls ik iets schreef, zou waarschynlyk onder dien indruk myn eerste artikel een vloek wezen over zulke handeling.
Ik heb er over gedacht 1o. Je heelemaal naar Weyer te laten gaan want het is een logement ook. Ja, dat weet je. 2o. Dak voor je te vragen by van der Valk (een beste hartelyke kerel) of by van den Bosch.
Maar er zyn altyd bezwaren. Van der Valk heeft zelf veel kinderen en zal 't niet zeer ruim hebben, schoon zyn hart goed is. By Weyer gaan is ook zeer bezwarend. Voor 4,5 dagen zou 't goed wezen, maar voor langer wordt zoo'n rekening drukkend.
Laat Siet dezen brief lezen, zy zal die infernale streek van d'Ablaing zoo goed begrypen. Verbeelje hy zegt in zyn prachtig voorstel dat die betaling voor artikelen in den Omnibus zouden strekken ‘eerstens’ om myn schuld by hem af te doen en ‘vervolgens om te voorzien in de kosten van onderhoud van jou en Nonni.’ Ook schryft hy net of je daar eet ‘onderhoud’ ‘onvoorwaardelyke gastvryheid te blyven verleenen.’
Als iemand dien brief leest is 't net of je heelemaal tot zyn last bent gekomen, terwyl 't dan toch eigenlyk neerkomt op een zolderkamer en een broodje! Enfin, ik wist sedert jaren hoe hy was, maar ik kon niet van hem af. Door armoede hield hy my altyd aan 't lyntje.
In weerwil van alles heb ik toch reden om myn opinie over hem nog voor my te houden. Eerst bedrogen door van Lennep, zou nu een openlyke breuk met d'Ablaing koren op den molen zyn van myn vyanden. Wees dus voorzigtig. Dat ik alles zoo omstandig schryf is dat je begrypt hoe ik in den brand zit, en my niet veroordeelt over myn onmagt. Onder 't schryven van dezen brief ben ik wel twintig maal opgestaan om iets decisiefs te vinden, 't Is zoo moeielyk. Kon ik alles maar teregtbrengen door myn dood, maar ik zie ook daarin geen verbetering. Och onze lieve, lieve kinderen! Enfin, toegeven in verdriet helpt niet. En die beste Edu... o god, 't kind kan toch niet altyd by vreemden blyven! Myn hart breekt. Mimi doet het onmogelyke. Ik zie overal moed en trouw... en voel dat zelf in my ook... maar alles even vruchteloos.
Een idee. Ik kreeg voor een paar dagen een brief van de Geyter te Antwerpen, vol sympathie van hem en z'n vrienden. Ook het boekje dat ik hierby zend, en waarover ik je schreef het by Claassen te vragen, maar ik begryp dat je 't nog niet had.
Nu, ik schryf aan dien de Geyter. Hy kent onze positie. Zend jy hem nu een pakje circulaires van myn portret. Ik denk 50 stuks, onder kruisband p. post of als pakketje p. van Gent en Loos op den Dam. (In beide gevallen heb je 'r geld voor noodig. Hoe je daaraan komt, weet ik niet. Adresseer 't. Mr J. de Geyter, 13 Walburgplein, Antwerpen.
Veel stel ik er my niet van voor, maar toch iets, en dan zullen wy verder zien.
Zeg aan d'Ablaing (zoo onverschillig mogelyk) dat ik hem gauw zal antwoorden, en of hy je voorloopig een opgave wil geven van wat ik hem schuldig ben. En als je dat dan hebt, zend my dan dat lystje. Ik schryf hem expres niet regtstreeks, om hem niet myn opinie te doen weten en 't antwoord aan my te houden. Laat in allen geval niets blyken van myn stemming.